‘Wat na mijn carrière komt, is minstens zo belangrijk als tijdens’, zegt Tom Soetaers.

Hij heeft van relativeren een specialiteit gemaakt. ‘Misschien was dat mijn probleem bij Ajax :

ik vond het niet belangrijk genoeg.’

Hij heeft rust gevonden, zo besluit Tom Soetaers (27) het gesprek bij zijn ouders in het landelijke Wommersom, nabij Tienen. Het is hier dat Tommeke zich op zijn best voelt, hij bouwt momenteel een eigen stek op enkele honderden meters van zijn ouderlijke huis. Ook zijn zus zal in dezelfde straat komen wonen. Ten huize Soetaers hangt een wasem van typisch Belgische warmte. Het leven van Tom, toch een jongen die bij Anderlecht en Ajax voetbalde en nu bij Genk aan de Belgische top speelt, is van een verpletterende alledaagsheid … en zo heeft hij het graag.

Binnen een uurtje spelen de Rode Duivels hun kwalificatie-interland tegen Kazachstan. Tom, zelf dertien maal international, besefte het eerst niet : “Dat is een afgesloten hoofdstuk, ik denk er niet meer aan. Ik zat op mijnen bouw en dan ben je er niet mee bezig. Lange tijd hoopte ik op een selectie, maar die knop heb ik ondertussen omgedraaid. Ik denk dat ik het verdiende om vorig seizoen op een bepaald moment toch eens opgeroepen te worden, zeker gezien mijn goede vorm en de crisis bij de Duivels … Logisch gezien weet ik dat ik nu zeker geen aanspraak maak. Als ik het vorig seizoen niet verdiende, dan nu zeker niet. Ik denk dat ik bij deze bondscoach niet meer moet hopen, al weet ik totaal niet wat er ooit is misgelopen tussen ons. Hij sprak over jongens uit de Belgische competitie die het Europese niveau niet aankunnen, tja, dan voel ik me al snel aangesproken. En met mij de hele selectie van Genk, eigenlijk. Want gezien onze sterke campagne vorig seizoen waren er nog meer gasten uit onze groep die een selectie verdienden.”

René Vandereycken redeneert : het is niet omdat je uitblinkt in de Belgische competitie, dat je internationaal niveau aankunt. In diezelfde optiek oordeelt hij ook dat iemand die bij een buitenlandse topclub traint, dikwijls meer niveau haalt dan iemand die uitblinkt in België. Akkoord ?

Tom Soetaers : “Ik kan hem daar totaal in volgen. Anderzijds heb ik de nationale ploeg altijd gekend als een selectie waar de achttien mannen die in vorm zaten, bijeenkwamen, terwijl René voor bepaalde jongens kiest die er altijd bij zullen zijn. Maar pas op, ik ben daar niet verbitterd over. Integendeel, wanneer Vandereycken morgen beslist dat hij mij nodig heeft, zal ik met plezier gaan. Ik ga niet negatief doen. Ergens vind ik het zelfs chique van hem dat hij vasthoudt aan zijn visie. Als hij ten onder gaat, zal dat tenminste met zijn visie zijn. Ik ken genoeg andere mensen die bij het minste beetje druk van buitenaf hun opinie veranderen of doen wat de pers hen vraagt. Dus, respect voor Vandereycken.”

Toen je in 2005 bij Genk kwam, was Vandereycken er trainer. Toenmalig bondscoach Aimé Anthuenis riep je op voor een oefeninterland tegen Egypte, hoewel je niet helemaal fit was. Vandereycken was daar zeer boos om.

“Ik denk niet dat dat meespeelt. Ik kwam net terug uit blessure en René vond het medisch niet verantwoord dat ik opgeroepen werd. Hij was een beetje ontgoocheld dat de bondscoach vooraf geen contact had opgenomen met hem, maar hij begreep dat ik een selectie niet kon weigeren.”

Heb je de sterke prestatie van België tegen Servië gezien ?

“De tweede helft. Ik ben echt blij dat het weer beter gaat. Ons land heeft zulke sportieve hoogtepunten nodig. Wanneer Justine Henin of Kim Gevaert presteren, zijn dat de weinige momenten waarop we ons één land voelen. Soms zijn we niet chauvinistisch genoeg. Als ik gasten als Moussa Dembele en Kevin Mirallas zie, of ook Thomas Vermaelen, Steven Defour en Tom De Mul : dat is heel veel talent. Alleen komt het er nog niet helemaal uit.”

Dat horen we tegenwoordig net iets te vaak. Ook na jullie dramatische uitschakeling tegen Sarajevo, in de tweede voorronde van de Champions League. Genk dacht even het nietige Sarajevo op te eten. Niet dus.

“Dat was te belachelijk voor woorden. Hoe verklaar je dat ? We hebben het thuis verprutst, bij 1-1 hadden we de boel dicht moeten gooien, maar we gingen voor de zege en kregen uiteindelijk het deksel op de neus. In Servië gingen we dan wel winnen, maar het bleek niet genoeg.”

Offensief was het erg pover. Eigenlijk werd daar veel hoop gesteld op jouw acties van op de flank, maar die kwamen er niet.

“Ik heb in die twee duels veel te weinig laten zien wat ik vorig seizoen de ploeg wél bijbracht : acties maken, gevaarlijk zijn, corners en vrije trappen. Hoe komt dat ? De vorm, denk ik.”

Je werd ook alles behalve goed aangespeeld. Het leek alsof jullie elkaar niet konden vinden, en dat voor een ploeg die nagenoeg ongewijzigd was in vergelijking met vorig jaar.

“Het had niets met slecht aangespeeld worden te maken. Een spits die na een wedstrijd beweert dat hij slecht aangespeeld werd, dat vind ik altijd dikke bullshit. Je kiest zelf welke ballen je krijgt en hoeveel. Wat je er dan mee doet, tja, dat hangt dan af van de vorm. Ik heb er geen moeite mee om toe te geven dat ik Europees mee ten onder gegaan ben met de ploeg.”

Nochtans was de competitieopener tegen Cercle wel een goede wedstrijd van Genk, en van jou. Dachten jullie toen zelf ook niet : we zijn weer vertrokken ?

“De ploeg heeft het iets moeilijker dan vorig jaar om goed te spelen. Dat komt omdat de tegenstander nu ook met een andere instelling tegen ons voetbalt. Ze komen naar Genk om vooral niet te verliezen. Als je ziet hoe Westerlo hier kwam spelen : dat was puur op de counter. En dan winnen ze nog bijna.”

Dat wordt vaak aangehaald als de doodsteek van ons vaderlands voetbal : die egelstelling van de ‘kleinere’ ploegen. Dat is in Nederland wel anders …

“Dat verschil in mentaliteit is enorm. In ons kampioenenjaar bij Ajax waren er ploegen die onderaan stonden die 4-3-3 kwamen spelen in de ArenA. Ze gingen dan met 7-1 naar huis en toch hoorde je : ‘Hallelujah ! We hebben proberen te voetballen !’ In België verliezen de ploegen nog liever met 1-0 dan een afstraffing te krijgen met goed voetbal. Spijtig, want bij elke Belgische ploeg zit kwaliteit. Tegen Cercle liep het wel omdat die ploeg probeerde mee te voetballen. Alle lof voor Glen De Boeck is terecht, maar anderzijds wil ik het nog wel eens zien wanneer hij vijf keer na elkaar verliest. Gaat hij dan nog aan die visie vasthouden ?”

Heeft het ook niet te maken met het niveau van de trainers ? Neem Louis Van Gaal weg bij AZ en dan is het een gewoon clubje.

“Zeker en vast. Ik heb bij Ajax onder Ronald Koeman getraind, die man heeft alles meegemaakt. Met Barcelona de Champions League gewonnen. Zulke mannen voelen perfect aan wat hun spelersgroep nodig heeft. Soms zei hij twee dagen voor de wedstrijd : ‘Jongens, ga lekker naar huis en rust wat.’ Met zulke zaken heeft het inderdaad veel te maken.”

Een seizoen voor niets

Na Sarajevo kregen jullie van Gent een pijnlijke 5-0-pandoering. Het zat diep.

“De uitschakeling door Sarajevo heeft ons een ferme mentale tik gegeven. Dat zat drie dagen later nog te vers in ons hoofd. In Gent kenden we een totale offday. Maar sindsdien gaat het beter, ik ben ervan overtuigd dat we binnenkort weer ons spel van vorig jaar zullen spelen.”

Tegen Cercle maakte je een wereldgoal. Mannetje uitschakelen en dan van op dertig meter in de kruising knallen.

(rustig) “Ja, die ging er mooi in. Maar bij Roda JC heb ik tegen Den Bosch eens bijna identiek dezelfde goal gemaakt, van nog verder en via de onderkant van de lat, eigenlijk nog mooier dan deze.”

Hebben je vrienden dat filmpje nog niet op YouTube gezet ?

“O neen. Gewoon eens een schouderklopje : goed gedaan, Tom. Ik praat met mijn vrienden zelden over voetbal. Ik weet ook hoe snel het kan gaan. De ene week ben je de held, de volgende week ben je vergeten. Mensen onthouden enkel het laatste wat ze zagen. En als je te hoog van de toren blaast, pakken ze jou gewoon terug wanneer het slecht gaat. Daarin heb ik bijgeleerd.”

Zoals : met Genk beleefden jullie een prachtseizoen, maar daar blijft nu bitter weinig van over.

“Als je het cru stelt, kan je zeggen dat het een seizoen voor niets is geweest. Was het niet beter om op de beker te mikken, vraag je jezelf nadien af. Daar mag je niet bij stilstaan. Gewoon opnieuw proberen.”

Er werd tijdens de zomer voor Europa ingekocht, zorgt dat niet voor frustratie binnen de groep nu jullie enkel competitie hebben ?

“Het is normaal dat je in een kern van 26 spelers meer op de toppen van je tenen loopt, maar dat is niet slecht. Ik denk dat Hugo Broos het ook slim aanpakt door iedereen betrokken te houden tijdens de trainingen. Hij waakt erover dat je niet altijd met een vast basiselftal werkt.”

De berichten over wrevel in de groep, die bijvoorbeeld via de uitspraken van Logan Bailly na Gent versterkt werden, klopten niet ?

“Het zou erg zijn mocht je niet geprikkeld worden door een 5-0-nederlaag. Er wordt al eens geroepen op elkaar, maar er is nooit iets gebeurd waarvan ik denk dat het niet hoort. Bailly beseft dat hij zoiets niet in de pers hoefde te zeggen, maar journalisten weten goed genoeg waar er straffe uitspraken vallen te rapen na zo een nederlaag. Caillet en Bailly zijn twee gasten die het hart op de tong hebben.”

Jij niet ?

“Als ik met 5-0 verlies, geef ik geen interviews. Dat ze maar die mannen die gewonnen hebben, interviewen.”

Anderzijds maak je deel uit van de spelersraad bij Genk. Naar verluidt durf je daar wel je mond open te doen. Dat klopt niet echt met het beeld dat vele mensen hebben van ‘brave Tom’.

“Ik heb ondertussen genoeg meegemaakt om mijn mening te mogen geven. Daarvoor dient een spelersraad. Met alleen jaknikkers ben je niets. Naar buiten toe ben ik heel rustig, maar wanneer de emmer overloopt, durf ik uitschieten. Dat is ook zo op een voetbalveld.”

En je laat je zeker niet doen in de kleedkamer. Bij wijze van practical joke hebben enkele ploegmaats eens een briefje op je rug gekleefd, pas ’s avonds heb je naar het schijnt gemerkt dat je de hele dag met een belachelijk opschrift rondliep. Als wraak heb je een kleerkastje ondersteboven geplaatst.

(lacht) “Ja, je mag je niet laten doen, hé. Het bewijst ten andere dat de sfeer binnen de groep altijd goed is gebleven.”

Te veel gepiekerd

Bij Ajax doen de Belgen het goed. Vermaelen werpt zich op als basispion, Vertonghen krijgt veel lof en De Mul versierde een transfer naar Sevilla. Jij behoorde bij de ‘net niet’-generatie met Jelle Van Damme en Wesley Sonck. Allen voetballen opnieuw in België.

“Als ze zo over ons denken, is dat maar zo. Wij zijn wel de laatste generatie die daar kampioen werd. Want wat is doorbreken ? In dat kampioenenjaar ben ik 17 van de 34 wedstrijden gestart, Sonck zelfs 25 wedstrijden. Bij mij is het pas in het tweede jaar fout beginnen lopen, vooral naast het veld dan. Ik kon het niet meer opbrengen en wilde weg. Maar ik ben blij met die ervaring, anders zou ik me heel mijn leven afgevraagd hebben of ik het niveau aankon. Nu wéét ik het : ik ben net niet goed genoeg voor de top.”

Ik heb je één keer live aan het werk gezien bij Ajax, in een thuiswedstrijd tegen NEC. Je werd bij elk balcontact uitgefloten door de eigen supporters. Erg pijnlijk om zien.

“Het beleid van RonaldKoeman werd op de korrel genomen, Victor Sikora en ik waren zijn aankopen, vandaar … Daarom ook, ik wilde niet meer voetballen voor een publiek dat niet achter me stond. Dat was er echt over. Ik voel me pas goed wanneer ik waardering krijg van supporters. Want ik had even goed drie jaar kunnen blijven en poen pakken. Maar al zat ik in Barcelona ; ik wil thuis kunnen komen met een smile. Ik had in die periode bij Amsterdam geen vriendin, dus eens ik thuis kwam, bleef ik te veel piekeren over het voetbal. Mocht ik nu terug naar Ajax kunnen, ik zou het helemaal anders aanpakken. Ik heb nu een vaste relatie en alles is perfect in mijn leven, ik sta veel sterker. Er spelen zoveel factoren mee.”

Je woonde wel net in een tumultueuze periode in Amsterdam. Ten tijde van de moord op filmmaker Theo Van Gogh. Viel er van die multiculturele wrevel in de stad iets te merken ?

“Niet echt. Ik onthoud wel van de Amsterdammers dat ze heel rechtuit zijn, maar daarmee weet je ook meteen waar je aan toe bent. Ik herinner me dat Koeman me eens bij zich riep, net toen ik uit schorsing terugkeerde. Ik verwachtte dat hij me zou meedelen dat ik weer aan voetballen mocht denken, maar hij zei letterlijk : ‘Tom, het is beter dat je een andere club zoekt, want je gaat niet mee op winterstage.’ Hard, maar duidelijk.”

Clubmanager Tom Soetaers

Samen met Christophe Grégoire ben je de enige echte buitenspeler die België rijk is. Een ras apart ?

“Je hebt een linksmidden en een linksbuiten, dat zijn twee totaal verschillende dingen. Een linksbuiten kan net iets minder goed verdedigen dan een linksmidden, bijvoorbeeld. (lacht) Op Championship Manager, een computerspel waarbij je zelf clubmanager bent, zoek ik zelf altijd naar een specifieke linksbuiten.”

Wie haal je dan ?

“Ik speel met de echte topclubs, dus een Soetaers koop ik niet, maak je daarover geen illusies !”

En in welke opstelling laat je je ploeg spelen ?

“Dat hangt van de ploeg af.”

Handig antwoord. Je klinkt al als een echte trainer.

“Ja, ik zeg altijd dat voetbal gewoon een job is, maar ik betrap mezelf erop dat ik voetbalspelletjes speel op de pc en dat ik vaak naar wedstrijden kijk op tv … Eigenlijk staat mijn leven in het teken van voetbal, moet ik toegeven.”

Je gaf in een eerder interview aan dat je voorkeur uitgaat naar een 4-3-3-systeem.

“Klopt, maar onder Sef Vergoossen speelde ik in Kerkrade ook een uitstekend seizoen in een 4-4-2. Als linksbuiten ben je enorm afhankelijk van het werk dat de centrale middenvelders voor jou willen opknappen. En van de linksback.”

In dat opzicht is het dit seizoen wat minder makkelijk voor jou. Geen De Decker meer, die altijd in positie bleef, en geen Pocognoli achter je.

“Dat is waar. Met Pocognoli vormde ik een geoliede machine, maar ik ben ervan overtuigd dat het vroeg of laat met Tiago ook zal werken. Hij bezit dezelfde kwaliteiten als Pocognoli. TomislavMikulic is iemand die zich op het verdedigende concentreert, je zult hem zelden de achterlijn zien halen. Voor de tegenstander valt zoiets makkelijker te verdedigen. Ze moeten enkel op mij focussen.”

Volgend weekend staat Anderlecht op het programma. Blijft dat nog iets speciaals ?

“Ja, omdat het een topclub is. Ik kijk evenzeer uit naar duels tegen Club Brugge of Standard. Ik ken niet veel volk meer bij Anderlecht.”

Vercauteren toch nog ?

“Die wel, ja. Ik heb altijd een goede band met hem gehad.”

Hij vond het destijds spijtig dat je niet meer geduld opbracht bij Anderlecht.

“Ik heb dat ook gelezen. Maar misschien had ik dan nooit de nationale ploeg of Ajax gehaald. Op dat moment had ik niet het gevoel dat ik bij een vertrek van Bart Goor de volgende in de hiërarchie was. Daarom vertrok ik. Maar ik stond met tranen in de ogen de dag dat ik Anderlecht verliet. Ik had nooit iets anders gekend en plots moest ik naar Nederland.”

Van jouw generatie bij Anderlecht is er trouwens niet veel terechtgekomen. Kurt Van de Paar, Daniël Calvo, Chris De Witte, Walter Baseggio …

“Terwijl ik in de jeugd amper de schoenen van Baseggio mocht knopen, bij wijze van spreken. Ik moest me dubbel plooien om in de ploeg te raken, terwijl sommige jongens alles in de schoot kregen geworpen en ze nooit leerden knokken. Baseggio kun je dat niet eens verwijten, eerder Anderlecht, dat het hem te gemakkelijk heeft gemaakt. Ik ben in de jeugd vaak thuisgekomen met het idee dat ik wilde stoppen met voetballen, hoor.”

Huisje, tuintje, boompje

Zou je nogmaals een stap naar het buitenland overwegen ?

“Toen ik pas uit Nederland kwam niet, maar nu ik stabiliteit vond, eigenlijk wel. Ik zie het volledig zitten om drie jaar ergens in het zonneke te voetballen en mijn geld te verdienen. Mijn contract bij Genk loopt tot 2009, daarna zien we wel.”

Binnenkort woon je weer in Wommersom. Dat is niet de star quality die we verwachten van iemand die bij Ajax en Anderlecht speelde.

“In Wommersom ben ik omringd door vrienden en familie. Die star quality is sowieso vergankelijk. Binnen veertig jaar kent niemand Tom Soetaers nog en dan woon ik hier op mijn gemakske in mijn huizeke. In het begin vond ik die bekendheid geweldig. Op tv komen, dat soort dingen … Maar eigenlijk haat ik het om herkend te worden. Ik zal het zeker nooit opzoeken. Ik heb geleerd om het voetbalwereldje te relativeren.”

Hoezo ?

“Toen ik achttien was, hoorde en las ik ook welke ploegen er – zogezegd – achter mij zaten, maar mijn entourage zei ook : blijf lekker jezelf. Ik ben ook altijd met diezelfde mensen blijven omgaan. Misschien was dat wel mijn probleem bij Ajax, dat ik te veel relativeerde en het niet belangrijk genoeg vond. Ik wil nog acht jaar voetballen en me dan terugtrekken. Wat na mijn voetbalcarrière komt, is minstens zo belangrijk als tijdens. Ik ben aan het bouwen en volgend jaar trouw ik.”

Je bent geïnteresseerd in architectuur. Heb je zelf veel ideeën aangebracht voor de bouw van je nieuwe huis ?

“Jazeker. Als jonge gast van dertien of veertien jaar was ik dikwijls bezig met het tekenen van mijn eigen huis. Ik wist perfect hoe het er moest uitzien. Mijn vader zei : dan ga je nog veel moeten werken, hoor. En kijk, nu staat het er !”

Wat moest er echt in je huis ?

“Ik heb een grote tuin, van 108 meter lang. Groter dan een voetbalveld. Da’s om de flank te kunnen doen, als linksbuiten. (lacht) Een mooi huis, een mooie wagen en een gezinnetje, meer heb ik niet nodig om gelukkig te zijn.” S

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content