De voorbije twee seizoenen werd Brad Dean verkozen tot Coach van het Jaar in de Belgische basketbalcompetitie en even zo vaak loodste hij Okapi Aalstar naar een bekerfinale. Als geen ander slaagt de Amerikaan erin telkens vanaf nul opnieuw een competitief team te creëren. Wat is zijn geheim?

Het succesrecept is nochtans simpel, stelt Brad Dean (60): “Doorgedreven screening.” Een verademing in tijden waarin trainers, vooral in de voetbalsport, schreeuwen om geduld omdat ze ‘aan een nieuwe ploeg moeten bouwen’. Dean bewijst dat het anders kan.

Brad Dean: “Ten eerste kijken wij bij onze screening naar de kwaliteit van de mens, eerder dan naar de kwantiteit van zijn mogelijkheden als speler. Nu, veel clubs zullen jou die visie voorspiegelen, maar bij ons ligt de nadruk écht op dat aspect. Als je de juiste karakters bij elkaar zet, zal het talent wel bovendrijven.”

Hoe doorgrond je vooraf iemands karakter?

“Als je enkel met makelaars praat, zijn de spelers zogezegd allemaal engeltjes. Nooit problemen. Het positieve van ouder worden en van in verschillende landen gewerkt te hebben, is dat je netwerk uitbreidt. Ik weet onderhand wel wie ik kan bellen voor bepaalde informatie. Zo contacteer ik meestal trainers die tégen een bepaalde speler gecoacht hebben. Ik bel ook gemakkelijk naar ex-ploegmaats van een speler die we volgen: spelers praten vaak over elkaar, als ze niet graag met iemand samen speelden, zullen ze dat snel zeggen. Dan pas krijg je het hele plaatje te horen.

“Ook als ik video’s bestudeer van een speler kijk ik vooral naar wat er gebeurt als hij bijvoorbeeld de bal niet krijgt van een ploegmaat. Begint die speler dan te klagen en met zijn armen te wapperen: he’s out! Een andere indicatie is hoe ploegmaats reageren wanneer die speler veel scoort: zijn ze blij voor hem of niet? Echt, hij mag rotgetalenteerd zijn, een speler met een te groot ego neem ik niet in mijn team. Op termijn is zo iemand een kanker in je ploeg.”

Mis je dan nooit?

“Ik ben toch wel trots dat sinds ik hier ben, zes jaar nu al, er nog nooit een contract werd ontbonden. Dat vind je maar zelden in de basketbalwereld. Natuurlijk was ik wel eens teleurgesteld in een speler, maar daar vonden we dan altijd een rol voor in de ploeg.”

De speeltuin

Geef je soms speelgaranties aan een Amerikaanse nieuwkomer?

“Nooit. We bespreken vooraf wel goed wat ik van hem verwacht, daar kan je later ook altijd op terugkomen als er toch wrijvingen ontstaan. Het voordeel bij Aalstar is dat de financiële en sportieve cel elkaar hun werk laten doen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet. Bij veel andere clubs moeit het hele bestuur zich met transfers, ze beschouwen het als hun speeltuin.”

Doel je nu op Oostende en Johan Vande Lanotte?

“Daar ga ik me niet over uitlaten. Maar ik werkte in het seizoen 1989/90 een jaar bij Oostende, toen nog met Rudolf Vanmoerkerke als voorzitter, die wilde ook overal zijn zegje in. Dan krijg je toestanden waarbij er zuiver op statistieken en sportieve kwaliteiten wordt getransfereerd. Wanneer je dan zegt: ‘Ja, maar diens karakter deugt niet’, krijg je te horen dat dat jouw probleem is als coach. Zulke situaties heb ik niet bij Aalstar.”

Vaak is het probleem ook dat clubs – of dat nu in het basketbal of voetbal is – nauw samenwerken met enkele huismakelaars.

“Klopt. Dat is ook iets waarin wij het anders doen. Uiteraard krijgen wij van makelaars lijstjes doorgestuurd, maar het is nog niet vaak gebeurd dat wij daaruit rekruteerden. In onze kern zijn er van de zeven Amerikanen slechts twee met dezelfde agent.”

Is het niet lastig om steeds te moeten werken met spelers van wie je weet dat ze toch niet lang zullen blijven?

“Ik zou gemakkelijk een heel pak middelmatige spelers kunnen aantrekken die meerdere jaren bij ons blijven, maar dan zal je geen resultaten boeken. Je kunt geen paardenrace winnen op een ezel… hoe vriendelijk die ook mag zijn. Ik ben ook niet naïef, hé.

“Ik hou ook rekening met het publiek van Aalstar: ze willen attractief basketbal, dus opteer ik doorgaans voor spelers die een dynamische stijl van basketbal aankunnen. Tactisch zal het dan soms wat minder zijn – daar word ik althans toch op bekritiseerd – maar het is wel altijd entertainend.”

Raakt die kritiek jou?

“Ik hoor weleens waaien dat de verdediging van mijn team op weinig trekt, dat ik te veel loopbasketbal speel enzoverder… Sommige beweringen ga ik niet eens ontkennen. Maar dan moet je toch rekening houden met bepaalde zaken. Omdat wij geen brede kern hebben, kan ik het mij bijvoorbeeld niet veroorloven om bijzonder agressieve defense te spelen, want dan komen mijn spelers veel te snel in foutenlast.”

Voor de screening ga je af op je instinct en eigen psychologisch aanvoelen, zeg je. Heb je daar eigenlijk een achtergrond in?

“Een coach is altijd een beetje psycholoog. Je leert gaandeweg ook dat het allemaal om de spelers draait. Wanneer je jong bent, denk je als coach soms nog dat het om jou draait, want jij neemt de beslissingen. Dat is niet zo. Als je echt wilt slagen, moet je ervoor zorgen dat je spelers zelf beslissingen kunnen nemen. Ze moeten een bepaalde vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen.”

Omgaan met vedetten

Hoe komt het dat jij een nieuwe ploeg telkens zo snel op één lijn krijgt? Heb je ondertussen een vast recept?

“Door mensen op hun kwaliteiten uit te spelen, ieder zijn rol. Het ideale recept is: spelers iets laten doen en ze laten geloven dat het hun idee is. Dan zullen ze het met volle overtuiging doen. Het is een spel van geven en nemen.”

Elk seizoen begin je met een teambuildingstage. Daar wordt steevast de basis gelegd voor een goede campagne, vertellen ex-spelers van je.

“Dit jaar gingen we naar Knokke, vorig jaar naar Trier. Ik bedenk dan allerlei opdrachten: liedjes zingen in het openbaar, een toneelstuk opvoeren of ze moeten zich verkleden in een superheld. Ik wil ze dingen laten doen waarvoor ze hun eigen trots opzij moeten schuiven in het belang van de groep. Terwijl… in feite zou ik zelf nooit zulke belachelijke dingen doen. Te verlegen en te trots. (lacht) Tja, ik ben nog van een andere generatie.”

Hoe ga je om met de ‘vedetten’ in het team: krijgen zij privileges? Het is een discussie die bijvoorbeeld bij Anderlecht opflakkerde na mindere prestaties van Biglia, Mbokani en Jovanovic.

“Opnieuw: alles hangt af van je rekrutering. Neem de situatie bij ons vorig jaar: omdat Chris Copeland (nu speler bij de New York Knicks,nvdr) iemand is die veel de bal moet krijgen, omringde ik hem met jongens die daar geen nood aan hebben en toch hun specifieke job blijven doen. Zij accepteerden dat. Bovendien was Copeland zo geliefd bij zijn ploegmaats dat het geen probleem opleverde dat hij privileges kreeg. Het hangt dus ook af van de persoonlijkheid van je ‘vedette’. Maar ik erken dat het soms een lastige evenwichtsoefening is.”

Haal jij inspiratie uit andere sporten, zoals voetbal? In de aanloop naar het EK 2008 liet Duits bondscoach Joachim Löw zich bijvoorbeeld door basketbal beïnvloeden. Hij vond het interessant hoe basketbalspelers zo kort op de man konden verdedigen zonder fouten te maken, en hoe ze hun opponent naar de zijkant konden duwen door positiespel.

“Niet echt. Ik kijk wel naar de persconferentie van trainers, vooral het psychologische aspect erachter. Dan bestudeer ik de houding van een José Mourinho of Alex Ferguson. Hoe reageren ze bij een triomf en hoe bij een nederlaag? Phil Jackson (legendarische coach van de Chicago Bulls en de LA Lakers, nvdr) was daar een meester in: hij stond boven alle kritiek en wist perfect hoe hij zijn spelers moest bespelen. Een voorbeeld.

“Ik ga nooit in de kleedkamer na een wedstrijd, dat zit je nog te veel in de emotie van de match. Sowieso vind ik dat de kleedkamer een ruimte is van de spelers, daar moeten ze negatief kunnen doen over mij of de technische staf… als ze dat willen. (grijnst) Ik hoed mij om te veel te praten. Zo heb ik de gewoonte om tijdens een time-out soms geen woord te zeggen. Dat is dikwijls krachtiger.”

Vind je dat andere coaches te veel praten?

“Absoluut. Ze willen zich nog te veel bewijzen en tonen hoeveel kennis ze hebben. Ik ben nu zestig, ik ben niet meer met mijn carrière of een imago bezig. Dat helpt.”

Je bent ook geen voorstander van collectieve gesprekken. Sharon Drucker, ex-topcoach van Oostende, zei daarover eens: ‘Als je de spelers in groep aanspreekt, luisteren ze enkel naar de toon en niet naar de inhoud.’

“Daar heeft hij zeker een punt. Door één op één je gedacht te zeggen toon je ook meer respect voor je speler. Ik hou nooit lange voorbeschouwingen of nabesprekingen. In het begin van mijn carrière pakte ik nog uit met allerlei tactische schema’s, als die dan lukken, haal je daar voldoening uit. Maar gaandeweg heb ik geleerd, en vooral ondervonden, dat negentig procent van je coaching afhangt van wie je op welk moment inbrengt en hoe gemotiveerd je spelers zijn. That’s the key.

“Daarom vind ik het altijd grappig als ik een jonge coach hoor verkondigen: ‘Ik krijg dat wel uit die speler.’ Fout! Als een speler een bepaalde geschiedenis heeft, is de kans slechts één op honderd dat je hem kan veranderen. Zelfs als je daarin slaagt, zal het wellicht zo veel energie opslorpen dat het de rest van je ploeg benadeelt. Daar begin ik dus niet aan.”

Verstrooide professor

Je staat bekend als iemand die niet zo hard traint. Ook daarom komen spelers graag naar Aalstar, wordt gefluisterd.

“Ergens klopt dat. De reden daarvoor is dat we een druk speelschema hebben en een smalle kern. Ik wil dat mijn spelers nog kunnen pieken in de play-offs, wanneer het echt belangrijk wordt. Ik train liever intens dan lang. Soms heb ik de indruk dat er hier vooral gekeken wordt naar arbeidsduur. Veel coaches pakken uit met hoe zwaar hun trainingen wel zijn, maar dan zeg ik: kijk naar de resultaten op het veld. Staan andere teams fysiek zo veel verder dan wij?

“Er wordt ook te veel gestraft in de Belgische cultuur: ‘Slecht gespeeld? Harder werken.’ Of in het bos gaan lopen. Ik geloof daar niet in. Ik geloof in het geven van verantwoordelijkheid aan spelers. Ik geef ze iets – laat bijvoorbeeld een training wegvallen – maar dan moeten zij iets teruggeven. Zo zorg je voor motivatie die vanuit henzelf komt. Veel waardevoller.”

Voel jij je als coach nu pas helemaal volgroeid?

“Och, dit is een momentopname. Mijn resultaten de voorbije jaren waren goed: coach van het jaar in België, de nationale ploeg van Zweden geplaatst voor het EK (voor het eerst sinds 1992, nvdr), de beker van België met Aalstar. Maar dat alles is zo fragiel en hangt af van je spelers.”

Je bent wel een verstrooide professor, horen we. Zo verscheen je eens met twee verschillende schoenen op een wedstrijd.

(lacht) “Het straffe is dat dat pas op het einde van de wedstrijd opgemerkt werd! De training nadien daagden de spelers op met allemaal twee verschillende schoenen aan. Geen probleem, je moet om jezelf kunnen lachen.

“Ik heb al snel geleerd dat je het beter wat relaxter opneemt, anders hou je deze job niet vol. Dan wordt burn-out een probleem. Weinig coaches worden echt oud, hoor. Daarom stop ik na het EK ook als bondscoach van Zweden, ik wil meer tijd voor mijn kinderen vrijmaken.”

Je tekende onlangs voor twee jaar bij in Aalst. Terwijl je ervan uitging dat het je laatste seizoen zou zijn.

“Ik dacht dat het tijd werd om terug te keren naar Zweden, waar mijn vrouw vandaan komt, of de VS. Maar dan begon ik te denken: waar zou ik terecht moeten als coach? Ik kan bijna niet beter zitten dan bij Aalstar.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Het ideale recept is: spelers iets laten doen en ze laten geloven dat het hun idee is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content