Sinds hij in de gutsende regen in Servië een staalkaart van zijn kunnen toonde, hoort Kevin De Bruyne definitief bij de groten. Bij Werder Bremen wordt dit jaar een motor in dat lijf gestoken, Londen wacht. De Bruyne werkt verder aan de opmars die hij zelf uitgekiend heeft. ‘Wat in zijn hoofd zat, is allemaal uitgekomen.’

Het gezin De Bruyne bewoont een rustige wijk aan de rand van Gent, met veel doodlopende straatjes en een grasperkje voor elk huis. Vader Herwig en moeder Anne Callant ontvangen ons bij valavond in hun gezellige woonst, en ook zus Stephanie schuift aan. Van voetbal was bij de De Bruynes aanvankelijk weinig sprake, vertellen ze. Als de televisie al op groen sprong, kwam het door moeder Anne, die Brits bloed heeft en eerder om sentimentele redenen de wedstrijden van de Engelse nationale ploeg volgde. Daar ergens moet de vonk er bij de kleine Kevin ingevlogen zijn. “Mama,” zei hij, “als ik later bij de Rode Duivels speel, dan ga je toch voor België supporteren, hé?”

Een tuinstoel of twee

Zijn allereerste pasjes richting Duivels heeft De Bruyne in het achtertuintje gezet. Stille getuigen daarvan: “Een gesneuvelde tuinstoel of twee, een bloempot, een vlek op het raam en een enorm gat in de haag…”

Herwig: “Kevin was pas twee toen we in deze pas aangelegde woonwijk in Drongen zijn komen wonen. Samen met ons zijn hier nog veel jonge gezinnen beland. Je kon je kinderen hier zorgeloos laten opgroeien. We moesten ons nooit afvragen waar Kevin uithing: hij was non-stop bezig met voetbalwedstrijdjes in de tuin. Ze begonnen met z’n tweeën en dan kwamen er snel anderen bij. Alsof die kinderen zichzelf vermenigvuldigden. Een halfuur later was onze tuin dan volgelopen.”

Anne: “Speelgoed kopen is nooit een probleem geweest. Als het maar iets ronds was waar hij op kon schoppen, de rest bekeek hij niet eens. Honderden uren heeft hij in onze tuin gesleten. Als hij kwaad was, zag je hem altijd met grote passen naar het tuinhuisje stappen. Dan zette hij zijn terreintje op en ging hij een uurtje uitrazen. Als hij daarna weer binnenkwam, was hij vaak alweer vergeten waarom hij zo boos was geweest. Daarom kwam er bij ons geen PlayStation in. We zagen bij andere jongens in de buurt hoe die spelletjes hun aandacht opzogen. Kevin had die buitenlucht nodig, hij was geen kind om stil te zitten.”

Herwig: “Mensen vragen soms hoe het komt dat Kevin tweevoetig is. Dan zeg ik altijd: ‘Zijn rechter heeft hij bij ons thuis geleerd, zijn linker een paar huizen verder.’ Dat zit zo: bij ons lag er alleen gras, in dat tuintje iets verderop was er ook al wat beplanting en bijgevolg een iets strengere vader. Die verplichtte alle jongens dan ook om met hun zwakke voet te spelen, kwestie van niet alles kapot te schieten. Dat helpt Kevin tot op de dag van vandaag: je ziet andere spelers zoeken naar hun mindere voet, bij hem gaat het vanzelf. Hij is ook ambidexter: hij schrijft links, voetbalt rechts en de meeste sporten beheerst hij even goed met beide handen.”

Anne: “Die partijtjes in onze tuin gingen zo voort tot hij bij AA Gent begon te spelen. Daar kreeg hij plots complexere oefeningen en die begon hij dan allemaal in te studeren in de tuin. De jongens in de buurt ongelukkig natuurlijk: die wilden gewoon wedstrijdjes spelen. Bij Kevin zat er toen al een doel achter: hij wilde bijleren, beter worden op elk vlak. En altijd winnen natuurlijk, zelfs het simpelste spelletje Monopoly was bij hem een strijd op leven en dood.”

Herwig: “Kevin slorpte voetbal op. Verjaardagsfeestje? Uitstapjes? Onmogelijk: er moest getraind worden. Voor zijn plechtige communie werd hij in de catecheselessen verwacht. De juf zei dat hij maar 24 trainingen zou missen. Je had zijn gezicht moeten zien toen hij dat te horen kreeg. Elk toernooi dat hij kon spelen, pikte hij mee, of het veld- of mini- of zaalvoetbal was, hij stond altijd wel ergens te sjotten. Soms speelde hij op hetzelfde toernooi met twee verschillende ploegjes. We konden het zelf niet meer bijhouden. Op den duur waren we gelukkig dat hij bij de nationale jeugdploegen zat, want er was geen plek meer om alle medailles en bekers te stapelen.”

Hamburger met frieten

Echt beginnen doet het voor Kevin op zijn zesde, op de modderveldjes van Drongen. Daarna trekt hij naar AA Gent, waar hij eerst een tijdje wekelijks meegetraind heeft.

Herwig: “Die overstap typeert Kevin. Op een bepaald moment kwamen ze hem bij Drongen vragen of hij niet nog een jaartje wilde blijven. Waarop hij droogweg antwoordde dat hij naar Gent wilde omdat de trainingen daar beter waren. Kwamen ze bij Drongen in paniek naar mij: ‘Heeft de kleine al getekend in Gent? En jullie zeggen daar niets over?’ Wij vielen zelf ook compleet uit de lucht. Kevin heeft altijd zijn eigen keuzes gemaakt. Je kon hem wel sturen, maar beslissen deed hij zelf. Een ander voorbeeld: Gent vroeg hem of hij een vriendje wilde meenemen, zoals ze vaak doen om jonge talenten los te weken. Maar dat heeft hij categoriek geweigerd. Omdat hij al besefte: over een jaar valt die jongen toch uit de boot en dan ben ik een kameraadje kwijt.”

Anne: “We hebben Kevin nooit druk opgelegd, hebben hem ook nooit tests laten ondergaan. Je moet weten: nu is hij 1m80, maar bij de jeugd is hij altijd een van de kleinsten geweest. Veel mensen lieten hun kinderen dan meten, om te voorspellen hoe groot ze zouden worden. We zien wel, dachten wij.”

Herwig: “Hij at ook wat hij wilde, niet alleen maar een strikt dieet van kip en rijst. Wilde hij een hamburger met frieten? Dan kreeg hij dat. Hij zat toch nooit stil, alle calorieën die hij binnenspeelde, waren onmiddellijk weer verbrand. Als je nu ziet dat hij bij Bremen 12 tot 13 kilometer per match afhaspelt, het meeste van zijn ploeg, dan is dat goed uitgedraaid.”

Anne: “Toen hij in de nationale reeksen terechtkwam, zijn we enorm geschrokken van het gedrag van sommige ouders. We gingen vaak apart staan om het niet te moeten horen. Zo hard, zo veel druk leggen op hun kinderen. Ouders die hun kind geld beloofden om te scoren of te tackelen,… Waar ben je dan mee bezig? Veel van die jongens die even getalenteerd waren, zijn hun liefde voor het voetbal al als tiener kwijtgeraakt.”

Herwig: “Het vreemde is: thuis voeden die ouders hun kinderen vaak streng op, maar zodra ze rond een voetbalveld staan, kieperen ze dat allemaal overboord. Dat zie je ook met het toenemende geweld tegen scheidsrechters. Het lijkt me sterk dat een kind van twaalf zoiets uit zichzelf zou doen, tenzij het zulke dingen uit de entourage heeft opgepikt. Van mij mogen ze jeugdwedstrijden gerust zonder publiek laten spelen, tot het er weer normaal aan toegaat.”

Anne: “Soms zijn het ook de kinderen onderling: Kevin heeft het op school een tijdje moeilijk gehad. In het vijfde leerjaar deden sommige jongens lastig tegen hem toen hij al bij Gent speelde en in de kijker begon te lopen… Zelfs sommige van zijn beste vrienden hebben daar toen aan meegedaan. Gelukkig had hij een goede leerkracht die snel ingegrepen heeft. Voor hetzelfde geld was er daar toen iets geknakt. Het heeft ons aangegrepen toen we hoorden van dat spelertje van Club dat weggepest is. Misschien dacht die jongen dat hij er thuis niets over mocht zeggen omdat hij dan niet bij Brugge zou mogen blijven? Kevin is ook niet de grootste prater, maar gelukkig valt het van zijn gezicht af te lezen als er iets scheelt.”

Allergisch aan onrecht

Anne: “Dan naar Genk, op internaat, dat was… een grote stap. Voor hem en voor ons. Toen we hem de eerste keer naar daar brachten, hebben we alle vier staan huilen. Dat was hartverscheurend. Maar klagen deed hij niet. Ook al was hij heel eenzaam in het begin. Nieuwe school, nieuwe mensen en eigenlijk zelfs een nieuwe taal, want in het begin begreep hij niet veel van dat Limburgs. Hij zat als enige topsporter op het internaat en kwam ’s avonds laat terug, als iedereen al gegeten had. Het was: eten, studeren en lichten uit. Hij zat daar ook op zo’n klein kamertje,… ik zou mijn kat er nog niet in zwieren. Ik bewonder hem erom dat hij toen doorgezet heeft.”

Herwig: “Bij Gent wilde hij weg, het ging daar niet meer. Veel mensen dachten dat hij voor Anderlecht zou kiezen, en Anderlecht is het hem ook vaak genoeg komen vragen. Maar hij vond Genk beter: de opleiding, de accommodaties, het voetbal dat ze brachten,…”

Anne: “Hij had een klein hartje, hoor. Bij Anderlecht was hij zeker weggedeemsterd. Daar gelden andere wetten, een hardere mentaliteit, meer elk voor zich. Dat had hij toen niet aangekund. Nochtans zal hij op een voetbalveld wel altijd uitkomen voor zijn mening, ongeacht rang en leeftijd. En een grote diplomaat is aan hem niet verloren gegaan, dus af en toe schoot dat in het verkeerde keelgat.”

Herwig: “Hij kan niet tegen onrecht, zelfs niet in de kleinste vormen. Voor hem is iedereen gelijk voor de wet. Als er na de training gevraagd werd om kegeltjes op te ruimen, moest iedereen dat doen, vond hij. Als hij zag dat Barda niet meehielp, dan sprak hij hem daarop aan. Tien jaar ouder, tien keer meer salaris,… dat telt dan allemaal niet mee. Iemand die er tijdens de training met de pet naar gooit, daar kan hij ook niet tegen. Tijdens de rust van Genk – Lokeren in april van vorig jaar heeft hij voor de camera’s uitgehaald naar zijn ploegmaats. Dan kan je denken: het is niet aan een snotneus van twintig om zoiets te zeggen. Maar dan moet je ook de voorgeschiedenis kennen: na de 7-0 tegen Valencia zaten een paar ploegmaats openlijk te lachen in de kleedkamer. Voor een winnaarstype als Kevin is dat ondraaglijk, dan wordt hij razend. Die uitspraken kwamen dus niet uit het niets. Het bestuur van Genk heeft hem achteraf trouwens gelijk gegeven.”

Anne: “Hij speelt met passie en met liefde en af en toe wordt hij gefrustreerd als het niet loopt. Maar dat ze hem een moeilijke jongen noemen, dat heb ik nooit begrepen. Als hij iemand is met een handleiding, dan is het een heel korte: als hij kwaad wordt, laat je hem het best vijf minuutjes met rust, want op zo’n moment is hij een stoomketel die op ontploffen staat. Geef je hem die tijd, dan is het probleem meestal weer van de baan.”

Herwig:”Dat temperament maakt wel dat hij zich nooit zal wegsteken. Als een andere speler een paar slechte passes geeft, zie je hem vaak niet meer. Geeft Kevin een slechte pass, dan zal hij er daarna nog tien geven.”

Anne: “Soms zien we hem bezig en dan denken we: hebben wij zo’n bom gemaakt? Hij heeft het beste van ons beiden meegekregen: het impulsieve heeft hij van mij, de rust van zijn vader. Alleen mag het niet overslaan in je-m’en-foutisme. Daar proberen we nog steeds over te waken.”

Herwig: “Het goede daaraan is: van plankenkoorts heeft hij nooit last gehad, op welk podium dan ook. De eerste keer op Anderlecht spelen, op Dortmund, of met de Rode Duivels, dat is hem eender. Hij ziet dat volk gewoon niet. Eenmaal op het veld is Kevin onverstoorbaar: een stadion van 80.000 man, dat is voor hem alsof hij nog steeds in zijn achtertuin aan het voetballen is. Tot op vandaag is voetbal een spel voor hem. En dat betekent dat hij af en toe moet kunnen lachen. Nu in Duitsland gaat het er wat strikter aan toe, maar dat haalt hij dan wel weer in bij de nationale ploeg, met Mertens en Lukaku.”

Hakken over de sloot

Stephanie: “Kevin had zijn hele parcours al uitgestippeld op zijn negende: eerst twee jaar Latijn, daarna naar de topsportschool en dan profvoetballer worden. Normaal ga je als puber door een lastige fase, waarin je met veel vragen zit. Daar heeft Kevin allemaal geen last van gehad: hij wist altijd waar hij naartoe wilde. En alles wat in zijn hoofd zat, is ook allemaal uitgekomen.”

Herwig: “Een plan B had hij niet. Daarom dat we als bezorgde ouders zo op zijn studie hamerden. Sport voor school, dat was het motto. Hij was gelukkig slim genoeg en deed er nét voldoende voor. Het was altijd met de hakken over de sloot, maar hij heeft zijn middelbaar diploma wel behaald zonder ooit herexamens te moeten afleggen.”

Anne: “Hij was enorm gedreven, uitgaan was er tot zijn 18e niet bij. Je kan zeggen: hij heeft geen leven gehad, maar het was altijd zijn eigen keuze. Voetbal wás zijn leven. Dat heeft hij daarna gelukkig wel nog wat kunnen inhalen.”

Stephanie: “Nu kan hij niet veel meer doen zonder opgemerkt te worden. Toen we een tijdje geleden gingen bowlen, hebben we met opzet de verste baan gekozen, maar toch duurde het niet lang voor hij herkend werd. Toen we wilden vertrekken, stond er een hele groep kleintjes klaar om handtekeningen te vragen.”

Anne: “Ik ben bang van die telefoons met ingebouwde camera’s. Nu moeten jongens als Kevin de hele tijd opletten wat ze doen en laten, dat lijkt me enorm lastig. Er is trouwens een groot verschil tussen de Kevin op televisie en die in het echte leven. Voor de tv-camera’s komt hij vaak vlot en zelfverzekerd over, alsof het hem allemaal geen moeite kost. Omdat het over voetbal gaat, zijn beroep en iets waar hij een groot deel van zijn leven voor heeft opgeofferd. Maar stel je hem vragen over iets anders, dan heeft hij dat vangnet niet meer. Dan zal hij een stuk stiller zijn, zou hij ook kunnen blokkeren.”

Herwig: “Alles is zo snel gegaan dat zelfs wij als ouders het al heel moeilijk hebben om alles te volgen. Soms zouden we hem, net zoals vroeger, nog eens voor ons alleen willen hebben. Want als we hem zien, zijn er altijd mensen bij. Je kind nog eens ongegeneerd vastpakken, dat is dan moeilijk.”

Anne: “Ouder zijn, dat is je kinderen opvoeden, maar hen op een bepaald moment ook kunnen loslaten. Al is dat laatste bij Kevin misschien wel vroeger gebeurd dan we zelf gewild hadden. Maar we hebben twee prachtkinderen die doen wat ze graag doen. Eentje studeert, de andere is toevallig een topvoetballer. Meer kan je als ouder niet vragen.”

DOOR JENS D’HONDT

“Als Kevin kwaad wordt, laat je hem best vijf minuutjes met rust, want op zo’n moment is hij een stoomketel die op ontploffen staat.” moeder Anne

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content