Via Ivoorkust en de Duitse Regionalliga kwam de Ghanees Salou Ibrahim vijf jaar geleden in België. Nu is de targetman onmisbaar voor SV Zulte Waregem.

Salou Ibrahim : “Ik ben net als Sulley Ali Muntari bij Udinese afkomstig van Kumasi, het centrum van de Ashantiregio. Kumasi is de tweede grootste stad van Ghana, waar zo’n drie miljoen mensen samenleven. Iedereen is daar gek van voetbal. Ik kom uit een grote familie, met zeven zussen en zes broers. Als jongste van de hoop was ik misschien wel de meest verwende (lacht). De leeftijd van mijn oudste broer, die naar Amerika trok om daar economie te studeren, ken ik niet van buiten, zoveel verschil is er. Mijn moeder, een huisvrouw, was al boven de veertig toen ik geboren werd. Ondertussen wonen er vier van mijn broers in de Ver-enigde Staten. Eén van hen, Mohamed, is daar politieagent, de anderen doen daar bureauwerk. De rest van mijn familie woont nog in Ghana, behalve één zus, die uitweek naar Ivoorkust.

Een prestigezaak

“Ik kom uit een welgestelde familie, als je dat zo mag stellen. Armoede kenden we thuis nooit. Dankzij mijn vader, die nu al een tijdje met pensioen is maar de kost verdiende met de aan- en verkoop van elektrische apparaten. Mijn moeder overleed zes jaar geleden. Een natuurlijke dood, door de leeftijd. Ik kwam net terug van een wedstrijd toen een van mijn broers me die trieste boodschap telefonisch overbracht. Haar begrafenis maakte ik niet mee, want ik was toen in Duitsland. Ik was zwaar aangeslagen, maar ik ben en blijf een positivist. Op mijn manier, door te bidden en enkele verzen uit de Koran te lezen, heb ik van haar afscheid genomen.

“Het zag er lange tijd naar uit dat ik boekhouder zou worden. Ik behaalde in de humaniora een diploma economie, maar heb nooit hogere studies aangevat. Want vanaf mijn vijftiende droomde ik alleen maar van een loopbaan als profvoetballer. In Ghana is voetbal sport nummer één. Mijn jeugdidool was Abedi Pele, de beste voetballer die we bij ons ooit hadden. Hij is the King, want hij slaagde in Europa, kende succes bij Marseille, Lyon, Torino en 1860 München. Dat wilde ik ook bereiken : een ster worden, als spits de tegenstander dribbelen, scoren en prijzen winnen. Voor elke Afrikaanse voetballer is slagen in Europa een droom. Niet voor het geld, maar wel voor het prestige en de eer die ermee gepaard gaan. Mislukken wordt niet aanvaard. Je moet kunnen tonen dat je het niveau aankan en waard bent. De hele wereld moet je leren kennen, want in Afrika blijf je een nobody.

“Tot mijn vijftiende was ik nooit aangesloten bij een club. Daarvoor ontbreekt het aan structuur bij de ploegen. We waren aangewezen op de speelplaats van onze school en de straat, met de blote voeten en een plastieken bal of een fles. Een klein veld, waar onze techniek naar boven kwam. Ik speelde toen lang in de verdediging, omdat ik de grootste en de sterkste was. Er werden geregeld wedstrijden georganiseerd tussen de verschillende wijken. Dat was één groot volksfeest. Een echte coach hadden we niet, maar ik kan je verzekeren dat er toen ook al met een bepaalde tactiek werd gespeeld. (Begint spontaan te lachen.) De lossere Afrikaanse aanpak, hé, niet de strakke Europese richtlijnen.

“King Faisal is nu een topclub. Toen ik daar als vijftienjarige mijn eerste aansluitingskaart tekende, was dat nog een tweedeklasser. Maar ook Samuel Kuffour van AS Roma en Mohammed Gargo, een oud-aanvoerder van Udinese, genoten er hun opleiding. Ik raakte er zelf nooit in de eerste ploeg, maar werd bij de jeugd uitgespeeld als offensieve middenvelder. Voor de grote jongens was ik niet stevig genoeg, want ik was toen nog een slanke en tengere voetballer. Niet ideaal om op te boksen tegen de kracht en de duels bij de A-kern.”

De zwarte pijl

“Op mijn zeventiende volgde ik mijn broer Mohamed naar Abidjan, waar ik lid werd van eersteklasser Bouna, een dorpsploegje dat niet kon opboksen tegen Africa Sports en ASEC Mimosas waar Bonaventure Kalou toen voetbalde. Daar speelde ik ook voor het eerst in de spits. De trainer was een blanke, de Fransman Robert Nouzaret. Hij was ook bondscoach van de Ivoriaanse nationale ploeg. Vanaf het begin gaf hij me veel vertrouwen. Alles was nieuw, ik diende mijn manier van voetballen te veranderen. Vooral inzake het afschermen en bijhouden van de bal, het spelen als een echte targetman, leerde Nouzaret me veel bij. Met de rug naar doel toe, in plaats van weg te draaien van de tegenstanders en acties te maken. Ik bleef anderhalf jaar bij Bouna. Na een oefenduel tegen de Ivoriaanse nationale ploeg werd ik op mijn hotelkamer aangesproken door Joël Tiehi, een oud-speler van Toulouse, die me vroeg of ik interesse had in een transfer naar Frankrijk. Ik was zijn kamer nog maar uit of Nouzaret riep me bij zich. Hij had contact met een Duitse ploeg. Twee dagen later was mijn visum in orde en kon ik naar Hamburg. Ik wou gewoon naar Europa. Mijn oudere broer gaf me ook zijn toestemming. Hij verbleef een tijdje in Parijs en ging akkoord met mijn buitenlandse avontuur.

“Ik kwam in de Regionalliga terecht, bij Wandsbek 81 Hamburg, waar ik als bijnaam de zwarte pijl kreeg. De derde club van de stad, na HSV en Sankt-Pauli. Daar heb ik op training leren lopen, vooral in het bos, iets wat ik niet gewoon was. Moeilijk, want in Afrika gebeurt alles met de bal. In het begin had ik daardoor vaak last van verrekkingen, omdat mijn spieren die inspanningen moeilijk verteerden. Bij HSV zou ik sowieso toch bij de amateurs worden ondergebracht. Ik had vanaf het begin wat moeilijkheden met de Duitse mentaliteit. Veel te streng, serieus en te strikt, Pünktlichkeit zoals ze het zelf noemen. Zowel op als naast het voetbal moet alles perfect zijn. Er was weinig tijd voor amusement of ontspanning. Ik ben ook wel eens te laat gekomen op trainingen. Daar gruwelden ze van, hé. (Proest het uit.) Mijn Afrikaanse denken speelde me parten. De eenzaamheid kwam boven, ik had soms moeilijke momenten van heimwee. Telefoneren met mijn broers was de oplossing. Zij wilden dat ik naar New York kwam. Ik weigerde, want anders zou ik weer behandeld worden als de kleinste en de jongste, moest ik hele dagen naar hen luisteren.

“Gelukkig kan ik terugvallen op een sterk karakter, ik wilde tonen dat ik op eigen benen kon staan. Ik moest gewoon slagen, want ik was één van de weinigen die ooit een dergelijke kans kreeg. Opgeven mocht zeker niet, anders ontgoochelde ik mijn familie. Ik leerde er mezelf kennen als mens, werd in Duitsland een volwassen persoon. Thuis moest ik nergens naar kijken. Mijn vader had wat geld, ik werd door mijn moeder constant in de watten gelegd. Ik kwam dus eigenlijk uit een beschermd milieu. Nu moest ik plots financieel mezelf beredderen, zelf met geld leren omgaan. Ook al stelde mijn eerste contract niet veel voor. Dat was een goede maar harde leerschool. Met Europa opende zich een nieuwe wereld, want voor het eerst werd ik geconfronteerd met veel meer luxe dan ik gewoon was.

Geen domme jongen

“Een Ghanees die voor FC Turnhout werkte, tipte Stéphane Demol, die op zoek was naar een trefzekere aanvaller die oorlog kon maken in de zestien meter. Ik diende wel eerst een test af te leggen, met twee oefenduels, tegen Lierse en Charleroi. Direct kreeg ik een contract voorgeschoteld. Demol had meteen gezien dat ik het niveau aankon. Ik was het in Duitsland gewoon om veel stampen te incasseren. De ambitie was groot. Promoveren naar eerste klasse was het doel. Jean-Marie Pfaff, die ik herkende van mijn Panini-prentjes vroeger, en Luc Boermans hadden grootse plannen. Dat bleek al snel een luchtkasteel, een kaartenhuisje dat ineenviel, met een vereffening en een terugzetting naar bevordering als gevolg. Ik had nog een contract voor drie seizoenen. Niemand in België kende mij en was geïnteresseerd. In vierde klasse kreeg ik van Rijsel de kans om een test af te leggen. Claude Puel stelde me op tegen Duisburg, ik scoorde en Puel wilde nog een stageweek inlassen. Alles verliep perfect : ik was één van de beteren op training, maar Turnhout verzette zich. Ze hielden het been stijf, wilden niet afstappen van een veel te hoge transfersom. Ik heb daar weken slecht van gelopen. Want ik was naar Europa gekomen om het te maken als profvoetballer. Een sterk karakter helpt om die klap op te vangen. Samen met Bruno Versavel moest ik dan maar Turnhout naar derde klasse loodsen, wat ook lukte. We vormden een perfect duo, voelden mekaar blindelings aan.

“Na de eindrondewedstrijd van Turnhout tegen KV Kortrijk had ik veel positieve commentaren gekregen. Ik bereikte een mondeling akkoord met R. Antwerp FC. Maar Eddy Wauters probeerde me onder druk te zetten vooraleer ik op vakantie vertrok. Een woord volstond echter voor mij, ik ben geen domme jongen die met mij laat sollen. Bij een volgend gesprek bleken plots mijn financiële eisen te zwaar voor hun budget. Antwerp wilde maar de helft betalen. Toen brak ik zelf de onderhandelingen af en besliste ik terug te keren naar Turnhout, waar ik de hele voorbereiding meemaakte.

“Manu Ferrera wachtte tot de laatste dag van de transferperiode om toe te slaan voor KV Kortrijk. We kwamen snel tot een akkoord voor drie seizoenen. Het was plezant voetballen, want Ferrera gaf me veel vrijheid en speelde me uit op mijn kwaliteiten. Ik moest de lange bal bijhouden of een actie maken, terwijl Aloys Nong met zijn snelheid moest proberen te profiteren van de ruimte. Uiteindelijk maakte ik elf doelpunten. Een mooi aantal. Er wordt vaak beweerd dat ik geen koelbloedige afwerker ben. Bullshit. In verhouding tot de kansen die ik krijg, ben ik vrij efficiënt. Althans, dat vind ik van mezelf. Toen het Turkse Ankaraspor tijdens de winterstop op de proppen kwam met een mooi voorstel, mocht ik niet weg. Ik moest de degradatie helpen vermijden en kreeg als dank een contractaanpassing. Een mooi gebaar.

Grenzen verleggen

“Afgelopen zomer was ik erg gegeerd. Eerst kwam er een voorstel van Sint-Truiden. Financieel totaal niet interessant, want lager dan wat ik verdiende bij Kortrijk. Ik wilde echter niet ten koste van alles in eerste spelen, ik moest er ook een goed gevoel aan overhouden. Daarna volgde een telefoontje van Luc Dhaenens, de sportief manager van SV Zulte Waregem. Twee dagen later waren we rond.

“Ik ben gelukkig, maar heb het gevoel dat ik nog beter kan. Bijna elke week speel ik slimmer, beheers ik meer de trucjes. Dat komt omdat ik nooit eerder in eerste klasse speelde. Vergelijk het maar met een humanoriastudent die op de universiteit en de eerste maanden wijd zijn ogen opentrekt om te zien wat er van hem wordt verlangd. Mijn grootste manco op dit moment is mijn traptechniek met de linker- voet. Ook de timing bij mijn kopspel kan nog beter. Ik zie Zulte Waregem op het einde van het seizoen bij de eerste zes eindigen. Het lijkt, net als voor mij, alsmaar meer op een sprookje. Als complete nieuwkomer iedereen verbazen geeft een bijzonder leuk gevoel.

“Waar mijn toekomst ligt, valt op dit moment moeilijk te zeggen. Bij een interessant en concreet voorstel, zelfs tijdens de winterstop, kan er altijd gepraat worden. Ik wil immers mijn eigen grenzen verleggen, ondervinden waar mijn limiet ligt. Als 26-jarige moet ik aan mijn eigen toekomst denken. Het is een kwestie van nu of nooit. Schrik om een uitdaging aan te gaan heb ik niet. Als Club Brugge me morgen belt, dan zeg ik direct ja. Het kan me dan echt niet schelen dat ze momenteel over acht aanvallers beschikken. Ik ben sterk overtuigd van mijn eigen mogelijkheden. Een volhouder. Dé droom is echter de Engelse competitie. Die speelstijl moet me wel liggen. Een boeiende competitie. Veel toppers, altijd actie, weinig tiktakvoetbal, maar voetbal met honderd kilometer per uur (lacht). Ik zie dat wel zitten.” l

FRéDéRIC VANHEULE

‘IK WILDE EEN STER WORDEN, ALS SPITS DE TEGENSTANDER DRIBBELEN, SCOREN EN PRIJZEN WINNEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content