In Namen coachte José Riga zijn eerste match met Standard. Een kennismaking met de enige Waalse trainer in de hoogste klasse.

De wedstrijd in het volledig in rood en wit uitgedoste Stade Communal is amper afgelopen (bedankt voor de taart en de hartelijke ontvangst, dames!) of de fans haasten zich naar de hekken die de weg naar de kleedkamers afsluiten. José Riga is samen met Mehdi Carcela, die even kwam groeten, het drukst omringd. Riga heeft net zijn eerste wedstrijd als Standardtrainer winnend afgesloten met 0-4. Het B-team dat een week extra training in de benen had maakte na de rust het verschil.

De nieuwe trainer is zichtbaar aangenaam verrast door de liefde die hem al tegemoet waait.

“Trainer, mag ik een handtekening alstublieft?”

“José, mag ik een foto van u maken?”

“Succes, trainer! On est avec vous.”

Zoveel passie is hem als trainer van Haccourt, Wezet of zelfs Bergen nooit te beurt gevallen. Een man in een rood-wit shirt klampt hem aan. “Mijnheer, ik heb vertrouwen in u.” José Riga lacht. ” Merci!” Namen is maar een derde- of vierdeklasser (het uiteindelijke sportieve lot was nog niet bekend bij het spelen van de wedstrijd) maar al gauw is Riga omringd door reporters die peilen naar zijn eerste indrukken. Amper drie dagen eerder stond hij voor het eerst voor zijn nieuwe spelersgroep.

Welke vraag van de afgelopen week wil u niet meer horen?

José Riga: “Of ik denk dat ik bekwaam ben om een club als Standard te trainen. Als de twee belangrijkste mensen in de club, mijnheer Duchâtelet en mijnheer François, me gevraagd hebben, lijkt dat een domme vraag.”

In Vlaanderen bent u niet bekend, maar ook de Franstalige pers had veel vragen bij uw aanstelling. Schrok u daarvan?

“Dat raakt me niet, omdat die vragen gesteld werden door mensen die me niet kennen. Wat weet de buitenwereld van een trainer? Zijn palmares, en de clubs waar hij gewerkt heeft. Is een trainer die bij 20 clubs werkte en nergens resultaat haalde beter geschikt om een club als Standard te trainen dan ik? Ik stel vast dat trainers die veel clubs op hun cv hebben maar telkens niet lang gebleven zijn veel krediet krijgen.”

Hebt u de indruk dat u tegen vooroordelen zal moeten vechten?

“Nee. Niet de mensen die me niet kennen, zijn mijn tegenstanders, maar de ploegen waartegen we straks aantreden. Ik ga mijn energie niet stoppen in het aantonen dat ik een goeie trainer ben, maar in mijn werk. Bij elke nieuwe stap in mijn trainerscarrière was er twijfel: zou hij dit wel aankunnen? Mijn antwoord: ga met de mensen praten met wie ik gewerkt heb, bij mijn vorige clubs, en vraag hun mening. Vaak is het de roepende minderheid die in een grote menigte gehoord wordt. Maar wie of wat vertegenwoordigen zij? Ik kan de vraag ook anders stellen: hebben alle trainers met een grote naam of een indrukwekkende spelersloopbaan het goed gedaan als trainer van Standard? Ik denk van niet.”

U bent geen tafelspringer.

“Ik ben relatief lang bij mijn vorige clubs gebleven. Daarom heeft het ook langer geduurd eer ik mijn weg naar de top van de piramide gevonden heb. Bij mijn eerste twee clubs bleef ik telkens vier jaar. Ik houd ervan om dingen op te bouwen. In totaal ben ik vier keer kampioen geworden, en heb ik één beker gewonnen, al was het maar in provinciale. Ik heb met een club eens zestig wedstrijden gespeeld zonder te verliezen.

“Toen ik van Española Liège naar Wezet ging, had men daar twijfels, toen ik als hulptrainer van Standard naar Bergen trok om er hoofdtrainer te worden, was dat niet anders, maar ik ben met die ploeg – die net gedegradeerd was – teruggekeerd naar eerste en eindigde er in dat eerste jaar in de hoogste klasse negende. De enige tegenvaller in mijn trainerscarrière was mijn derde seizoen met Bergen. Niet omdat ik slecht werkte, maar omdat het verwachtingspatroon in dat tweede jaar zo hoog lag dat we het nooit konden inlossen. We waren minder sterk, maar er werd meer verwacht. In de voorbereiding in Nederland speelden we een paar fantastische wedstrijden, zodat ik bestuursleden al hoorde praten over Europees voetbal. Ik heb toen meteen gewaarschuwd dat dat niet kon: we hadden een minder sterk team dan het jaar tevoren toen we negende werden. Mijn fout is dat ik op dat moment onvoldoende op mijn strepen stond in de transferperiode, dat ik te veel rekening hield met het belang van de club en niet aandrong om geld uit te geven.”

Gewapend man

U had bij Bergen een woelige kleedkamer, met moeilijke jongens.

“Ach, dat viel heel goed mee. Op geen enkel moment had ik het gevoel dat ik geen greep meer had op de spelers.”

Toch is de vaststelling dat na uw vertrek bij Bergen geen andere eersteklasser geïnteresseerd was in u.

“Na Bergen koos ik om familiale redenen – mijn dochter was zwaar ziek, mijn broer had kanker – voor Wezet waar ik vandaan kom. Ik heb nog nooit mijn cv rondgestuurd, ik heb ook geen manager die me overal aanbiedt. Ik ben een man van principes, ik heb nog nooit reclame voor mezelf gemaakt. Mijn enige reclame voor mezelf is mijn werk. Ik denk ook twee keer na voor ik iets aanneem. Er is nog wel eens interesse geweest uit eerste klasse, maar de omstandigheden waarin ik zou terechtkomen, leken me niet oké. Wat ik bij een club zoek, is een idee dat me bevalt, mensen met wie het klikt. Zomaar wat rondtrekken, vandaag hier aan de slag en morgen daar, dat is niets voor mij. Toen ik één jaar trainer was in eerste provinciale, kreeg ik een aanbieding van een derdeklasser. Ik ben met die voorzitter gaan praten. Ik had niet de indruk dat hij mijn ideeën au sérieux nam, maar hij zei toch al op de radio dat ik naar Prayon zou komen. Een beetje voorbarig: ik ben niet gegaan. Als ik mijn ideeën niet kan uitwerken, interesseert het me niet. Ik ben geen trainer geworden omdat ik graag mijn kop in de krant zie. Wel omdat ik ideeën heb over hoe ik het voetbal zie en op welke manier ik dat wil bereiken.”

U hebt voor u proftrainer werd meer dan 20 jaar gewerkt in het gewone leven. Wat hebt u uit uw vroegere job geleerd dat u als trainer van dienst kan zijn?

“Ik was bij verzekeringsmaatschappij AXA 20 jaar manager Human Resources, ik heb stages gevolgd in Frankrijk en in de VS, ik praat Engels en Nederlands. Met mensen omgaan is tegenwoordig een belangrijk aspect in het trainersvak. Ik leidde teams van zes tot tien man, jong en oud, mannen en vrouwen, die allemaal hun eigen achtergrond meebrachten, en die ik samen moest leren denken. Kleine kleedkamers, om het anders uit te drukken. Ik heb geleerd om met mensen om te gaan, om onder druk te werken, belangrijke projecten met grote budgetten op tijd af te krijgen. Kortom: ik heb als trainer mezelf gemaakt.”

Wat wilt u bij Standard doen?

“Alles zo organiseren en voorzien dat de kans op slagen groot is. Natuurlijk speelt toeval een rol, maar geen allesbepalende rol. In principe hangt je welslagen als trainer niet van het toeval af, maar van je werk en van de middelen waarmee je aan het werk kan. Een trainer is geen David Copperfield. Wat men ook over hem denkt: Mourinho is voor alles een harde werker die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat met zijn vak bezig is. Voetbaltrainer is een vak dat je helemaal opslorpt. Daar doe je echt niet veel meer naast, zelfs op een vrije dag ben je in je hoofd met voetbal bezig. Daarvoor krijg je heel intense momenten van geluk terug, maar die duren maar kort. De vreugde om een zege, maar vooral om details: een speler die beter wordt, een goeie werkdag op training, een mooie spelfase,… Dat zijn allemaal wapens die je sterker maken. Een goeie trainer is een goed gewapend man.”

Hebt u al gepeild bij uw spelers wie van plan is weg te gaan?

“Tijdens de stage ga ik met alle spelers individueel praten. Mensen presteren namelijk beter als je hen uitlegt wat je van hen verwacht en hoe ze dat moeten bereiken. Spelers vragen dat een trainer een samenhangend voetbalverhaal brengt. De tijd dat je als trainer je spelers met een zandzak over het terrein liet spurten, is voorbij. Vandaag ontleent een trainer zijn autoriteit aan de geloofwaardigheid van zijn werk. Wat me soms stoort, is dat men makkelijker vertrouwen geeft aan wie hard roept, zonder zich af te vragen of in dat geschreeuw wel een grond van waarheid zit, dan aan iemand die een gefundeerde visie heeft op voetbal en in stilte werkt.”

Barcelona

Welk voetbal wil u met Standard brengen?

“Ik ga niet alles omgooien. Verticaal spelen, meteen de diepte in sturen, is een van de kwaliteiten van dit team. Standard is een van de weinige ploegen die aanvallende spelers heeft die snel zijn en diep gaan, en die een verdediging pijn kunnen doen. Dat wil ik behouden. Bij momenten wil ik wel wat meer op balbezit spelen, maar alleen als ons dat uitkomt om de wedstrijd te controleren. Standard heeft ook passie in zijn spel. Ook dat wil ik zeker houden. Op dit moment hebben we een heel complementair team. Dat is erg belangrijk. Dat zag je ook vorig seizoen. Met Van Damme ging het rendement van Pocognoli omhoog, door de komst van Kanu ging Mangala beter verdedigen.”

Welk voetbal heeft u de afgelopen jaren het meest geïmponeerd?

“Het Spaanse voetbal, met name dat van Barcelona. Omdat elf spelers één voetbalgedachte delen en uitdragen.”

Dat deed het Inter van Mourinho ook.

“Maar niet voor lang. Bij Barça is er geen enkele speler die aan zichzelf denkt en niet bezig is met het team. Ik houd van mooi voetbal. De ontwikkelingen in het moderne topvoetbal tonen dat de toekomst is aan ploegen die zelf het spel maken en die dat op een mooie manier doen. Op een bepaald moment zijn de grenzen van de fysieke aanpak bereikt. Dan wordt het verschil gemaakt door techniek en voetbalintelligentie. Wat Barcelona nog sterker maakt, is het concentratievermogen van de spelers. Van minuut 1 tot minuut 90 zijn die elf spelers alleen maar met hun eigen spel bezig, niet met de tegenstander of de scheidsrechter. Bij Real zag je dat, hoe talentvol ze ook zijn, de spelers soms nog bezig zijn met de tegenstander of de scheidsrechter.”

Het is de eerste keer dat u met vedetten werkt. Schrikt dat u af?

“Nee. Ik heb respect voor hun palmares, maar ik heb daar ook aan toegevoegd dat ik hoop dat men later respect zal hebben voor wat we het komende seizoen samen zullen tonen. Toen ik bij Standard hulptrainer werd, zaten daar ook persoonlijkheden in de kleedkamer: Dragutinovic, Onyewu, Mpenza, Conceição. Na een paar maanden was er een meeting gepland met de supporters die vonden dat de spelers hun truitjes onvoldoende nat maakten. Ik heb daar het woord genomen om uit te leggen dat dat niet het geval was. Dat Standards kracht de twaalfde man was die de spelers vooruitstuwde in plaats van ze te verlammen. Dat hebben de spelers wel geapprecieerd. Ik had als nieuwkomer evengoed op mijn stoel kunnen blijven zitten.”

Wat mag Standard dit seizoen ambiëren?

“Dat hangt af van de beschikbare spelers. Ik heb niet de slechtste wagen in de race, maar ik weet niet of die tijdens de race even competitief zal blijven.”

Een moeilijke transferperiode kan u een ticket voor de Champions League kosten.

“Die kwalificatiewedstrijden zijn zéér belangrijk: onze eerste grote afspraak van het seizoen. Maar niet alleen Standard bepaalt wie gaat. Het zal ook van de aanbiedingen afhangen. Wat ik wel wil, is dat de spelers zolang ze hier zijn zich helemaal geven. Bij een club als Standard kan niemand zich permitteren er niet helemaal met zijn hoofd bij te zijn.”

Wat wilt u dat men zich later herinnert van uw verblijf bij Standard als hoofdtrainer?

“Dezelfde dingen die u bij mijn vorige clubs over mij zal horen: dat we goed voetbal brachten, dat ik goed en gedegen werkte, dat ik voor alle mensen met wie ik werkte respect heb getoond. Altijd heb ik meer uit mijn spelersgroep gehaald dan men aanvankelijk dacht dat er in zat. Als ik een club verlaat, laat ik geen ruïne achter. Nooit. Ik denk nooit aan mezelf, je pense au club.”

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELD: ERIC HERCHAFT (REPORTERS)

“Ik heb altijd meer uit mijn spelersgroep gehaald dan men aanvankelijk dacht dat erin zat.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content