De nieuwe eersteklasser SV Zulte-Waregem moedigt zijn spelers aan er een job naast hun voetbal bij te nemen. ‘Dit kan de juiste weg zijn voor veel kleinere ligaclubs in het Belgische voetbal’, vinden sporteconomen.

SV Zulte-Waregem debuteert volgend seizoen in de eerste klasse met vooral deeltijdse profvoetballers. Navraag leerde voorzitter Willy Naessens dat in nogal wat clubs aan “bezigheidstherapie” wordt gedaan. Paar uurtjes trainen, beetje massage, wandeling en klaar. Kan niet, vindt de succesvolle bedrijfsleider van Dakwerken Naessens. Wie te veel vrije tijd heeft, verveelt zich en dus kan hij er beter een deeltijdse job bij nemen. Dat zullen de meeste (maar niet alle) spelers van Zulte-Waregem dan ook (blijven) doen.

Naessens had ook iets anders kunnen zeggen. Dat de bezigheidstherapie in zijn club geen kans zou krijgen. Want als het klopt dat het niveau van het Belgische kampioenschap weinig voorstelt, is het misschien geen slecht idee om iets aan de kwaliteit en de kwantiteit van de trainingsarbeid te doen. Extra trainingen, doélgerichte trainingen. Tactische trainingen, technische trainingen. Spelers beter maken. Kortom : óók werken, maar dan op het voetbalveld.

Dat kan hij, zegt Naessens, niet vragen van zijn trainer en spelers : “Als je voltijds professioneel gaat, moet je het goed doen. Dat betekent : zorgen voor een complete begeleiding, met dokters en kinesisten ook. Ons budget laat dat niet toe.”

Was de verwijzing naar de bezigheidstherapie een alibi om niet te moeten zeggen dat hij geen geld heeft om een profvoetbalclub in stand te houden ? “Ik ben optimistisch, maar ook realistisch. Wij behoren volgend seizoen tot de tien kandidaat-dalers. Ik wil eerst bevestigd zien dat we een volwaardige eersteklasser zijn. Als we zouden zakken, betekent dat direct weer bijna een halvering van ons budget.”

ôSpelen met een team van profs en amateurs, of van allemaal deeltijdse profs : beide zijn volgens mij verdedigbaar”, zegt de Antwerpse sporteconoom Stefan Késenne. “Ik ben zelfs van oordeel dat dit precies de juiste weg kan zijn voor veel kleinere ligaclubs in het Belgische voetbal. De supporters zullen er alleszins niet van wakker liggen.”

Késenne waarschuwt niettemin voor mogelijk misbruik. “Het gevaar is dat een club de spelers als deeltijdse profs of amateurs aanwerft en betaalt, maar hen toch voltijds inzet. Het is immers volstrekt onduidelijk wat een voltijdse, professionele job inhoudt voor een voetballer. Zoals bekend werken alle Belgische voltijdse profvoetballers sowieso maar deeltijds : één wedstrijdje per week en hoeveel uren training ? Sláppe training dan nog vaak. In die zin zijn al onze voetballers eigenlijk maar deeltijdse profs. Zoveel rust of tijd om hun vele geld uit te geven als hen is gegund, kan niet goed zijn. Kortom, veel van onze profvoetballers zijn overbetaalde luxepaardjes met een zwakke fysieke conditie. De vraag is natuurlijk wiens verantwoordelijkheid dit is ? Moeten de spelers met de vinger worden gewezen ? Wellicht niet : zij rapen wat er te rapen valt. Je kunt ze geen ongelijk geven. Het zijn de clubbesturen en de trainers die hogere eisen moeten stellen.”

De Gentse econoom en geograaf Trudo Dejonghe noemt het semi-professionalisme van Waregem “misschien de eerste stap naar een realistisch beleid. Met de huidige budgetten van 2,5 à 5 miljoen euro wordt het voor de meeste clubs steeds moeilijker om een volwaardig team uit te bouwen. De alternatieven waren goedkope niet-EU-spelers aantrekken tegen een jaarloon van ongeveer 62.000 euro ( de SP.A lanceerde een nieuw wetsvoorstel vorige week om dat op te trekken naar 100.000 euro, de CD&V’ers Ivo Belet en Dirk Claes willen zelfs naar 150.000 euro gaan, nvdr), of EU-spelers uit Frankrijk of nog enkele andere landen waarmee een fiscaal verdrag is gesloten, en die slechts tegen 18 procent worden belast.”

Het signaal van Waregem, dat vorig seizoen slechts twee buitenlanders had in de kern, is eens te meer een indicatie voor de zorgelijke toestand van het Belgische voetbal. Maar, merkt Dejonghe op, wat La Louvière, Moeskroen, Lierse en Sint-Truiden eerder overkwam, liet daarover al geen misverstand bestaan. “Clubs die te veel punten halen,” zegt hij, “hebben het volgende seizoen, of zelfs nog tijdens datzelfde seizoen, problemen om hun budget rond te krijgen. La-Louvièrevoorzitter Gaone, die een realistische man is, zei in januari dat hij zijn spelers niet meer kon betalen als ze bleven winnen. Voor Zulte-Waregem is het deeltijdse systeem een manier om de loonkost gedeeltelijk af te wentelen op een andere werkgever.”

“Helemaal juist”, beaamt Willy Naessens, die net als Dejonghe ook voordelen ziet voor de spelers. “Neem nu Stijn Minne. Die jongen heeft sinds vorig jaar een fantastische job. Wij vragen hem niet die op te geven. Hij wil dat ook niet. Daardoor kunnen wij hem een minder duur contract aanbieden.”

Dejonghe : “Voor velen is de promotie een stap die ze misschien niet willen zetten. Best mogelijk dat ze in tweede, en zelfs in derde klasse, met de combinatie voetbal-werk meer verdienen dan als profspeler in eerste. Bovendien kan het avontuur na een jaar gedaan zijn en wat dan ? Dan hebben ze geen werk meer. Doordat ze blijven werken, vallen die spelers ook nog eens onder het normale RSZ-systeem.”

Profvoetballers betalen namelijk RSZ op het minimumloon, ongeacht hoeveel ze verdienen. Het voordeel is een lage bijdrage, maar het nadeel dat ze minimaal verzekerd zijn : bij werkloosheid of ziekte komen ze in de laagste tarieven terecht.

Het ‘beste’ voorbeeld is AA-Gentspeler Sandy Martens, lang geblesseerd geweest. Hij klaagde vorig jaar dat hij maar 6 à 700 euro per maand kreeg. Dejonghe : “Als je tewerkgesteld bent in het reguliere circuit, betaal je daar ook sociale zekerheid, waardoor ook de uitgekeerde bijdragen toenemen. Deze techniek wordt ook door veel zelfstandigen toegepast. Als zelfstandige verdienen ze officieel bijna niets en betalen ze een minimumbijdrage. Maar omdat ze bijvoorbeeld ook nog in het onderwijs staan, met hun lessen gegroepeerd in twee of drie dagen, is hun sociale zekerheid volledig in orde.”

Blijft de vraag of een half professionele ploeg wel zijn plaats heeft naast superprofessionele teams als Anderlecht en Club Brugge ? Want zo’n Zulte-Waregem zal wel eens per ongeluk winnen van een topclub, maar het zal nooit constant bovenin meedraaien. In plaats van een concurrentiëlere competitie, waar we volgens velen nood aan hebben, krijg je nog grotere – financiële en sportie- ve – verschillen en dus ook een voorspelbaardere afloop.

Késenne : “Nu al moet Westerlo het stellen met een budget dat maar 10 procent bedraagt van dat van Anderlecht. Waarom hoor ik dan niemand over concurrentievervalsing spreken ? Trouwens, het zou best kunnen dat de gemotiveerde amateurs de verwende profs flink het vuur aan de schenen leggen, zodat het publiek zich zal afvragen of we die vele profspelers wel nodig hebben.”

Dejonghe : “Kan zijn, maar het blijft een feit dat de correlatie tussen budget en eindklassering zeer hoog is : in België 70 procent en in Nederland het afgelopen seizoen zelfs 86 procent. Een competitie op twee snelheden hebben we nu dus al. En als die semi-profs of amateurs toch gewoon in de linkerkolom eindigen, dan heeft Zulte-Waregem een werkbaar alternatief gevonden, waarbij men met eigen spelers een bepaalde prestatie bereikt in plaats van met derderangsprofs uit Frankrijk of Afrika.”

Volgens Késenne zijn alle problemen van het professionele voetbal, in België en elders in Europa, te herleiden tot slecht beleid door de clubs. In gewone mensentaal : ze geven meer geld uit dan ze hebben. Daar gaat op den duur elk huishouden aan kapot. België, luidt Késennes stelling, is dus niet te klein voor een eerste klasse met 18 clubs. Het is wel te klein voor 18 clubs die hun profspelers lonen en premies betalen die niet in verhouding staan tot het werk dat ze verrichten of tot wat zij opbrengen voor hun club.

“Waar staat geschreven,” aldus Késenne, “behalve in de reglementen van de voetbalbond, dat een Belgische liga-

club 20 overbetaalde beroepsvoetballers moet hebben ? Alvast niet in de sterren ! Trouwens, een club die goed wordt gemanaged, kan met een totaal budget van 3 miljoen euro 25 professionele spelers tewerkstellen, maar die zullen dan tevreden moeten zijn met een gemiddeld nettoloon van zowat 2500 à 3000 euro per maand. Dan is mijn vraag : wat verdien jíj ?”

De argumenten om naar een kleinere eerste klasse te gaan, concludeert Késenne, zijn slechts een poging van de grote clubs om al het voetbalgeld zoveel mogelijk te monopoliseren in hun eigen handen. “Het is niet meer dan een machtsspelletje !”

Dejonghe beaamt dat laatste. Hij verbaast er zich over dat de zogenaamde G5 zich nog altijd niet afscheurt van de rest. “Want zonder hen geen Belgische competitie meer. De top-4 haalt 50 procent van de toeschouwers en neemt meer dan 60 procent van de budgetten voor zijn rekening. De eerste klasse is nu al een tweestromenland met vier topclubs, daarachter AA Gent en Charleroi, die wel zouden wíllen, maar die met een financiële erfenis opgescheept zitten, en verder de rest. Van die rest zouden er ongetwijfeld veel vanaf een bepaalde speeldag liever voor nul punten spelen om zo de kosten te drukken. De meeropbrengst van een overwinning compenseert immers de daaraan verbonden kosten niet. Zo raken die clubs in de problemen. Zie La Louvière, Lierse en anderen. Zulte-Waregem lost het misschien verstandig op. Als het 50 punten haalt, is de redenering, dan is het nog niet failliet omdat minstens een deel van de spelers ook nog ergens anders een loon haalt.”

Jan Hauspie

‘Het is volstrekt onduidelijk wat een voltijdse, professionele job inhoudt voor een voetballer. ‘

‘Als je voltijds professioneel gaat, moet je het goed doen. Ons budget laat dat niet toe.’ (Willy Naessens)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content