Een zak geld kan tóch scoren

Ajax, vanavond tegenstander van Standard in de voorronde van de Champions League, wil het Bayern München van Nederland worden. Al 45 miljoen gaven de Amsterdammers deze zomer uit op de spelersmarkt. Een monopolie op de schaal is het streven. Hoe deden de Duitsers dat?

Overal in Europa worden de clubs met de meeste centen meestal kampioen. Behalve in Nederland. Ajax heeft jaar in jaar uit de hoogste begroting, maar staat al seizoenen lang droog. Het laatste kampioenschap dateert van 2014. Het was tevens de laatste prijs, want de laatste Johan Cruijff Schaal (de Nederlandse Supercup) werd gepakt in 2013 en voor een bekerwinst moeten we zelfs terug naar 2010. Al meer dan achthonderd dagen voerde Ajax niet eens meer even de ranglijst van de Eredivisie aan. Aan bravoure heeft het desondanks nooit ontbroken bij de Amsterdammers, die ooit rondliepen in clubkostuums met het cijfer 1 op de stropdas. Dat was begin deze eeuw, een eeuw waarin PSV ondertussen al tien titels pakte versus zes voor Ajax. Dus is het zaak in 2019 eerst maar eens een titel in te lopen, zou je denken. Ware het niet dat bescheidenheid nu eenmaal ontbreekt in het DNA van Ajax, waar de leiding al een paar stappen verder denkt. De hoofdstedelingen willen de sportieve verhoudingen volledig gaan omdraaien en ‘het Bayern München van Nederland worden’, liet voetbaldirecteur Marc Overmars vol zelfvertrouwen weten na een beleidsomslag waarin de accenten zijn verschoven van opleiden naar aankopen.

Op papier heeft Ajax de potentie net als Bayern de naaste concurrent volledig te overvleugelen.

Bayern dus. De Duitse recordkampioen die deze eeuw al dertien keer de landstitel greep. Momenteel zijn de monopolisten uit München bezig aan een indrukwekkende reeks van zes uit zes. Net als Ajax in Nederland heeft Bayern in Duitsland de meeste kampioenssterren op het shirt. Sinds de oprichting van de Bundesliga in 1963, verzamelde de club 28 Meisterschale. Pas op grote achterstand volgen 1. FC Nürnberg (negen) en Borussia Dortmund (acht), de voornaamste uitdager van de afgelopen jaren. Mia san Mia, luidt het verenigingsmotto van Bayern. Het is de Beierse variant op Wir sind Wir, wat alvast lijkt op Wij zijn Ajax.

Voor Ajax-Sturm Graz (tweede voorronde Champions League) werd in de Johan Cruijff ArenA een minuut stilte gehouden voor Heinz Schilcher, die voor beide clubs speelde en op 20 juli overleed.
Voor Ajax-Sturm Graz (tweede voorronde Champions League) werd in de Johan Cruijff ArenA een minuut stilte gehouden voor Heinz Schilcher, die voor beide clubs speelde en op 20 juli overleed.© BELGAIMAGE

Met hun ongenaakbare attitude roepen beide historische bolwerken nogal wat aversie op in de rest van het land. Zo zijn er op het oog meer overeenkomsten tussen de clubs die allebei in de jaren zeventig de basis legden voor hun wereldwijde faam. Na de trilogie van het Ajax van Johan Cruijff en Piet Keizer in 1971, ’72 en ’73, greep het Bayern van Franz Beckenbauer en Gerd Müller de macht met drie Europacups op rij in ’74, ’75 en ’76. En net als de Amsterdammers werden de Münchenaren geroemd om een superieure veldheer die de ploeg naar zijn hand zette. Cruijff, Beckenbauer. De sterren van toen zagen we later terug in het familiaire Bayern-bestuur en dat was weer een inspiratiebron voor Cruijff, die bij Ajax eveneens oud-spelers aan de macht hielp. ‘Want mensen in de directie en raad van commissarissen hadden de ballen verstand van voetbal.’

Fluwelen Revolutie

In de jaren negentig kwam Bayern voor dezelfde opgave te staan als Ajax: zijn positie handhaven in de kapitalistische voetbalsector die werd gedomineerd door Engelse, Spaanse en Italiaanse clubs. Waar Ajax het zocht in een beursgang en beleidsplannen, zette der Rekordmeister in op het trio voormalige sterspelers Karl-Heinz Rummenigge, Franz Beckenbauer en Uli Hoeness. ‘Wij willen dat de club in handen is van mensen die zijn geworteld in het voetbal’, legde Rummenigge eens uit dat hij geen zin had met emotionele aandeelhouders en eigenzinnige eigenaren te vergaderen nadat toevallig de bal eens óp in plaats van ónder de lat was beland.

Dusan tadic, een van de dure Ajaxaankopen, scoorde in de heenwedstrijd op Standard.
Dusan tadic, een van de dure Ajaxaankopen, scoorde in de heenwedstrijd op Standard.© BELGAIMAGE

Dit succesvolle Bayern-model werd uiteindelijk in 2012 het uitgangspunt bij de Fluwelen Revolutie in Amsterdam. Jarenlang hadden de Duitsers in de Ajax-keuken gekeken om daar wat op te steken over scouting en opleiden. Volgens Cruijff was het tijd de rollen om te draaien. Ajax moest zich gaan spiegelen aan Bayern in plaats van andersom. Het viel hem op hoe oud-voetballers daar altijd één front naar buiten vormden. ‘Ajax moet qua organisatie dichter bij Bayern komen en dus de Europese top.’ Wim Jonk en Dennis Bergkamp moesten de Hoeness en Rummenigge van Ajax worden, maar vertrokken al snel met ruzie. Bepalend werden uiteindelijk Edwin van der Sar en Marc Overmars, die naarmate prijzen uitbleven steeds verder afstand namen van de filosofie van Cruijff, die een zak geld nog nooit had zien scoren.

De vraag is wel hoe de rust in de kleedkamer bewaakt wordt nu mannen als Tadic en Blind een veelvoud verdienen van de rest?

De afgelopen jaren sneuvelde al de heilige bovengrens van vijf, zes miljoen euro als maximale afkoopsom. Nu gaat Ajax nog een stap verder. Naar Duits voorbeeld probeert de vicekampioen de concurrentie uit te schakelen met gigantische transferbedragen en megasalarissen waarvan PSV en Feyenoord alleen maar kunnen dromen. Waarom ook niet? Net als Bayern is Ajax een kerngezonde club die zonder blikken of blozen 45 miljoen op tafel kan leggen voor Dusan Tadic, Daley Blind, Hassane Bandé en Zakaria Labyad. ‘Als je vier jaar geen enkele prijs pakt, zet je alles op alles om iets te bewerkstelligen’, klonk het vilein vanuit de Rotterdamse directiekamer. Vergelijkbaar werd gereageerd bij de regerend kampioen uit Eindhoven. ‘Ik denk dat ze niet blij zijn dat ze al vier jaar geen kampioen zijn geworden.’

Daley Blind, hier in duel met Paul-José Mpoku van Standard, keerde van Manchester United terug naar Ajax.
Daley Blind, hier in duel met Paul-José Mpoku van Standard, keerde van Manchester United terug naar Ajax.© BELGAIMAGE

Oorlogskas

Achter de schermen zijn de reacties wat minder luchtig. Al enige tijd werd binnen de bestuurskamers gevreesd voor dit scenario. Niet voor niets begon PSV met de aanleg van een oorlogskas om op de langere termijn de concurrentie met Ajax te kunnen volhouden. Het angstbeeld is de Bundesliga, waar de verhoudingen zó in beton zijn gegoten dat er met Bayern-jäger zelfs een term is ontstaan voor de dappere club die poogt hen de vrijwel zekere schaal te ontfutselen.

Naar deze status aparte is stap voor stap toegewerkt door de stabiele leiding die in München op een hoog niveau opereert. Waar Ajax de oud-spelers zonder bestuurlijke ervaring direct tot de belangrijkste pionnen promoveerde, groeiden ze bij Bayern langzaam in hun rol. Rummenigge kreeg de voorzittershamer pas in handen toen hij eerst dik tien jaar vicevoorzitter was, de bikkelharde ondernemer Hoeness werd al tijdens zijn spelersloopbaan opgeleid tot commercieel medewerker, werkte zich binnen de organisatie omhoog en stampte ook nog even een grote worstenfabriek uit de grond die levert aan Aldi en de Oktoberfesten.

FC Hollywood of niet, FC Bayern bleef dicht bij zijn roots en wist altijd het karakter van menselijke voetbalvereniging te behouden. Waar Ajax ging rondrijden in een bus met Ajax NV, verafschuwden de Duitsers al direct private overnames en beursnoteringen die in de jaren negentig het voetballandschap veranderden. Ze gingen hun eigen weg en kozen voor het Lederhosenmodel. Met investeerders uit de regio de strijd aangaan. Allianz, T-Mobile en Adidas maakten hun entree bij de voetbalclub. Zij kregen samen 25 procent van de aandelen. Bayern haalde er driehonderd miljoen mee op en stak het geld (in tegenstelling tot Ajax nu) niet in spelers, maar in het afbetalen van de Allianz Arena die inmiddels volledig eigendom is van de club. Stadgenoot 1860 werd uitgekocht en de capaciteit opgeschroefd naar 75 duizend. Een goudmijn.

Al 25 jaar op rij maakt de club winst en dat is vooral te danken aan langlopende overeenkomsten met grote, loyale sponsors. Waar andere megaclubs voor de helft afhankelijk zijn van de tv-markt, is dat bij de Duitsers maar een kwart. Ze blinken uit in het genereren van gigantische commerciële inkomsten. Hoofdsponsor Telekom staat al sinds 2002 op het shirt en met Adidas liggen er contracten tot 2030. Beide deals zijn goed voor negentig miljoen per jaar en vormen de fundering onder de begroting van bijna zeshonderd miljoen, het op drie na hoogste budget ter wereld.

Privéjet-oligarchen en superjachtsjeiks

Desondanks wordt de commerciële kolos dankzij volop openbare trainingen, in de regel minimaal één keer per week, door fans toch nog steeds gezien als een laagdrempelige vereniging. In een tijdperk waarin privéjet-oligarchen en superjachtsjeiks de toon zetten, begon die eigen koers meer en meer op te vallen. Het Bayern-model werd zó succesvol dat bestuurders in Nederland steeds vaker parallellen trokken met de Zuid-Duitse voorbeeldclub.

Niet alleen in Amsterdam wordt graag gekoketteerd met de Münchener blauwdrukken. Vanuit Eindhoven reisde de directie eveneens af naar Beieren om er zijn licht op te steken. PSV liet zich inspireren door Bayern en ging op zoek naar financiers die net als Audi, Allianz en Adidas wilden investeren in trainingscentrum en stadion. Hoewel het bij de Nederlandse landskampioen achtergestelde leningen betrof waarover rente moet worden betaald, en geen gegeven geld in ruil voor aandelen zoals in München, framede PSV het voorschotfonds als Bayern-model.

Ook vanuit de UEFA en andere topclubs klonken niets dan respectvolle woorden voor de club die zonder zich in de schulden te steken blijft meedoen in de top. Lange tijd richtte Bayern zich op de nationale markt, maar nu het de eigen competitie is ontgroeid, is de club begonnen haar vleugels uit te slaan naar Noord-Amerika en Azië. Het sterrenensemble trok sinds 2014 meerdere keren door de Verenigde Staten, China en Singapore. Allemaal gesponsord door Audi, dat op andere continenten graag meer auto’s wil gaan verkopen.

Bayern wortelde als eerste en enige Europese club in China door er niet alleen een paar fanshops neer te zetten, maar een eigen onderneming te beginnen met vertakkingen naar universiteiten. In New York opende een Bayern-filiaal, waar naast de verkoop van shirts tal van educatieprogramma’s centraal staan die als basis fungeren voor een grotere wereldwijde populariteit. Inmiddels zijn er al een stuk of vierduizend supportersverenigingen met zo’n 300.000 leden. Hoeness en Rumennigge transformeerden een arme club met schulden naar een winstgevend, mondiaal merk dat prijs na prijs pakt. ‘We hebben een filosofie: niet meer uitgeven dan er binnenkomt’, zei Rummenigge eens. ‘Helemaal vanaf het begin, toen ik in 1991 in het bestuur kwam, was voor mij duidelijk dat dit de weg moest zijn.’

Klaas-Jan Huntelaar viert met zijn ploegmaats zijn goal op Standard.
Klaas-Jan Huntelaar viert met zijn ploegmaats zijn goal op Standard.© BELGAIMAGE

Concurrentie gesloopt

Dankzij de organische groei over een periode van dertig jaar ontstond langzaam een steeds grotere kloof met de rest van de Bundesliga. Borussia Dortmund wordt nu gezien als naaste belager. In 2011 en 2012 waren de Borussen de laatste kampioenen voordat de alleenheerschappij in München aanbrak. Dortmund is na Bayern ook de club met het meeste geld. Voor wat het waard is dan. Want Bayern had de laatste jaren ongeveer dubbel zoveel als Borussia (zie kader): 600 miljoen versus 300 miljoen.

Als gevolg daarvan kan Bayern ook dubbele salarissen betalen en de financiële overmacht kapitaliseren door de beste spelers weg te kopen bij de concurrentie. Zo verhuisden in de loop der jaren Mats Hummels, Robert Lewandowski en Mario Götze van Dortmund naar München. Over Schalke 04, met een begroting van 230 miljoen de nummer drie van Duitsland, hoeven we het al helemaal niet te hebben. Bayern speelt in een andere liga. De concurrentie is gesloopt en staat op lichtjaren afstand.

Vooralsnog lijkt Ajax eerder op een soort Chelsea dat met mega-investeringen op de transfermarkt zijn honger naar een titel probeert te stillen dan op Bayern.

Zo ver is Ajax nog niet. Weliswaar heeft het een hogere begroting dan PSV, maar niet het tweevoudige. Een dergelijk verschil is ook niet zomaar te realiseren. Door de kleinere sponsor- en tv-bedragen spelen in Nederland de Europese inkomsten een veel grotere rol in de concurrentieverhoudingen. Voor Bayern is vijftig miljoen premie van de UEFA een leuk extraatje, dat verdwijnt in de zee van honderden miljoenen sponsorgeld. Voor Ajax en PSV is het bepalend voor een goed of een slecht seizoen. Als PSV meedoet in de Champions League – en die kans is dit seizoen best groot – scoort het ook Ajax-achtige begrotingen die richting de honderd miljoen gaan. In de jaargang 2015/16 verdiende PSV zelfs een paar miljoen meer dan Ajax.

Een zak geld kan tóch scoren

Op papier heeft Ajax de potentie net als Bayern de naaste concurrent volledig te overvleugelen. Kijk alleen maar naar de verkoopprijzen van spelers, die ondanks de Eindhovense successen nog altijd in een hogere prijscategorie vallen dan bij PSV. Dankzij transferwinsten hebben de Amsterdammers enorme reserves opgebouwd die nu eindelijk worden ingezet. Echter niet om, zoals Bayern, de concurrentie te verzwakken. Een belangrijke succesfactor van de Duitsers is het wegkopen van de sterspelers bij de rivalen, die zo een dubbele slag worden toegebracht. Zelfs als ze deze voetballers voor het elftal niet eens echt nodig hebben, worden ze gehaald. Liever een topspeler op de eigen bank dan als tegenstander op het veld in Dortmund, Gelsenkirchen of Hoffenheim.

Chelsea

Als Ajax echt het Bayern van de Eredivisie wil worden, had het nu bijvoorbeeld Hirving Lozano, Jeroen Zoet en Steven Berghuis moeten proberen weg te kopen bij de kampioen en de bekerwinnaar. Volgens Van der Sar ligt dat ‘in Nederland gevoelig’. Maar dat is natuurlijk niet anders in Duitsland, waar fans buiten Beieren een bloedhekel hebben aan de piraten die de Bundesliga leegroven. Voor de keiharde Hoeness en Rummenigge maakt dat echter niks uit. Ze kaapten deze zomer doodleuk de gewilde Leon Goretzka alweer weg bij het woedende Schalke.

Het lijkt tegenwoordig alleen nog de vraag of Bayern in februari, maart of april kampioen wordt. Niemand kan de club nog wat maken. Helemaal niet na de aflossing van de stadionhypotheek in 2014. Als schuldenvrije club kan de directie nu bijna alle inkomsten aanwenden voor de selectie. Zie dan het monopolie nog maar eens te doorbreken.

Ajax heeft geld genoeg om dat voorbeeld te volgen. Met de aankoop van de Johan Cruijff Arena zou het de exploitatie in eigen hand kunnen nemen, zodat opbrengsten niet meer gedeeld moeten worden. Ajax zou dan minder afhankelijk zijn van transfers en het spelen van Champions Leaguevoetbal. Zo ver gaan de Amsterdammers echter nog niet. Ze mikken met het omkieperen van een enorme zak geld op het instant succes van een titel die als vliegwiel moet gaan dienen. CL-geld en spelersverkopen moeten de rest doen.

Vraag daarbij is wel hoe de clubfilosofie van opleiden zich gaat verhouden tot het nieuwe beleid van aankopen. En hoe wordt de rust in de kleedkamer bewaakt nu mannen als Tadic en Blind een veelvoud verdienen van de rest? Vooralsnog lijkt Ajax eerder op een soort Chelsea dat met mega-investeringen op de transfermarkt zijn honger naar een titel probeert te stillen dan op het meedogenloze Bayern dat na een keiharde koers in dertig jaar beetje bij beetje de concurrentie heeft weggevaagd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content