Je bent een jonge, ambitieuze sporter en je wil graag je vleugels uitslaan. Marc Herremans en Cedric Dumont helpen talenten op de weg naar succes. Deze week: Belgisch kampioen sprinttriatlon Marten Van Riel.

Marten Van Riel: “Mijn seizoen zit er al op, in plaats van normaal eind oktober. Op 17 september won ik mijn laatste individuele race in Ieper. Die goede prestatie volgde exact twee weken na mijn vijfde plaats op het WK voor beloften in het Canadese Edmonton. We vervroegden bewust, om wat extra rust in te bouwen. Vanaf deze week wacht me nog een tweede stevige uitdaging. Ik begin voor twee maanden aan mijn militaire opleiding in Leopoldsburg, omdat ik daar een topsportstatuut kreeg. Gelukkig heb ik al een testdag achter de rug, die positief verliep. De proeven vielen goed mee. Bij het lopen moesten we opbouwen tot veertien kilometer per uur. Voor een normale mens is dat een stevige snelheid, ik ben gewoon van op de loopband bij Marc Herremans tot soms 23 kilometer per uur te halen.

“Pas sinds januari legde ik me volledig toe op het profbestaan. Ik probeerde de combinatie met studies – ik begon met handelswetenschappen in Antwerpen – en werken – in Sportoase, het zwembad in Brasschaat. De eerste optie was onmogelijk, omdat ik niet op kot zat en daardoor te veel tijd verloor door de afstand. Tweemaal een uur en tien minuten, dat bleek dodelijk. Mijn prestaties schoten wel omhoog toen ik een echte job had, maar na anderhalf jaar besloot ik mijn kans te wagen als profatleet. Omdat ik merkte dat er, na een tiende en vijfde stek op het WK voor de olympische afstand, nog redelijk wat progressiemarge is.”

Bijna gestopt

“Eigenlijk ben ik nog maar vijf jaar intensief bezig met triatlon. Ik kwam op die sport uit via Thijs Ribbens, mijn beste vriend uit de zwemclub en de neef van Marc Herremans, die op zoek was naar atleten voor zijn team. Ik hoefde over het aanbod niet lang na te denken, want ik liep wel wat op regionaal niveau sinds mijn tiende en vanaf mijn achtste deed ik aan competitiezwemmen. Een echte uitblinker of supergoed was ik nooit, wel altijd vrij constant. Maar onder invloed van mijn vader was ik die periode net wat meer gaan fietsen. Hij doet vooral aan duatlon. Marc moet ik uitgebreid bedanken voor de kans op mijn zestiende, want toen was ik bijna gestopt. Ik vroeg me af of het wel allemaal de moeite loonde, de echte motivatie ontbrak. Waren die opofferingen het allemaal wel waard? Ik haalde toch geen super-resultaten en kon in de weekends vaak niet uitgaan met vrienden.

“Vanaf mijn aansluiting ging alles plots razendsnel. Ik kwam in een totaal nieuwe wereld terecht, waar alles bijzonder goed georganiseerd verliep qua omkadering, we over de beste trainingsomstandigheden beschikten en we een beroep konden doen op het beste materiaal. Een ideale situatie. In plaats van twee keer per week te lopen, viermaal te zwemmen en een fietstocht kreeg ik plots specifieke schema’s ter beschikking. Ook een kinesist, een diëtiste, een psychologe, in Wuustwezel kon ik terecht in de fitnessruimte van Marc, enz. Een hele verademing, waardoor ik heel veel zin had om snel iets terug te kunnen geven.

“De eerste maanden moest ik investeren, maar toch begon het vrij snel duidelijk te worden dat ik wel wat aanleg had. Bij het begin van mijn tweede seizoen viel ik net naast het podium van het Belgisch kampioenschap en won ik toch al enkele wedstrijden. De kunst van de olympische afstand is dat je bij het begin van het lopen, waar je vaak met een groepje van veertig atleten samenkomt na het fietsen, vol adrenaline de eerste twee kilometers de tegenstand moet afschudden. Als dat lukt, dan zorgt dat voor een ongelofelijke kick, ook al ga je dan even over de limiet.”

Twintig kilometer

“Ik werkte hard aan mijn lopen, via veel intervaltrainingen op de piste en de loopband. Het streefdoel is een gemiddelde van twintig kilometer per uur, dus een half uur voor tien kilometer. Daarmee kan je prachtige resultaten neerzetten. Slechts een paar triatleten kunnen sneller. Voorlopig zit ik aan 31.30, dus ik heb nog wat marge. Percentagegewijs zit ik misschien aan 80 tot 85 procent van mijn mogelijkheden. In triatlon is 21 jaar nog heel jong. Bij de olympische afstand zit je aan je top rond je 27e. Alles gebeurt onder het motto no pain, no gain! Bedoeling is eerst te zaaien, om dan te oogsten. Het komt erop neer om nog meer en beter mijn eigen lichaam te leren kennen. Daar boekte ik al gigantisch veel vooruitgang. Marc vormt mijn grootste inspiratiebron en is de beste motivator die ik me kan inbeelden. Hij geeft zo veel, maar verwacht niks in return. Marc wil echt mensen helpen. Op korte termijn is een plaats bij de eerste twintig op de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro het doel. Alleen moet ik daarvoor nog wat punten sprokkelen. Mijn hoofddoel vormen de Spelen van 2020 in Tokio. Zeker bij de eerste zestien eindigen, dat moet dan mogelijk zijn. (lacht) Meer mag altijd natuurlijk.”

DOOR FRÉDÉRIC VANHEULE

“Mijn hoofddoel vormen de Spelen van 2020 in Tokio.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content