Wat doet Trond Sollied op training, luidde de basisvraag vooraf. ‘Ik probeer gewoon vier mensen in dezelfde seconde hetzelfde te laten denken’, zegt hij. Een week in het spoor van de Noor. ‘Up and down we go.’

Ze zeggen dat Trond Sollied bij Club Brugge al eens een training mist. Dan, zeggen de mensen, zit hij binnen aan zijn bureau. Of, nog straffer, hij vliegt even over en weer naar Noorwegen. Dat zeggen ze. Veel is het nochtans niet gebeurd, maar Trond Sollied dúrft sporadisch afwezig zijn. Zo is het.

Maar niet vandaag, dinsdag, want Trond Sollied is aanwezig. Er moeten, terwijl de spelers normaal onder leiding van de assistenten zouden uitlopen, geen wedstrijdvideo’s herbekeken worden of bundeltjes notities en statistieken aangevuld met A- en B-kansen van de voorbije partij. Op paasmaandag kreeg de kern vrijaf, maar vandaag wordt er getraind. Onder leiding van de trainer. Een minuutje nadat zijn assistenten het oefenveld al op zijn gestapt komt ook Sollied, vergezeld van de spelers, naar buiten. Het is twee over vier en de trainer heeft de handen in de zakken.

Terwijl hij met fluorescente oranje en gele keppeltjes meticuleus zelf een half speelveld afbakent, is het onder leiding van Chris Van Puyvelde dat de spelers vervolgens loslopen en rekken en strekken. René Verheyen en Dany Verlinden kijken, de armen voor de borst of achter de rug gekruist, toe. Sssst. Dat Trond Sollied met een groepje strekkende spelers een kort en ingetogen woord wisselt, doorbreekt niet eens de stilte.

Daarvoor, voor het doorbreken van de stilte, is het een kwartiertje wachten op de eerste oefeningen met baltoetsen. Speel in die bal en kaats terug. De assistenten sturen, Trond Sollied kijkt toe met de handen gekruist of in de zakken. En hij kan het goed, met de handen gekruist of in de zakken toekijken. Niet van dat nonchalant en onledig staren, maar geconcentreerd observeren is het wat hij doet. Geen baltoets zal hem ontgaan.

Steeds uitgebreider zijn de oefeningen aan het worden : aan het kaatsen is een borstcontrole toegevoegd en lange passen, inspelen en afwerken op doel over de grond en daarna door de lucht eindigen na vijftig minuten in een wedstrijdje op een versmald veld van iets meer dan een halve lengte. Daartoe dus heeft Trond Sollied bij het begin zijn keppeltjes uitgezet. Twee keer een kwartier wordt zeven tegen zeven, met twee doelmannen, gevoetbald om daarna in een soort estafette per twee uit te lopen van keppeltje naar keppeltje, te rusten en pas te stoppen als fasegewijs een hele ronde is afgewerkt. Elke speler springt ter afsluiting zoals gewoonlijk vijf keer in de lucht en voorbij is na werkelijk exact anderhalf uur de training.

Trond Sollied heeft gezwegen en gekeken. “We zijn met vier trainers en soms, met Cedo ( Janevski, nvdr) erbij, met vijf. Ik laat elke trainer een deel van de training leiden en zelf schakel ik om van baas zijn naar observer. Als René bijvoorbeeld baas is, ziet hij maar een deeltje, omdat hij met één groep bezig is. Van op afstand zie je meer. Beginnen te trainen om vier uur was uitzonderlijk omdat we zoveel internationals hadden die weg waren. We wilden spelers wat meer rust geven to get sharp voor de laatste sprint van de competitie.”

Ze vinden dat Trond Sollied saaie trainingen geeft. Hij laat, vinden ze, spelers altijd maar hetzelfde doen. Ja, omdat een pianist die aan het conservatorium de eerste prijs wil halen ook acht uur per dag op dezelfde manier werkt, heeft hij hen al uitgelegd. Talent kan zich namelijk alleen ontwikkelen door herhaling. Een loper moet lopen, een voetballer voetballen en wie gitaar wil leren spelen, kruipt niet de hele dag achter een piano. Talent is bovendien een vorm van concentratie.

Ook vandaag, woensdag, worden de keppeltjes vooraf klaargelegd. Niet om vier uur, zoals gisteren, maar om tien uur al. ’s Ochtends, pleegt Trond Sollied te zeggen, train je beter fysiek, terwijl ’s namiddags je concentratie beter is om tactisch te trainen. Bioritme, zegt hij. Nadat hij zoals gewoonlijk dokter en kinesist heeft geconsulteerd en zijn spelers binnen een kwartiertje de training heeft uitgelegd, herhaalt het stramien van dinsdag zich. Variaties op een thema. Opwarmen geschiedt nu in groepjes, balcontroles volgen met voet, borst en hoofd, ook wordt voorgezet en afgewerkt en een wedstrijdje gespeeld. Lopen in het bos is nu ondenkbaar. Op een voetbalveld staan toch ook geen bomen ? Wel lijnrechters. Dus ook op training, met Chris Van Puyvelde en René Verheyen. En publiek, met Marc Degryse, die, zoals wel vaker gebeurt, is komen kijken. Aan de voorbereiding op volgend seizoen is het dat hij, na afloop een praatje met de trainer makend, al denkt.

Trond Sollied heeft vooral gezwegen en gekeken. Chris Van Puyvelde werkt na afloop op een computer wat scoutingsgegevens bij, Trond Sollied bladert in papieren met een leesbril op de neus. Ongestoord in de concentratie werkt hij verder. Hooguit een geneuried melodietje laat de trainer zich ontstijgen. “Je ontvángt vooral veel papier”, zegt hij, “en ik ben geen bureaucraat. Ik neem beslissingen en fwwwt…finished.”

Papierwerk is saai. “Maar voetballen ís niet vervelend. We doen veel andere bewegingen, maar de wedstrijd blijft de belangrijkste reden. Soms verander je wat om wat slecht ging op te vangen. Of je praat erover. Maar je hele training verander je dus niet. Je moet ook blijven oefenen wat je goed deed. Want een voetballer is nooit beter dan wanneer hij succes heeft. Na een mislukking, moet je hen altijd in iets doen slagen. Je moet als speler gewoon worden aan trainen in een hoger tempo dan in een wedstrijd. Alles hangt af van de wedstrijden en een wedstrijd is elf tegen elf, dus evolueren we de hele week van elf tegen elf naar een tegen een en terug naar elf tegen elf. Up and down we go. Een tegen een is wat de Duitsers mein Kampf noemen. Dat is wat ze, naar mijn mening, te veel doen. Het is goed dat je een tegen een leert spelen, maar als je geen andere spelers in brengt, speel je niet sámen. Meestal spelen wij drie tegen drie of vier tegen vier. Omdat je dan veel bewegingen combineert. Meer dan vier mensen wordt moeilijk. En hoe minder, hoe moeilijker óók voor het individu, want met elf kan je je verbergen. Maar deze week is geen typische week omdat er zoveel weg zijn voor interlands.”

Ze vinden dat Sollied weinig communiceert en desgevallend vaak in raadsels spreekt. Trond is een sfinx. Verrassend en daarom altijd aangenaam om te horen, maar stug, vinden ze.

Vandaag, donderdag, is de trainer gretiger met commentaar. Achttien spelers en twee doelmannen telt de aanwezige kern inmiddels en na de opwarming is het vooral Manasseh Ishiaku die in de groep van Sollied uitleg behoeft. Afhaken moet de spits, de bal krijgen en terugleggen, breed zien passen naar de flank en inlopen op de voorzet die komt. Armen blijven niet meer gekruist, handen gaan uit de zakken. Voordoen dan maar. Niet te dicht mag de verdediger komen, let him run. Victor scoort, maar kwam toch te vroeg, zegt Sollied hem. Wachten is de boodschap. En timing, rust, overzicht.

“Vooral in het begin, als ik een nieuwe ploeg krijg, praat ik veel”, zegt Trond Sollied. “Vraag maar aan Peter Van der Heyden. Ik heb zoveel tegen hem gepraat dat hij dacht dat ik hem wou afmaken. Maar het was gewoon een kwestie van aanleren. Nadien heeft hij het gezien. Maar omdat er sinds nieuwjaar nieuwe spelers bijgekomen zijn, moet ik nu ook wat meer uitleggen. Ishiaku zal meer tijd nodig hebben dan Klukowski om zich in te passen. Klukowski kan meteen inpikken en hij zal het goed doen. Maar ik kan er Peter Van der Heyden niet zomaar uit pakken omdat hij straks vertrekt. We zijn meer bezig met het nu dan met wat de situatie over vijf jaar zal zijn. Ishiaku kan op verschillende aanvallende posities spelen, maar je hebt als speler een half jaar nodig om te begrijpen wat hier gebeurt. Ook de anderen moeten leren hoe híj speelt en wat ze kunnen doen of niet. Hoe kunnen ze naar hem passen ?

“Om in een wedstrijd als speler tactische beslissingen te kunnen nemen moet je elkaar kennen. Het gaat om de runs voor doel. Maar het was vandaag moeilijk om voor te zetten omdat de velden een catastrofe zijn. Overal. Het is beter er aardappelen op te laten groeien. We hebben een synthetisch veld, maar we blijven zolang mogelijk op echt gras omdat we daar in wedstrijden ook op spelen. Om te groeien als voetballer is het beter twee tegen twee, drie tegen drie of vier tegen vier te spelen om ook te zien wat anderen doen. In de aanval trainen we daarom met acht tegen vier, zodat we veel situaties voor doel krijgen en leren om te scoren. Want scoren kan je leren. Tijdens de week oefenen we altijd veel afwerken op doel. Niemand wordt geboren met scoringsinstinct. Je léért het sinds je geboorte. De meeste doelpunten die we maken, hebben we getraind. Dat is de seconde dat ze exact doen waarop we getraind hebben, dat ze de runs maken die ze moeten maken. Verdedigers blijven zo dicht bij het doel als ze kunnen, dus aanvallers mogen niet te vroeg komen. Soms lopen ze te vroeg in en staan ze stil als de voorzet komt. Ik wil snelheid. En soms hebben spelers last van black screen en staan ze stil. Dan moet je ze aan de basisprincipes herinneren, door te herhalen. Zoals je op school het alfabet leert, zó werk ik. Na de laatste letter moet je snel terug naar de eerste, anders ben je het vergeten.”

Ze vinden het shadow game de essentie van zijn eigengereide werkmethode. Ja, een vondst is het, dat schaduwspel. De ploeg die ’s anderendaags zal spelen op een grote of kleine oppervlakte gepositioneerd worden en stilstaand of bewegend tonen wat de trainer wil. Up and down we go. Alleen de trainer die perfect weet wat hij wil, kan het.

Vandaag, vrijdag, wordt evenwel geen schaduwspel gespeeld. Te veel internationals heeft Brugge de voorbije competitieloze twee weken moeten missen en sommigen hebben twee dagen eerder pas nog een interland gespeeld. Balans vinden is waar het voor zaterdag op aan zal komen. “Soms heb je een slechte dag”, zegt Sollied, “maar daar mag je niet op focussen omdat het natural is. Je kan dat compenseren door fysieker te spelen, want dat is heel simpel, want je moet niet nadenken. Maar als ik met voetbal begin, moeten ze nadenken. Dat is veel moeilijker, zoals schaken. Je wordt vermoeider van focussing dan van al dat fysiek werk, dat is het gemakkelijkste deel. Wat ik probeer te bereiken, is dat vier spelers – geen elf, want niet iedereen is betrokken in de situatie – in dezelfde seconde hetzelfde zien. Als je dat kan, ben je de baas van een groot bedrijf in Europa. Maar nu heb ik door de omstandigheden veel moeten improviseren. I declare the team for open (grijnst). Zo simpel is het nu.”

Ze hopen dat Club Brugge Anderlecht niet meer te vrezen heeft. Club Brugge, hopen ze, zal met de vingers in de neus kampioen worden.

Maar vandaag, zaterdag, is het nog even nagelbijten, want La Louvière biedt verrassend weerwerk. Met zijn reserveploeg nog wel. Een reserveploeg ? ! Rancune om een door de kalendercommissie niet eerder uitgestelde wedstrijd ? Een vingerwijzing naar de advocaat van de club, die na de plofbal-affaire al te openlijk de kant van Anderlecht koos ? Psychologische oorlogsvoering voor het bekertreffen tegen datzelfde Club Brugge op woensdag ? Competitievervalsing ? Wilde hypotheses waren door de catacomben.

Club Brugge speelt zonder Nastja Ceh, die zelf aangaf zich onvoldoende fris te voelen en wel meer spelers blijken met vormverlies te kampen. Na vijfendertig minuten roept Sollied dan ook voor een aanwijzing Gert Verheyen bij zich. Dat Victor, actief op links, en Bosko Balaban, centraal, maar statisch en slecht bij schot, beter van plaats kunnen wisselen. Maar aan de rust staat het nog altijd 0-0. Gehurkt werkt Trond Sollied ondertussen in de gang zijn notities bij. Vijf overtredingen, zo heeft Chris Van Puyvelde voor hem geteld, heeft Grégory Campi, de kapitein van La Louvière, in de negen minuten die op zijn gele kaart volgden gemaakt. Agressief spel spelen les Loups, waar Brugge zich aan ergert. Meer twee-tegen-een-situaties moeten er op de flank worden gecreëerd, meer beweging rond de bal moet er komen.

De tweede helft biedt meer ruimte en kijk, Victor komt centraal perfect ingelopen, past naar Van der Heyden, die aan twee baltoetsen voldoende heeft om voor te zetten naar Verheyen, die fraai binnen kopt. Wat hij een paar minuten later nog eens doet, op een hoekschop van de net als Ishiaku tegen zijn ex-ploeg sterk ingekomen Klukowski. Afhaken, openen, voorzetten, inlopen, scoren. Training in een wedstrijd. Up and down we go. Tegen een reserveploeg weliswaar. Drie doelstellingen had La Louvière voor het seizoen – het behoud, financieel gezond zijn en jeugd kansen geven – en aan de derde daarvan wou Albert Cartier, legt hij achteraf uit, ook gevolg geven. Voilà.

Trond Sollied had er geen commentaar op : “Wat mij wat bang maakt, is dat ik bij het herbekijken van de video van Genk-Club Brugge zie dat de scheidsrechter op vier, vijf meter van bepaalde fasen staat en kíjkt, maar niet fluit. Niet dat ik iemand beschuldig, maar het is vreemd en dát maakt me bang, niet de wedstrijden op zich. We moesten hier geen grote prestatie leveren. Acht kansen creëren op verplaatsing is meer dan genoeg. We hadden er wel meer doelpunten uit moeten halen, maar aanvallers zijn types die soms meer op instinct spelen. Bosko stond te veel stil, met Victor kregen we meer beweging. Maar meer dan controle hebben en winnen kan je in ieder geval niet doen als ploeg. Ik ben nog altijd overtuigd dat we geen slechte periode hebben of zullen krijgen. Wat we moeten doen, is stay cool and do it our way.”

Na een door interlands atypische trainingsweek kon Club Brugge zo toch weer drie punten halen. De mensen mogen gerust zijn. Ze hopen alleen dat Anderlecht zondagavond niet zal winnen van Genk. De kloof van zes punten zal niet kleiner worden, dat wel, maar misschien kan hij toch weer groter worden. Ze hopen het. Trond Sollied niet. Trond Sollied hoopt niet. Hij weet.

Raoul De Groote

‘Na een mislukking moet je spelers altijd in iets doen slagen.’

‘Zoals je op school het alfabet leert, zó werk ik.’

‘Niemand wordt geboren met scoringsinstinct. Scoren moet je leren.’

‘Je hebt als speler een half jaar nodig om te begrijpen wat hier gebeurt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content