Tegen Zenit stond hij nog eens in de ooit zo succesvolle driehoek met Lucas Biglia en Jan Polák. Een helft, niet langer. Guillaume Gillet, rechtsachter tegen wil en dank: ‘Al die positiewissels maken het echt niet gemakkelijk.’ Een eerlijk interview.

Hoe begin je aan een interview met Guillaume Gillet zonder het over de rechtsachterpositie te hebben? De vraag stellen is ze beantwoorden. De Anderlechtspeler – alles veiliger dan Anderlechtverdediger of Anderlechtmiddenvelder – glimlacht. Meteen opstaan en naar buiten wandelen had ook gekund, maar hij blijft zitten.

“Het is de vraag die men mij altijd stelt. Maar zelfs voor mij is ze moeilijk te beantwoorden. Ik heb het geluk dat ik hier bijna alle matchen speel. Al meer dan honderd als titularis. Of het nu als rechtsback of als middenvelder is: ik ben blij als ik op het veld sta. Maar als men mij vraagt waar ik het liefst speel, dan is het natuurlijk op het middenveld. Dat heb ik nu al wel aan iedereen gezegd. En toch blijft men het mij vragen.”

Niks mooiers dan het voetballerbestaan, maar het vraagt opofferingen. Guillaume Gillet is gepassioneerd door snelheid. Toen hij jong(er) was, deed hij aan karting. En het liefst stond hij op skilatten. Het mag allemaal niet meer. Te risicovol. Ook op het voetbalveld werd zijn drang naar voren gaandeweg aan banden gelegd. Eerst was hij spits, daarna offensieve middenvelder, nu rechtsachter. En weer terug, soms.

Niet verwonderlijk dat dé vraag blijft terugkeren. Want wat is hij nu eigenlijk? Zelfs op Anderlecht lijken ze het nog altijd niet te weten. Hij maakte het mee dat Herman Van Holsbeeck voor de start van het seizoen verklaarde dat dit het jaar van Gillet als middenvelder zou worden. Waarna Ariël Jacobs hem tijdens de voorbereiding apart nam en zei dat hij zijn rechtsachter was.

Het huidige seizoen, hoe pril ook, slaat alles. “Niet eens zo lang geleden, in Belgrado, speelden we in een iets ander systeem. Ik kreeg een offensievere rol en dat liep erg goed. Het volgende weekend tegen Lokeren speelde ik opnieuw een erg goede partij, dit keer op het middenveld. Maar een week later stond ik weer rechtsachter. Daarna vertrok ik naar de nationale ploeg en daar werd ik als rechtsmidden uitgespeeld. (zucht) Al die positiewissels maken het echt niet gemakkelijk.”

Ben je na al die jaren een betere rechtsachter geworden?

Guillaume Gillet: “Niet genoeg, vind ik. Toch niet in verhouding tot het aantal wedstrijden dat ik er al heb gespeeld. Dat ontgoochelt me zelf ook wel, al vind ik het een verzachtende omstandigheid dat ik nog niet zo lang op die positie speel. Bij de jeugd was ik een midvoor en nadien een offensieve middenvelder. Ik had nog nooit verdedigend moeten denken tot ik naar Gent ging. Daar speelde ik anderhalf jaar als rechtsachter. Bij Anderlecht kwam ik direct op het middenveld terecht. Laat ons zeggen dat ik hier ondertussen anderhalf jaar rechtsachter ben. Alles samen maakt dat drie jaar. Niet veel, hé? Ik heb op die korte tijd moeten leren waar anderen een hele carrière over doen.”

Vooral in internationale confrontaties kun je dat niet wegsteken. In de Jupiler Pro League valt het nog mee.

“Omdat Anderlecht daar meestal balbezit heeft en de wedstrijd maakt. Wedstrijden in de Europa League of met de nationale ploeg zijn van een ander niveau. Als ik tegen Hamburg tegen aanvallers die Duits international zijn sta, is het echt niet gemakkelijk.”

Meeste minuten

Hoe prettig zijn die internationale wedstrijden nog voor jou? Als het slecht afloopt, lig je geheid onder vuur.

“Tijdens de wedstrijd denk ik er niet aan, maar als het er nadien alleen maar over gaat wat ik allemaal niet goed heb gedaan en dat dit of dat doelpunt aan mij lag, heb ik het daar best moeilijk mee. Men mag me niet beoordelen op mijn defensieve spel, vind ik. Ik probeer mijn best te doen, maar ik ben Philipp Lahm of Sergio Ramos niet. Zij hebben nooit op een andere positie gespeeld. Dus ja, die kritiek is zwaar om te dragen. Het zou eerlijker zijn om me op mijn offensieve kwaliteiten te beoordelen. Maar goed, men zet mij op de rechtsachter, dus ik moet het daar maar beter leren doen.”

En dat lukt nog niet goed, zeg je zelf. Misschien omdat je ambitie om een spelmaker te zijn nog steeds groter is dan die om een goede rechtsachter te worden?

“Vooral vorig seizoen, toen de coach me opnieuw op de rechtsachter zette, heb ik het moeilijk gehad. Dit seizoen was het anders. Toen we aan de voorbereiding begonnen, wist ik al dat ik rechtsachter zou zijn. Dat kon ook niet anders, want er waren geen transfers gedaan. Daardoor zat het beter in mijn hoofd. Maar in Belgrado en in Lokeren speelde ik plots weer in een offensievere rol en dan begin je toch weer na te denken.”

Je scoorde bovendien tegen Partizan.

“Voilà. En dan vraag je je af: waarom blijf ik daar nu niet stáán? Tot je op de eerstvolgende training gewoon weer rechtsachter staat. Dat maakt het moeilijk. We zien wel wanneer Wasyl terugkeert en of er volgend seizoen een transfer wordt gedaan, maar zover zijn we nog niet. Het seizoen is pas begonnen. En ik mag ook niet klagen. Alles wat ik hier al heb meegemaakt, is prachtig geweest.”

Denk je vaak terug aan de beenbreuk van Wasilewski?

“Toch wel. Ik wist meteen dat ik weer een rij achteruit zou worden geschoven. Tot dan had ik goed gepresteerd op het middenveld. Dat maakt het zo moeilijk voor mij.”

Anderzijds is het misschien wel dankzij de rechtsachterpositie dat je zoveel speelt. Op het middenveld is de concurrentie een stuk groter.

“Dat is precies wat mijn vader en mijn omgeving me ook zeggen. Ik krijg hier de kans om elke wedstrijd te spelen. Elk seizoen behoor ik tot de spelers die de meeste minuten op het veld hebben gestaan. Hoeveel mensen zouden niet ooit één wedstrijd voor Anderlecht willen spelen? En ik heb er al meer dan honderd! Geweldig, maar toch blijft er altijd dat kleine beetje ontgoocheling sluimeren.”

Slechte dagen

Bescheiden, maar trots: vat dat Guillaume Gillet een beetje samen?

“Ik ben nog altijd dezelfde persoon als toen ik in de tweede klasse voetbalde en schoolliep. Zes jaar geleden zat ik nog in de derde klasse. Ondertussen heb ik voor de nationale ploeg gespeeld, heb ik de beker gewonnen en ben ik landskampioen geworden. Ik ben trots op wat ik heb bereikt.”

Helaas niet als de spelmaker die je altijd was.

“Het klopt dat ik vaker bij de acties betrokken zou willen zijn. Voor doel komen, scoren …”

De vedette zijn.

Bwah … In Anderlecht zijn zelfs de spelers die ernaast staan erg goed. Nee, dat stoort me niet, eerlijk waar. Maar het is zeker zo dat een aanvaller altijd meer waardering krijgt – van de supporters, voor de Gouden Schoen – dan een verdediger. Juist door zijn doelpunten en acties. Kwaliteiten die ook in mijn spel zitten, maar die ik als verdediger moet onderdrukken.”

Wat bedoelde Marc Grosjean, die je trainer was bij Eupen, toen hij zei dat je Guillaume Gillet soms met de voeten op de grond moet houden?

“In tweede klasse liep alles op wieltjes. Ik scoorde vaak, waardoor ik me niet altijd helemaal gaf op training en zo’n beetje deed waar ik zin in had. Ik was behoorlijk nonchalant. Ik wist toch dat ik speelde in het weekend. Marc Grosjean heeft me geleerd om me elke dag ten volle in te zetten op training. Dat is erg belangrijk geweest in mijn ontwikkeling. Je kunt er bij Anderlecht of zelfs bij Gent de kantjes niet aflopen. Als je de beste niet bent op je positie, speel je gewoon niet.”

Is de nonchalance weg nu?

“Niet helemaal, maar toch grotendeels. Vroeger was het echt erg.” (lacht)

Rechtsback is niet je favoriete plek. Dan kan ik me voorstellen dat je er nog altijd soms liever de brui aan geeft.

“Soms heb ik van die dagen, ja. Maar die heeft iedereen wel, denk ik, in om het even welk beroep. Het is erg om te zeggen, want als voetballer krijg je kansen die anderen niet krijgen. Die moet je grijpen. Maar we zijn ook maar mensen. Een probleem in de familie of met je vriendin kan invloed hebben op je prestaties. En ik wil ook op training graag acties maken natuurlijk, maar ook daar kan dat niet altijd.”

Praat je erover met de trainer?

“Soms. Ik zou het kunnen: morgen op hem afstappen en zeggen dat ik geen rechtsachter meer wil staan. Maar ik spéél elke week! Stel dat ik op de bank beland, dat zou pas een catastrofe zijn. Ik speel te graag. Dus moet je weten wat je wilt. De coach heeft het me zelf ook gezegd: dat ik wel kan zeggen dat ik er niet meer wil spelen, maar dat de concurrentie op het middenveld groot is. Ik ben niet bang van wat concurrentie, maar hoe zal hij het opvatten als ik zeg ergens niet langer te willen spelen?”

Zal het een overweging zijn bij een eventuele transfer later?

(denkt na) “Erg moeilijk te zeggen wat ik zou doen, mocht een club uit een groot kampioenschap me komen halen als rechtsachter … Ik weet het niet.”

Altijd twijfel in het hoofd.

“Altijd, ja. Al is het al veel minder.”

Een winnaar

Grosjean zei ook: ‘Over twee jaar zal Anderlecht te klein voor hem zijn.’ We zijn tweeënhalf jaar verder nu.

“Toen hij dat zei, speelde ik op het middenveld. Nadien is er veel veranderd.

“Er zijn in die tweeënhalf jaar veel mooie dingen gebeurd, maar ook erg slechte. Daaronder de twee uitschakelingen voor de Champions League: tegen BATE Borisov en tegen Partizan Belgrado. Erger kun je niet meemaken. Er waren ook de twee aan Standard verloren titels. Die eerste hadden ze verdiend, maar een titel mislopen in testmatchen, dat blijft moeilijk te verdragen voor een sportman. Maar goed, vergeleken met die uitschakelingen voor de Cham-pions League stelt het niets voor. De Champions League is jé van hét en helaas heb ik het bij Anderlecht nog niet mogen meemaken. Dat is een donkere bladzijde. Daartegenover staan een beker en een landstitel.”

En persoonlijk?

“Het eerste grote moment was mijn doelpunt in de gewonnen bekerfinale tegen Gent. Na zes maanden was dat al mijn eerste prijs, bovendien na zelf het doelpunt van de overwinning te hebben gemaakt.

“Het moeilijkste moment was begin vorig seizoen. Ik was geblesseerd, miste een stuk van de voorbereiding en begon op de bank, zowel tegen Sivasspor als in het kampioenschap. Daar had ik me niet aan verwacht na een goed seizoen. Stel dat Wasyl niet geblesseerd raakt, had ik het misschien nog langer moeilijk gehad.”

Dat goede seizoen speelde je in een driehoek met Biglia en Polák.

“Vooral de heenronde was van een hoog niveau. Ik scoorde acht keer. Daarna zijn er tactisch wat dingen bijgestuurd, ik weet niet waarom, waarna ik de ene keer rechtsmidden was, de andere keer rechtsachter. Er kwam maar één doelpunt meer bij.”

Is er iets mooier dan scoren?

“Nee.” (lacht)

Ben je een klager als het niet loopt zoals je wil?

“Ik zal bokken, maar dat gaat snel weer over. Ik heb het karakter van een winnaar. Als het niet loopt op het veld, wind ik me op. Je râle beaucoup.”

Koppig?

“Hetzelfde: na een uur is het over. Weet je, eigenlijk ben ik te vriendelijk. Ik kan geen nee zeggen. Er was een tijd dat ik voortdurend beschikbaar was voor de pers. Daar ondervind je op den duur ook de nadelen van. Je krijgt allerlei verhalen. Zoals van die dikkenek met zijn Porsche. Maar als ik zin heb om een Porsche of een Ferrari te kopen, dan ga ik daar toch niet slechter om spelen? Op zulke momenten is het moeilijk leven met de pers. Ik heb een paar keer een persstop ingelast omdat er dingen werden geschreven die niet waar waren. Dat men schrijft dat ik slecht heb gespeeld: geen probleem. Maar als men schrijft dat het uit is met mijn vriendin en dat ik elke week uitga in Gent … Ik heb al anderhalf jaar geen voet meer gezet in Gent. Dan is het normaal dat je even geen zin hebt in journalisten. Het voordeel is trouwens dat je je zo weer beter op het voetbal kunt concentreren.”

door jan hauspie

Stel dat ik op de bank beland, dat zou pas een catastrofe zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content