Menig doelman passeerde in zijn carrière bij Guy Martens. De keeperstrainer van Genk weet dan ook stilaan waar het om draait in het vak. ‘Elke bal in de vijf meter moet voor de keeper zijn, hoor ik wel eens zeggen. Maar dat is toch absurd?’

Zelf scheerde Guy Martens in zijn sportloopbaan geen hoge toppen, maar opmerkelijk is ze wel: hij haalde als doelman de bank van Waterschei, dat later met Winterslag tot KRC Genk zou fusioneren, en combineerde dat met een carrière bij volleybalclub Gevoc Gellik. “En volleybal heb ik altijd veel liever gedaan”, zegt hij. “Eigenlijk keepte ik zelf niet graag, maar ik moest. Ik kwam soms op training met mijn duim in een verband gewikkeld, want dan mocht ik meevoetballen. ( grijnst) Dat vond ik geweldig. Ik kreeg als keeper in een wedstrijd veel te weinig voldoening, maar als voetballer des te meer. Waarom ik dan toch telkens weer in doel moest gaan staan, weet ik niet meer.” ( grijnst)

Daarna combineerde hij het trainen van de Genkse (jeugd)doelmannen met een job in het onderwijs. Na tussenstappen bij Verbroedering Geel (met Jos Heyligen) en Roda JC (met Martin Jol) werd hij onder Aimé Anthuenis voltijds bij de Genkse eerste ploeg ingeschakeld.

“Als er een nieuwe trainer komt, heb ik daarmee ook altijd een goed gesprek om te weten wat hij tactisch van een keeper verwacht. Als je dan voelt dat het niet gaat klikken, moet je de eer aan jezelf houden en zeggen: dit doe ik niet. Eén keer heb ik dat meegemaakt, met Enver Alisic. Ik kon onmogelijk werken zoals hij wilde. Dat ging vroeg of laat botsen als ik was gebleven. Keepers trainen moest volgens hem beulenwerk zijn. Niet tactisch of op techniek. Al haalden ze de bal er met hun piemel uit! Als het maar geen doelpunt was, dat was het enige dat telde.”

Je hebt nooit een naam kunnen opbouwen door zelf op hoog niveau te spelen. Waar haalde je dan je inspiratie om je keeperstrainingen gestalte te geven?

Guy Martens: “Je kan van een boerenpaard geen renpaard maken, een keeper moet eerst talenten hebben. Maar mijn manier van werken heb ik voor een groot deel te danken aan Poll Peters, een heel fervent aanhanger van Frans Hoek. Wat is je beginpunt en hoe kan je tot een eindpunt komen? Peters integreerde ook bewegingen uit andere sporten, zoals hoogspringen, speerwerpen, volleybal, handbal … Zo kwam hij tot een manier van keeperstraining geven die heel verschillend was van de klassieke aanpak.

“Elke bal in ‘de vijf meter’ moet voor de keeper zijn, hoor ik wel eens zeggen. Maar dat is toch absurd? Dat hangt van zoveel factoren af en de balsnelheid is hoger dan je reactiesnelheid en je loopvermogen, dus soms blijf je beter staan.

“Ik heb zelf nooit een keeperstrainer gehad. In de tijd van KlausPudelko kwam die een kwartiertje vroeger om mij training te geven: over een haagje springen en duiken. Ik was tweede keeper en hij eerste, maar hij vond het zijn plicht om dat te doen. Ik merk dat alle keeperstrainers die ik ken heel gemotiveerd zijn. Maar een keeperstrainer die nu iets wil bijleren, heeft die mogelijkheid haast niet in België. Wij moeten ons zelf beter maken. De bond geeft een eerste en tweede jaar, maar het derde jaar komt er gewoon niet. Dus dan moet je links of rechts een dvd gaan vragen van iemand met ervaring of trainingen gaan volgen.”

Je hebt zelf in Griekenland clinics gegeven. Hoe kwam je daar terecht?

“Dat contact is gelegd via een Griek uit de buurt die een zoon heeft die ginder is gaan spelen. Die clinics heb ik vorig jaar gegeven samen met Gilbert Roex, de jeugdkeeperstrainer. Daar was heel veel belangstelling voor: honderd keeperstrainers uit heel Griekenland en Cyprus. Ze namen drie, vier dagen vrij om dat te volgen. België spreekt ook anders tot de verbeelding dan Duitsland.”

Hoezo?

“In Duitsland hebben ze ook goede keepers, dus ze moeten wel een goede begeleiding hebben – of het is dat ze een groter aantal hebben om uit te kiezen. Maar het is veel op kracht en explosiviteit gebaseerd. Ik ben één keer gaan kijken naar de training van Logan Bailly en daar heb ik niks gezien.

“Logan zei dat keeperstraining bij Mönchengladbach heel miniem was en dat ze vooral veel in het krachthonk zaten. Onlangs hoorde ik Logan nog eens en toen ik vroeg hoe het met zijn keeperstrainer zat, bleek dat hij die sinds maart niet meer had gezien omdat hij een nieuwe knie had laten zetten. Dus moesten de doelmannen in afwachting maar een beetje naar elkaar trappen.”

Jullie werken in Genk meer vanuit een meevoetballende visie.

“Ik maak compilaties van wedstrijden van de keepers en wat blijkt? Slechts tien procent van de ballen die een keeper moet pakken, zijn schoten op doel. Dan ga je toch geen zeventig procent trainen op schoten op doel? Een keeper moet zoveel meer doen!

“Logan Bailly is op zijn veertiende naar hier gekomen en die had wat Standardtrekken in zich, wat moeilijk was om eruit te krijgen. Het leek allemaal neer te komen op: vanuit stand zo snel en zo gek mogelijk springen. Terwijl wij vinden dat je een goede keeper bent als je een hele wedstrijd ballen hebt gepakt zonder te vallen. Doelpunten voorkomen door je positie, dat is het keepersvak. Jan Moons was daar een krak in. Al werd dat niet onmiddellijk aanvaard, want hij kwam na IstvanBrockhauser en dat was een spectaculaire keeper.”

Thibaut Courtois heeft het Genkse publiek wel mee ondertussen.

“In zijn eerste aantreden, tegen AA Gent, heeft hij als zestienjarige een heel goede wedstrijd gespeeld. Dat heeft de supporters voor hem ingenomen. Ten tweede kwam hij op een moment dat men eigenlijk Davino ( Verhulst, nvdr) had uitgespuwd. Als je als keeper kan komen na iemand die heeft afgedaan, kan je al bijna niet meer kapot. In het andere geval krijg je vaak problemen. Moons na Brocky: problemen. Davino na Bailly: problemen … Het is altijd belangrijk te weten welke keeper je gaat opvolgen.

“Op zijn leeftijd heeft Courtois goede prestaties geleverd, maar hoe gaat hij reageren als hij bekend wordt, straks meer vrije tijd krijgt of eens op de bank belandt? Ik heb hem al gezegd dat ik, zeker bij een jonge keeper, niet te graag veel randgebeuren zie.

“Ik laat bijvoorbeeld ook niet toe dat een keeper die een goal incasseert uit frustratie de bal wild wegtrapt. Een keeper heeft een harde schijf en je moet altijd proberen de mindere momenten daar niet op te zetten, anders verlies je vertrouwen. Verbauwhede roept soms ‘yes’ en maakt een vuist als hij een goede bal heeft gepakt. Zo sla je positieve momenten op en bouw je aan je vertrouwen. Hans van Breukelen heb ik ontmoet in Hoenderlo en hij zei: ‘Een keeper is 30 procent kunnen en 70 procent mentaal.’ Hij begreep niet dat nog zoveel ploegen zonder mental coach werken.”

Guy Martens geeft voor keeperstrainers (+18 jaar) drie clinics (11 oktober een tegen een, 13 december opwarmingsvormen en 7 februari flank- en diepteballen) die een uur theorie met beelden en anderhalf uur praktijk omvatten. 25 euro per sessie of 65 euro voor drie sessies. Contact: Sportdienst Bilzen, 089 519 517, keepersclinic@bilzen.be.

door raoul de groote

Ik ben één keer gaan kijken naar de training van Logan Bailly in Duitsland en daar heb ik niks gezien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content