Een Afrikaanse spits die opkijkt naar Dirk Kuyt, dat kom je niet elke dag tegen. Maar het zegt veel over de mentaliteit van Joseph Akpala, straks misschien de topschutter van de Jupiler League.

Het doek is bijna gevallen over deze competitie. Dat Standard na 25 jaar nog eens een landstitel verovert, weten we ondertussen al enkele weken, maar wie wordt topschutter van dit seizoen? Een goede kans dat Joseph Akpala (21) van Charleroi iedereen de loef afsteekt. En tenzij hij er komend weekend vijf in het mandje trapt zal dat weer niet met een doelpuntentotaal zijn om van achterover te vallen. De voorbije drie seizoenen was het net zo: Nenad Jestrovic met achttien goals, Tosin Dosunmu eveneens met achttien goals en vorig jaar sloot François Sterchele het seizoen af met 21 goals. Niettegenstaande de magere productie leverde het de topschutter wél steeds een lucratieve transfer op. Akpala, momenteel zeventien doelpunten, zal het niet anders vergaan. Saint-Etienne – vijfde in de Franse competitie – trekt al enkele weken heel hard aan zijn mouw en een deal lijkt in de maak. Akpala blijft er rustig onder en legt al zijn vertrouwen in zijn entourage, zolang hij maar kan voetballen.

De minzame Nigeriaan ontvangt ons in zijn klein appartementje in de schaduw van Mambourg, hij moet maar de straat oversteken en hij is op ‘zijn werk’. In de kale woonkamer niets anders dan een flatscreentelevisie, twee zetels, een tafel, een keyboard – “Als ik mij eenzaam voel, speel ik orgelmuziekjes”, dixit Akpala – en een computer die voortdurend aanstaat om in contact te blijven met zijn thuisland. In een kleine vitrinekast prijken enkele flessen champagne. Al een kleine voorbereiding op de topschutterstitel? “Neenee,” lacht Akpala zijn hagelwitte tanden bloot, “dat is voor mijn vader. Af en toe krijg ik na de wedstrijd een fles cadeau als ‘man van de match’, maar ik drink niet, dus schenk ik die flessen weg. Deze hier in de kast zijn een verrassing voor mijn vader.”

In de wedstrijd tegen Genk, vier speeldagen geleden, ging het om een rechtstreeks duel tussen de twee topschutters: Barda en jij. Je scoorde een hattrick.

Joseph Akpala: “Hij stond op vijftien treffers en ik op twaalf; door mijn hattrick beende ik hem bij. Barda pakte bovendien rood. Ik heb die wedstrijd nog enkele malen bekeken – ik analyseer mijn wedstrijden dikwijls op video – en je zag wel dat hij absoluut wilde scoren. De scheidsrechter nam op een bepaald moment een verkeerde beslissing en hij reageerde verkeerd. Mijn devies luidt: je mag woede nooit laten winnen.”

Heb jij dan nooit in je carrière een rode kaart gekregen?

“Nee. Nooit. En ik denk niet dat ik er ooit één zal krijgen. Zelfs als je 7-0 verliest, mag je de frustratie niet de bovenhand laten nemen. Dat zou erg dom zijn.”

De ochtend na je hattrick tegen Genk trok je naar een gospelmis in Waterloo om God te danken voor je goals.

“O, maar ik ga elke zondag bidden, dat was niet speciaal na die wedstrijd. In Charleroi zijn alle kerkdiensten in het Frans en versta ik er maar de helft van, via mijn Amerikaanse ploeggenoot Gregory Dalby kwam ik te weten dat er in Waterloo een Engelstalige kerk bestond. Nu ik sinds kort mijn rijbewijs en eigen wagen heb, rij ik af en toe naar Waterloo. De Amerikaanse mis lijkt erg op de Nigeriaanse: zingen en dansen.”

Het fluitconcert van de eigen aanhang na een paar missers tegen Brussels heeft je volgens intimi geraakt.

“Zolang ik op het veld stond, trok ik me dat niet te veel aan omdat ik ervan uitging dat ik het nog wel zou rechtzetten. Maar achteraf… Ik heb de beelden teruggezien: ongelooflijk dat ik die kansen verprutste, het waren open kansen. Ik ben die nacht pas om vijf uur in slaap gevallen, ik speelde de film van de wedstrijd wel 100 keer opnieuw af in mijn hoofd. Meteen na de match heb ik lang aan de telefoon gehangen met mijn ouders. Ook de trainer belde me, en mijn goede vriend Dante van Standard. Ach, het overkomt elke spits wel eens. Ik beschouwde dat fluitconcert als een test om te zien hoe sterk ik op mentaal vlak stond. Volgens mij heeft die ervaring me zelfs enorm vooruitgeholpen. Ik heb geleerd dat je anderen niet in je hoofd mag laten komen.”

Zijn die missers een gebrek aan concentratie?

“Dat denk ik niet. Alleen moet je ook durven erkennen dat die doelman (Olivier Werner, nvdr) van Brussels heel goed pakte. Ik kwam bijvoorbeeld alleen voor hem, wachtte op een eerste beweging, maar hij deed niets en bleef staan. In de week na die wedstrijd heb ik elke dag nagetraind op een-tegen-eensituaties met de keeper. Je mag je schouders niet laten hangen, je moet eruit leren. Het beste bewijs is dat ik sindsdien weer scoor. Eigenlijk moet ik de fans dus dankbaar zijn.”

Instinctief positie kiezen

Je begon sterk aan het seizoen en stond op een gegeven moment samen met Bertin Tomou van Moeskroen bovenaan de topschutterslijst, nadien viel je helemaal stil en lukte je in vier maanden tijd amper één doelpunt. Hoe leg je dat uit?

“Het klopt dat ik een tijdje niet meer scoorde, maar ik wist van mezelf dat ik keihard werkte in dienst van de ploeg, dat gaf ook voldoening. Bovendien speelde heel de ploeg in die periode slecht. Dat ik niet scoor, maakt me in feite weinig uit. Dat mijn team wint, that’s what mathers to me.”

Hoe verklaar je het feit dat je de laatste weken weer makkelijker de weg naar doel vindt?

“Ik heb veel te danken aan Mario Notaro (hulptrainer van Charleroi, nvdr), Raymond Mommens en Thierry Siquet. Ze werken veel individueel met mij, met specifieke oefeningen voor een aanvaller. Door constant op afwerking te oefenen, ga je na verloop van tijd instinctief positie kiezen voor doel. Herhaling zorgt voor automatismen.”

Volgens Dante Brogno moest hij je de eerste maanden na je aankomst in Charleroi leren trappen in dropkick. Want dat was iets wat je in Nigeria niet geleerd had.

“Vooral aan Jacky Mathijssen heb ik die eerste maanden veel gehad, en aan, nogmaals, Raymond Mommens. Zelfs al was hij geen coach, toch nam hij me regelmatig apart om op doel te trappen. Dat waardeer ik enorm, want ik pluk er nu de vruchten van.”

Wat veranderde de komst van Cyril Théréau tijdens de winterstop voor jou? Had je het gevoel dat de club een nieuwe spits aantrok omdat jij niet voldeed?

“Neen. Cyril kwam weinig aan spelen toe in Anderlecht en zocht meer speelgelegenheid. Charleroi bood hem die kans. Of ze absoluut een extra spits wilden, daar ben ik niet van overtuigd. Er liepen hier al vijf spitsen rond: ik, Orlando, Jovial, N’dri en Habibou. Ik was gewoon blij Cyril terug te zien.”

Iedereen verwachtte dat Théréau de ster van de terugronde zou worden bij Charleroi, maar uiteindelijk werd jij dat.

“( lacht een beetje ongemakkelijk) Cyril blijft sowieso een ster. Ik vind het juist interessant dat ik met hem kan samenwerken, ik kan veel van hem leren.”

Voel je genoeg vertrouwen van de technische staf? In het begin van het seizoen werd je geregeld vervangen in de loop van de wedstrijd of startte je af en toe op de bank.

“In het begin van het seizoen, ja. In de voorbereiding liep ik een lichte blessure op, ik had tijd nodig om weer mijn ritme te vinden. Bovendien zaten we met vijf aanvallers in de kern. Afhankelijk van de tegenstander werd er voor een bepaalde aanvalslinie gekozen, louter tactische keuzes dus, en daar kon ik mee leven. De trainer legde me ook steeds uit waarom ik niet speelde of waarom ik gewisseld werd. Dat helpt om te begrijpen. Ik vind dat het dan aan de speler is om te bewijzen dat hij een meerwaarde kan zijn.”

Als je ziet hoe Charleroi het slot van de competitie afwerkt, vind je dan niet dat er dit seizoen veel meer inzat?

“Je hebt gelijk. Mochten we onze huidige vorm en teamspirit van in het begin getoond hebben, dan deden we nu mee in de top vier. Nog maar eens hebben wij aangetoond dat je enkel als team resultaten kan boeken. Aanvallers moeten meeverdedigen en verdedigers moeten mee aanvallen. Daarom is bijvoorbeeld Liverpool in mijn ogen een van de beste teams ter wereld. Zij verdedigen samen en vallen samen aan. Als je zo een Dirk Kuyt helemaal ziet terugplooien… daar kan je veel van leren.”

Hoe verklaar je dat die motor van Charleroi weer aansloeg?

“Op een bepaald moment legden we onszelf in de heenronde te veel druk op. We speelden niet slecht, maar uiteindelijk verloren we wel. Dat kwam vooral omdat we niet als een ploeg speelden.”

Maatjes met John Obi Mikel

Je hebt enkele vrienden bij Standard. Hoe komt dat?

“Dante is een van mijn beste vrienden hier in Europa. We arriveerden op dezelfde dag bij Charleroi en we verbleven in hetzelfde hotel. Hij maakte mijn integratie een stuk eenvoudiger. We hielpen elkaar: ik leerde hem Engels en hij mij Frans, een mooie wisselwerking. Nu nog nodigt hij me vaak uit om bij hem thuis te komen eten of samen naar de Champions League te kijken op televisie. Soms blijf ik daar dan overnachten. Via hem heb ik ook veel andere Brazilianen leren kennen, zoals Michel Bastos van Rijsel (waar Dante voor zijn transfer naar Charleroi actief was, nvdr), Marcos en Fred van Standard. Ik ben een paar keer met hen op stap geweest in Luik en ben dan bij Dante blijven slapen.”

Met Dante heb je foto’s genomen van de winter in België. Het was de eerste keer in je leven dat je sneeuw zag.

“Ja, prachtig! We waren net kleine kinderen in een speeltuin. Toen ik dat vertelde aan enkele vrienden in Nigeria vroegen ze me doodserieus hoe die sneeuw eruitzag. Ik herinner me ook nog de koude van de eerste maanden in België. Weet je dat ik met voetbalschoenen speelde die twee maten te groot waren? Het waren niet eens mijn eigen schoenen. Omdat ik drie paar kousen aan deed tegen de koude. Nu goed, daar wen je wel snel aan. Het is zelfs zo ver gekomen dat ik tegenwoordig niet meer tegen de hitte in Nigeria kan ( lacht). Ik blijf er hele dagen binnen. Eigenlijk zweet ik niet graag. De regio waar ik opgroeide, Jos City, is het koudste gebied in Nigeria: gemiddeld tien graden in de winter.”

Een van je jeugdvrienden speelt nu bij Chievo in de Serie A.

“Ja, Victor Nsofor. We groeiden op in dezelfde straat en zaten op dezelfde middelbare school, maar hij is een jaar jonger. Zijn vader is een goede vriend van mijn vader. We houden regelmatig contact via internet. John Obi Mikel van Chelsea is trouwens ook een dorpsgenoot uit Nigeria. Hij woonde 200 meter verder dan ik. Maar hem hoor ik niet zo vaak meer, hij heeft een erg druk schema. Het zou wel leuk zijn als we elkaar ooit eens treffen in de UEFA-beker of Champions League.”

Je kreeg je opleiding in Nigeria bij Pepsi Academy. Wat voor een school is dat?

“Een voetbalacademie gesponsord door de frisdrankgigant. Je draagt er Pepsikleren en na elke wedstrijd of training staan er Pepsidrankjes in de kleedkamer. Elke deelstaat heeft zo een academie, waarvan de grootste talenten in de hoofdzetel te Lagos samenkomen. Het centrum wordt er geleid door Franse trainers. John Obi Mikel, Peter Odemwingie, Henry Uche en nog vele anderen komen ook uit die academie. Zowat de helft van de nationale ploeg is via de Pepsi Academy gepasseerd.”

Delirium in Nigeria

Je droomt van de Olympische Spelen met Nigeria. In 2006 zat je in de preselectie van de Afrika Cup, nadien bleef het stil rond jou en de nationale ploeg.

“Voor de Olympische Spelen zit ik alvast in een voorselectie van 40 spelers, eind mei weet ik meer. Die Olympische Spelen zijn al een fascinatie sinds mijn jeugdjaren. Ik herinner me nog heel goed Atlanta ’96, waar de Nigeriaanse voetbalploeg goud haalde. Met Celestine Babayaro, Nwankwo Kanu en andere helden. Ik was negen jaar oud en volgde alle wedstrijden, terwijl die meestal pas om twee uur ’s nachts uitgezonden werden. In de halve finale tegen Brazilië stonden we 3-1 achter, mijn vader stond op en vertrok, maar ik bleef erin geloven. Dankzij goals van Victor Ikpeba en Kanu kwamen we weer in de wedstrijd, 3-3. We wonnen uiteindelijk 4-3. Het hele land stond in rep en roer. Om 4 u. ’s ochtends! Alle winkels en bars waren open en overal kwamen mensen op straat, het leek wel Kerstmis. Ik herinner me ook nog dat voor de finale tegen Argentinië (Nigeria won met 3-2, nvdr) iedereen vakantie kreeg, het was een nationale feestdag, zodat iedereen kon kijken. Toen is bij mij de vonk overgesprongen, en sindsdien droom ik van de Spelen. Het is iets speciaals om op je palmares te zetten. Waarom zou iemand als Kaká willen gaan, denk je? Maar goed, ben ik er niet bij dan zal ik toch niet ontgoocheld zijn. Ik kan enkel mijn best doen. Iedere trainer heeft zijn redenen om bepaalde beslissingen te nemen en dat respecteer ik. Ik ben niet het soort mens dat zichzelf belangrijk vindt.” S

door matthias stockmans en pierre danvoye beeld: philippe buissin (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content