Johan Walems eerste ervaring als trainer van een profploeg verloopt uitermate moeizaam en daar baalt hij van. Een ontmoeting met een man die al een hele tijd op de wip zit.

We spreken Johan Walem nadat hij weer thuis is van de training. In de salon van zijn woonst in de Brusselse rand zet hij werktuiglijk wat sfeermuziek op. Alsof hij wil aangeven dat hij het liefst zijn woorden fluistert. Zijn club KV Kortrijk heeft een nederlaag tegen Genk achter de rug en bereidt de komst van Westerlo voor. In zijn hoofd is het klaar en duidelijk: het wordt winnen of zijn C4 krijgen. Met die druk leeft hij al weken en dat weegt op hem. Groeven in het gezicht, een vermoeide stem… Uiteindelijk speelt Kortrijk gelijk. Na de wedstrijd zal Walem zelfs fysiek aangevallen worden door een KVK-supporter.

Het is hem aan te zien dat hij mentaal aan het eind van zijn Latijn is. Uitgeput door het gekonkel van een voorzitter die allang zijn kop wil zien rollen. De naam van die voorzitter, Joseph Allijns, zal Walem geen enkele keer laten vallen tijdens ons interview. Alleen maar ‘hij’ of ‘men’ of ‘bepaalde personen’… Tegenover ons zit een coach die lijdt en die zelfs geen moeite doet om dat te verbergen: ‘Ik ben op, echt, het is loodzwaar.’

Is het leven van een trainer moeilijker dan het leven van een voetballer?

JOHAN WALEM: ‘Veel moeilijker. Voetballer zijn, dat is het mooie leven. Pas nadien leer je wat het échte leven is.’

Was het eenvoudiger als trainer van de jongeren?

WALEM: ‘Neen, dat denk ik niet. Als je profs traint dan moet je bepaalde resultaten halen, wat met jeugdploegen niet noodzakelijk het geval is, maar in grote lijnen is het werk hetzelfde. Je moet gewoon de juiste club kiezen. Er zijn soms lastige clubs. En gezien Kortrijk een overgangsseizoen meemaakt, is het lastig voor iedereen.’

Een overgangsseizoen, dat betekent doorgaans toch minder druk?

WALEM: ‘Doorgaans wel. In het begin was het doel het behoud, niks meer. Maar zo zien de fans het niet. En sommige mensen geven hen andere signalen. Dat is frustrerend, maar ik moet werken met de kern die ik heb.’

In de zomer heeft men je technische staf en je twee steraanvallers, Ivan Santini en Teddy Chevalier, van de hand gedaan. Onlangs werd je beste verdediger, Benoît Poulain, verkocht. Dat is nogal wat…

WALEM: ‘Tel daar ook maar Brecht Capon bij. Vergeet niet: SantiniChevalier, dat was vorig seizoen het beste spitsenduo in eerste klasse. Zet hen in de huidige ploeg en we hebben tien punten meer, zeker weten. Er zijn veel spelers gehaald die onze competitie niet kennen: Fransen, een Griek… Direct rendement kun je met hen niet halen. Bovendien was men het hier gewend met een kleine kern te werken, die van mij is nu ruim. Dat is een keuze van het nieuwe bestuur, maar prettig is dat niet. De verschillende culturen botsen ook weleens, dat voel ik. Er zijn verschillende kliekjes: de Nederlandstaligen, de jongens uit de Balkan, de Fransen. Makkelijk is het niet en als een eerste ervaring als coach bij de profs kan dat tellen. Maar ik leer veel bij. Zo word je beter.’

Vind je het nog een beetje prettig om te doen?

WALEM: ‘Dit is wat ik wou doen en dit is nog altijd wat ik wil doen. Maar het is niet gemakkelijk wanneer uiteindelijk alles op jouw nek terechtkomt. Want jij bent de eindverantwoordelijke. Het is op jou dat de supporters kwaad zijn, het is op jou dat de spelers kwaad zijn. Ik zie dat als een ervaring, maar sinds december is het wel hard, ja.’

Hoe is de verhouding met de supporters nu echt?

WALEM: ‘Soms zijn ze agressief. Ergens kan ik hen begrijpen, want ze zijn natuurlijk wat anders gewend. Maar je moet kijken naar de boodschap die ze krijgen. Je kunt wel dromen van play-off 1, maar daar hebben we de ploeg niet voor. Kijk naar de basisploeg van vorig jaar, wie er vertrokken is en waar die nu spelen. Bij Brugge, Oostende, Standard, in Turkije… Dat geeft hun kwaliteiten aan. En het laat zien wat wij kwijt zijn. Ik heb namen voorgesteld, maar die zijn niet gekomen.’

En dus is de verhouding met de spelers ook moeilijk?

WALEM: ‘Het is niet eenvoudig. Dit is ook mijn eerste ervaring. Een hechte groep smeden in een club die alles opnieuw moet opbouwen omdat er een nieuwe eigenaar is, een technische staf en een spelerskern die helemaal vernieuwd zijn: dat kost tijd en energie.’

ALLES ACHTER DE RUG

Zou je bepaalde dingen anders doen als je al een aantal jaren ervaring zou hebben als proftrainer?

WALEM: ‘Uiteraard! (beslist) Veel dingen! Ik zou strenger zijn. Ik zou op sommige momenten hardere keuzes maken. Ik ben misschien wat te zacht geweest om de spelers te beschermen, om een evenwicht te vinden door te praten, door te roteren, door bepaalde spelers wat tijd te gunnen. Maar het werkt niet. Helemaal niet. Integendeel: het is contraproductief. En dat krijg jij dan op je kop. Jij krijgt geen tijd, want jij wordt alleen beoordeeld op basis van de resultaten. Dat is hard.’

Heb je elk weekend het gevoel dat je op de schop zit?

WALEM: ‘Ja. Zo is dat. Niet leuk. Zo is het al sinds december. We zullen wel zien wat ervan komt. Ik probeer sereen te blijven. Ik overleg met technisch directeur Patrick Turcq, wij komen goed overeen. We weten wat we hebben en wat ons ontbreekt. Als de spelers het niet oppikken, dan kan ik ook niet meer doen. Ik probeer te werken zoals ik zou willen, maar ik krijg met zo veel zaken te maken, de sfeer in de kern, rond de kern.’

Zijn er ook spanningen in de bestuurskamers?

WALEM: ‘Blijkbaar. Maar het probleem is dat ze me niks van man tot man zeggen. Alles gebeurt achter de rug. En dat verdraag ik niet.’

Is dat vol te houden tot het eind van het seizoen? Of zelfs langer?

WALEM: ‘Daar beslis ik niet over. Ik ben niet iemand die zelf de handdoek gooit, dat ze dat maar goed beseffen.’

Men panikeert terwijl je ploeg nooit in gevaar is geweest. Een typisch overgangsseizoen…

WALEM: ‘Wat mij betreft wel, ja. We hebben zelfs een paar mooie dingen laten zien: Standard geklopt, Oostende geklopt, Anderlecht uitgeschakeld in de beker. Maar ik heb geen spelers die vier of vijf wedstrijden na elkaar op een hoog niveau kunnen presteren. Het zijn profs, maar dit is niet Anderlecht, Brugge of Standard. Er zijn technische zaken die tegen volgend seizoen aangepakt moeten worden, de club is daarvan op de hoogte.’

SABOTAGE

De voorbije transferperiode is rustig verlopen…

WALEM: ‘Ik heb Xavier Mercier gekregen. Maar nogmaals: dat is iemand die de competitie niet kent. Ik had versterkingen gevraagd.’

Wie beslist daarover? De voorzitter? Of de eigenaars aan het andere eind van de wereld?

WALEM: ‘Ik denk de technisch directeur en de eigenaars.’

Zie je die eigenaars soms?

WALEM: ‘Ja, maar je moet weten dat die meerdere clubs bezitten. Kortrijk, Cardiff, Sarajevo, een club in de VS ook. Kortrijk is voor hen geen prioriteit op dit moment.’

Zie je soms ook grote baas Vincent Tan?

WALEM: ‘Die heb ik nooit ontmoet. Ik onderhandel met zijn rechterhand, directeur-generaal Ken Choo. We hebben een goede verstandhouding, maar hij is een man van de cijfers, niet van de sport. Zijn aanpak is dus anders.’

Als je overeenkomt met de technisch directeur en de algemeen directeur, dan moet het toch wel loslopen?

WALEM: ‘Dat dacht ik ook. Maar er zijn andere mensen die de boel saboteren. Weet je wat de grootste les is die ik hier krijg? Dat het een smerig wereldje is!’

Je alludeert op de beruchte mail die de voorzitter enkele maanden geleden naar de grote baas stuurde om te zeggen dat je de situatie niet in de hand had?

WALEM: ‘Onder andere. Als je na drie of vier matchen al onder vuur ligt, dan wil dat zeggen dat het probleem dieper zit.’

Die mail lekte pas onlangs uit, via de pers. Wist je dat ze al bij het begin van het seizoen aan de poten van je stoel zaagden?

WALEM: ‘Helemaal niet. We hadden Standard geklopt, met z’n tienen een goed gelijkspel gehaald tegen Lokeren en ook een punt gepakt tegen Gent. Maar blijkbaar is het nooit goed genoeg. Ik kan misschien niet het spel spelen dat ik wil, maar daar heb je ook de juiste spelers voor nodig. Wij zijn Kortrijk, hé! Niet Anderlecht, Brugge of Standard.’

Zou je niet eens graag een goed gesprek hebben met je voorzitter?

WALEM: ‘Neen. Ik heb geen probleem met hem. Hij heeft kennelijk een probleem met mij, dus moet hij maar naar mij komen. Ik heb werk genoeg zonder dat ik daar ook nog energie in moet stoppen. Zoals het ’toevallig’ is dat, sinds die mail uitlekte en ik gezegd heb dat zoiets onfatsoenlijk is, ik elke week dreig buiten te vliegen. Bij het begin van elke match vraag ik me af of het al dan niet mijn laatste zal zijn. Ik weet dat er niet véél zijn die mijn kop willen zien rollen, maar als je zo’n sfeertje creëert, zet zich dat voort op de spelers. Voor hen is het ook niet aangenaam om elke dag te lezen dat hun coach dit of dat verkeerd gedaan heeft. Het feit dat hen dat parten speelt op het veld irriteert me nog het meest.’

Is het des te moeilijker omdat je hier na Hein Vanhaezebrouck en Yves Vanderhaeghe komt?

WALEM: ‘Volgens mij wel. Ik ben niet iemand uit de streek, dat voel ik heel erg.’

Het zou minder lastig zijn als je een West- Vlaming was?

WALEM: ‘Uiteraard. Je moet de mensen leren kennen. In het begin was ik ongetwijfeld te introvert. Daar maakte men dan van dat ik arrogant was. Neen, ik was veeleer schuchter. Ik ben niet iemand die het hoge woord voert, zo zit ik niet ineen.’

De hautaine Brusselaar, dat maakte de pers ervan begin dit seizoen…

WALEM: ‘Dat moet men me toch eens uitleggen! Ik ben om te beginnen al geen Brusselaar. Misschien was het omdat ik met een wit hemd en op witte baskets naar de club kwam, of omdat ik niet op dezelfde manier met de fans omging als mijn voorgangers. Met hen praten vind ik oké, heb ik ook gedaan. Maar op dat ogenblik vond ik dat er dringender werk te doen was. Ik moest het huis wat leren kennen. Maar het is natuurlijk heel gemakkelijk om te zeggen dat alles de fout is van de trainer wanneer de resultaten niet goed zijn.’

Dat je Franstalig bent, heeft ook niet geholpen.

WALEM: ‘Maar ik spreek vlot Nederlands! Iedereen begint in het Frans tegen mij en als ik dan in hun taal antwoord, zeggen ze: ‘Ha, jij spreekt Nederlands?’ Ja! En ook Engels en Italiaans.’

SERIEUZE LES

Bij de KBVB was het allemaal rustiger?

WALEM: ‘Veel rustiger. Ik heb het altijd gezegd: als ik een rustig leven wou en resultaten wilde boeken, dan had ik gewoon bij de Beloften moeten blijven. Dat is de sterkste groep van de laatste tien jaar. Je moet ze maar gewoon opstellen en zij doen de rest. Een bangelijk goeie ploeg! Daar blijven was een gemakkelijkheidsoplossing geweest.’

Heb je heimwee?

WALEM: ‘Neen. Maar als je ziet wat ik nu meemaak, dan denk je weleens: verdorie, ik had het toch goed!’

Wil je op dit moment gewoon dat je wat tijd krijgt?

WALEM: ‘Ik heb geen tijd! Als we twee matchen verliezen, lig ik buiten. Dat wéét ik. Zo gaat dat toch overal?’

Er zit niet overal zo veel spanning op…

WALEM: ‘Neen, dat denk ik ook niet. Daarom zeg ik ook dat dit nog altijd het beroep is dat ik wil uitoefenen. Maar misschien niet bij Kortrijk.’

Je voelt je beter dan dit?

WALEM: ‘Jazeker. Ik vertrek niet met een negatief gevoel, maar elke ochtend gaan werken met het idee dat men je wil buitenwerken, dat is afmattend. Ik ben moe, doodmoe. Daardoor kan ik niet sereen werken en niet alles geven wat ik in me heb.’

Telkens als je bij het stadion aankomt, vraag je jezelf dus af of ze je naar een bureau gaan roepen om je C4 te geven?

WALEM: ‘Goh, ja… Dat is het klimaat dat men geschapen heeft. Ik heb het gevoel alleen te staan. Alles wordt immers alleen op mij afgewenteld.’

Verandert het jouw karakter? Raak je sneller geïrriteerd of zo?

WALEM: ‘Ik kan je zeggen dat ik sinds een maand of twee, drie een serieuze les gekregen heb. Ik moet veranderen. En ik ben ook aan het veranderen. Ik neem meer afstand tegenover sommige zaken en bepaalde personen. Als ik niet verander, kan ik dit beroep niet blijven doen.’

Je hebt in een interview gezegd dat je jezelf niet meer was.

WALEM: ‘In december was dat ook zo. Ik was op. Kapot. Ik kon dat niet tonen, maar thuis zag je dat direct.’

Als je eerste trainerservaring slecht afloopt, kan dat dan gevolgen hebben?

WALEM: ‘Als ik zie hoeveel trainers er al meermaals ontslagen zijn en opnieuw een club vinden, dan maak ik me daar niet ongerust over.’

Praat je over je situatie met andere coaches?

WALEM: ‘Ja, geregeld. Voor de wedstrijd tegen hen praat ik met Peter Maes, Yves Vanderhaeghe, Michel Preud’homme, Hein Vanhaezebrouck… Er zijn er die me vragen hoe ik dit volhoud.’

DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik heb het gevoel dat ik alleen sta. Alles komt op mijn nek terecht.’ – JOHAN WALEM

‘Ik ben veel te zacht geweest voor mijn spelers en dat werkt totaal niet.’ – JOHAN WALEM

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content