Komende zomer rijdt Lance Armstrong zijn laatste Tour en stopt hij met wielrennen. Na zes jaar zwoegen en vechten is de mentale rekker af.

“Ik wil sterven als ik honderd ben, met de Amerikaanse vlag op mijn rug en de Texaanse ster op mijn rennershelm, na op mijn fiets een alp te zijn afgedenderd met een snelheid van honderdtwintig per uur. Ik wil nog één keer over de finishlijn rijden terwijl mijn tien kinderen en hun moeder langs de weg staan te klappen, en daarna in een veld met van die beroemde Franse zonnebloemen gaan liggen en daar elegant mijn laatste adem uitblazen, de volmaakte tegenstelling van het eens voorziene scenario van mijn aangrijpende vroege dood. Een langzame dood is niets voor mij. Ik doe niets langzaam, zelfs ademen niet.”

Enthousiast, begeesterd, vol wilskracht. Zo klonk Lance Armstrong in het boek dat hij schreef vlak na zijn eerste Tourzege in 1999. Vijf jaar en evenveel overwinningen later kondigde hij zijn afscheid van het wielrennen aan. Nog één Tour rijdt hij en dan is het over. Definitief. Hij kan en wil zijn drie kleine kinderen niet langer missen. Daarvoor is de zegehonger al te vaak gestild, de ambitie al te vaak waargemaakt. De man met het ijzeren karakter heeft last van metaalmoeheid.

Armstrongs gedrag na zijn schijnbaar gemakkelijke zesde zege vorige zomer was een eerste teken aan de wand. De gebruikelijke belofte “om volgend jaar terug te keren” bleef achterwege. In de weken die volgden, maalde Lance Armstrong zichtbaar tegen zijn zin nog een stuk of wat – erg lucratieve – criteriums af, om daarna voor maanden van het wielertoneel te verdwijnen. Het wereldkampioenschap in Verona liet hij links liggen, alsook de Olympische Spelen in Athene. Vreemd, want geen betere manier om je als Amerikaans atleet onsterfelijk te maken dan met een gouden medaille om je nek terug te keren van The Games. Sydney 2000 vormde om die reden nog een hoofddoel voor Armstrong, die derde werd in de tijdrit en dertiende op de weg – waar Jan Ullrich overigens won. Het feit dat hij vorige zomer niet terugkeerde om wraak te nemen, is voor een man als Armstrong bijna tegennatuurlijk.

Hoewel Lance Armstrong vorige zomer in niets leek op de kwetsbare renner van 2003, putte de Tour van 2004 diep in zijn krachtenreservoir. Met een enorme mentale ontlading achteraf. “Het was net een ballon die je zag leeglopen”, zegt Johan Bruyneel. “Iedereen had het over een gemakkelijke overwinning, maar ik heb het allemaal van dichtbij meegemaakt en ik kan je verzekeren dat het verdomd zwaar was. Fysiek én mentaal.” Vastbesloten om niet dezelfde fouten te begaan als in 2003, toen zijn scheiding de voorbereiding compromitteerde, had Armstrong in de aanloop van de Tour 2004 het vaatje tot op de bodem leeggehaald.

Begonnen in november, de trainingen stelselmatig opgevoerd tot zeven, acht uur per dag. Twee krachttrainingen per week. Slapen in een hoogtetent. Vanaf half mei honger geleden om nog vijf kilo af te slanken om tot het perfecte competitiegewicht (71 kilogram) en het juiste vetpercentage (vijf procent) te komen. Stage met de ploeg. Verkenning van Alpe d’Huez. Al vijftien keer eerder opgereden, maar toch nog een keer of vijf opgefietst. Omdat Alpe d’Huez een andere beklimming wordt wanneer je er tegen de klok op rijdt. En omdat Lance Armstrong ieder kiezeltje wil weten liggen. Het recept om de Ronde van Frankrijk te winnen is simpel, maar o-zo-moeilijk uitvoerbaar.

Die acht maanden van eenzame en Spartaanse voorbereiding leiden naar éénentwintig dagen van opperste concentratie. Je krijgt slechts een handvol gelegenheden om de Tour te winnen, maar je kan hem iedere dag, op elk moment verliezen. Een domme val, een hysterische supporter, een banaal griepje of een kleine vergetelheid kunnen al je kansen fnuiken. Lance Armstrong weet dat. In 2000 verloor hij ei zo na de Tour na een kolossale inzinking op de Joux-Plane. Even niet gefocust, vergeten te eten en op zes kilometer van de aankomst stond de man met de hamer klaar. Dankzij de ervaring en het tactisch inzicht van Johan Bruyneel verloor Armstrong die dag slechts enkele minuten, maar het hadden er evengoed twintig kunnen zijn. Toen hij over de streep zwalpte, herkende hij – letterlijk – zijn beste vriend niet meer. “De enige gemakkelijke dag in de Tour was gisteren”, zegt Armstrong en hij heeft gelijk.

Los van de besognes die inherent zijn aan het Tourcircus, hangt Lance Armstrong nog wat extra gewicht aan de mentale rekker door de vele oorlogen die hij in de loop der jaren uitvecht met mensen die tegen hem zijn. En dat waren er heel wat, te beginnen met de Franse pers. Wat in het begin van de Tour 99 nog ‘ le comeback du siècle‘ heet, werkt al snel op de zenuwen. De jubelstemming maakt plaats voor argwaan. Artikels in Le Monde en L’Equipe degraderen het fenomeen Armstrong tot een wetenschappelijk experiment, een farmaceutisch product. Lance reageert zoals hij dat altijd geleerd heeft : als een straatvechter. “Als ik uitgedaagd word, ben ik gevaarlijk”, sist hij op de perconferentie. De toon is gezet en er zal in de komende jaren geen Tour voorbijgaan zonder dat de dopingbeschuldigingen de kop opsteken. In 2001 is Armstrong de insinuaties zo beu dat hij dreigt met een boycot van de Tour.

Ook tussen het Franse publiek en Lance Armstrong raakt de verstandhouding snel zoek. De chauvinistische Fransen lusten die snoevende yankee niet en meer dan eens is luid boegeroep langs het parcours zijn deel. In de afgelopen Tour ontving L’Equipe een dreigbrief waarin stond dat er twee bomauto’s zouden ontploffen wanneer Lance Armstrong zou passeren op Alpe d’Huez. Die dag reed er een gewapende veiligheidsagent mee in de wagen van Johan Bruyneel. Tussen het Franse publiek en Lance komt het nooit meer goed, zijn aandoenlijke Frans ten spijt.

Het moet Armstrong pijn doen dat hij in Europa niet het respect en de erkenning krijgt die hij op basis van zijn prestaties verdient. Het respect dat hij sinds zijn jeugd bijna obsessief najaagt. “Bij mij is alles opgeslagen”, zei hij ooit. “Niets gaat verloren, je gebruikt alles, oude wonden en vernederingen van lang geleden worden omgezet in strijdlust.” Geen mens die Linda Mooneyham een kans gaf toen ze op haar zeventiende van Lance beviel. Onder het motto ‘Elke hindernis is een kans’ nam Linda een baantje, maakte haar school af en knokte zich met de vastberadenheid van een pitbull omhoog uit de armoede.

Als Lance dertien is, kan zijn moeder zich een klein huisje veroorloven in Plano, een standbewuste voorstad van Dallas waar het duo Linda-Lance nogal uit de toon valt te midden van de gegoede Amerikaanse middenklasse. Lance wordt uitgelachen omdat hij geen merkkledij draagt en omdat zijn moeder niet in een dure wagen rijdt. In een poging om geaccepteerd te worden door de jongens uit de buurt, sluit hij zich aan bij de plaatselijke zwemclub. Zijn techniek blijkt zo onbeholpen dat hij wordt ingedeeld bij de zevenjarigen. De totale vernedering, maar hij geeft niet op. Amstrong : “Mijn moeder wordt nu nog emotioneel als ze vertelt hoe ik in het water dook en begon te molenwieken, alsof ik het hele zwembad leeg wilde krijgen. ‘Je deed zo je best’, zegt ze. Ik bleef niet lang in de beginnersgroep.”

Dáár draait het allemaal om bij Lance Armstrong : respect krijgen. Zijn gram kunnen halen. Hen een poepje laten ruiken. De Amerikaan haalt zijn motivatie uit negatieve emoties, uit frustratie. En ook dát haalt na een half decennium de mentale rek eruit. De wije waarop Armstrong zich oplaadt, vreet energie. Wie herinnert zich niet meer de manier waarop hij in 2003 tekeerging na zijn ongelukkige val op Luz Ardiden ? Achteraf kon hij het niet laten om Jan Ullrich, die braaf de benen stilgehouden had toen de gele trui op de grond lag, een veeg uit de pan te geven. “Ik heb de beelden gezien, hij wachtte helemaal niet”, snoof Armstrong verontwaardigd. Híj had wel gewacht toen Ullrich in 2001 het ravijn intuimelde. Dat hij toen al zoveel voorsprong had dat hij het zich kon veroorloven, vermeldde de Amerikaan er gemakkelijkheidshalve niet bij.

In het peloton dwingt Armstrong – uiteraard – groot respect af, maar echt geliefd is hij niet. Lance Armstrong houdt van de fiets, van de Tour en van het afzien, maar aan het wielerwereldje zelf heeft hij zijn hart nooit verloren. Wanneer hij als 20-jarige snaak naar Europa komt, knapt hij zowat uit elkaar van arrogantie, daarbij niet gehinderd door enige kennis van de zeden en gewoonten in het peloton. “Ik reed zonder me ergens iets van aan te trekken. Helemaal nergens. Ik liep te koop met mezelf, nam geen blad voor de mond en stak ongegeneerd mijn vuist omhoog. Ik had overal lak aan.”

Op een mooie dag in 1992 krijgt hij het in de Ronde van de Middellandse Zee aan de stok met Moreno Argentin, toen dé grote meneer in het peloton. Wanneer Armstrong zich naar voren elleboogt, snauwt Argentin hem toe : “Wat doe jij hier, Bishop ?” Waarop Armstrong : “Hé, Chiappucci. Ik heet Lance Armstrong en dat zul je weten aan het eind van deze wedstrijd.” De rest van de rit maakt hij Argentin het leven zuur en enkele weken later wint hij met opzet een criterium in het geboortedorp van Argentin.

Na al die jaren lijkt Armstrong nog steeds moeite te hebben met ongeschreven regels in het peloton en laat hij zich af en toe eens flink gaan. Wie the boss ook maar een duimbreed in de weg legt, mag zich aan een persoonlijke wraakactie verwachten. Getuige daarvan het ontluisterende tafereel dat zich in de Tour van vorig jaar afspeelde toen Filippo Simeoni, met wie Lance al een paar jaar een persoonlijke vete uitvecht over de betrouwbaarheid van Michele Ferrari, een ontsnapping tot stand trachtte te brengen. De gele trui haalde hem persoonlijk terug, met een scheldpartij erbovenop. Ook ploegmaats die Armstrong ‘in de steek lieten’ – lees : die hun eigen kansen wilden gaan bij een andere ploeg in plaats van tot het einde der tijden in dienst van Armstrong te rijden – hebben het geweten. Zo ook Tom Boonen trouwens. Die kreeg twee jaar lang geen goeiedag meer en is pas sinds de Tour van vorig jaar weer on speaking terms met zijn vroegere teamgenoot.

De mentale rekker is af, na zes gele truien en 21 etappezeges in de Tour lijkt ook de sportieve vraatzucht langzaam af te nemen. En ondanks het gigantische alimentatiebedrag dat hij zijn ex-vrouw Kirstin verschuldigd is, heeft hij ook financieel zijn schaapjes op het droge. Armstrong, die in 96 al beseft : “Mijn talent is een bedrijf dat je moet runnen”, weet zichzelf uitstekend te verkopen. Per jaar stelt hij zich 45 dagen ter beschikking van zijn dertien persoonlijke sponsors. Zijn totale vermogen wordt op honderd miljoen dollar geschat.

Ergens tussen Parijs-Nice en de Ronde van Vlaanderen besliste Lance dat het mooi geweest is. Het siert hem dat hij het risico neemt om nog die éne Tour te rijden. Alhoewel die beslissing ook ingegeven werd door contractuele verplichtingen. Toen US Postal eind vorig jaar de wacht aanzegde, stonden de bedrijven bepaald niet in de rij om de miljoenenploeg – budget 15 miljoen euro – over te nemen. Lance Arsmtrong onderhandelde als een gewiekst zakenman, met zijn eigen lijf en leden als inzet. Discovery Channel wilde hem ? Dan moesten ze de ploeg er maar bijnemen. En dus werd de afspraak dat Armstrong voor tien jaar onder contract ligt bij de tv-magnaat en nog minstens één Tour zou rijden. In ruil daarvoor krijgt Johan Bruyneel nog drie jaar geld voor de wielerploeg.

Kan Lance Armstrong de komende Tour ook winnen ? De logica zegt van niet. Waar hij normaal in november begint te trainen, schoot Armstrong dit jaar pas begin januari in gang. Hij werd meer op Hollywoodfeestjes gesignaleerd met vriendin Sheryl Crow dan op de fiets en bleef weken te lang in de States hangen in plaats van naar Europa te komen. Het gelaat oogt niet echt scherp en mentaal lijkt hij al afscheid genomen te hebben van het wielrennen. En dan was er nog de dramatische Parijs-Nice, waar hij in de proloog als 140e finishte. Twee dagen later verdween hij anoniem uit koers. Vanaf die dag was het nog minder dan vier maanden tot de start van de Tour.

En toch. Dit is Lance Armstrong. Elke hindernis is een kans.

Loes Geuens

Armstrong houdt van de fiets, maar aan het wielerwereldje zelf heeft hij zijn hart nooit verloren.

Het moet Armstrong pijn doen dat hij in Europa niet het respect krijgt dat hij op basis van zijn prestaties verdient.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content