Van de club hebben ze nog nooit gehoord, in de kleedkamer kennen ze niemand en tweede zit is uitgesloten. Het is zomer, en overal wagen testers hun kans: ‘Gelukkig is er What’s App.’

We spelen in Virton, we staan op achterstand en de arbiter fluit tégen ons. Dát is tweede klasse, mannen. Dat is vechten. Plus vite, Constant, plus vite!’Het is drukkend warm in Cercle Brugge. Het zonlicht dat als een warme dons om je vege lijf hangt. Fred Vanderbiest, de nieuwe coach van Cercle, heeft wat van een stier, met de zon als rode lap. Constant Zahui Ahipo strijkt met zijn handen over het zwarte vlechthaar. Hij doet denken aan Habib Habibou, dezelfde blik, dezelfde malse morfologie. Hij puft, Vanderbiest leidt de boel met strakke hand.

Langs de lijn staat het vaste meubilair. Mannen op leeftijd die de club al langer volgen dan ze hun vrouw kennen. “Die met zijn lang, zwart haar, die ken ik precies niet”, zegt een man die tegen het zitje van zijn fiets leunt. “Hoe zegt u? Ahipo? Schone naam.”

Vanderbiest fluit af. Rudi Stroobants, de begeleider van Constant, wandelt zijn pupil tegemoet: “Ca va bien, mon ami?”

Je ziet ze ’s zomers heel vaak opduiken: de spelers die de supporters niet kennen. Mannen met vreemde namen uit verre landen. Zoals Constant, die komt uit Ivoorkust en is op test bij Cercle Brugge. Je ziet tijdens het seizoen wel vaker exoten arriveren, maar toch vooral ’s zomers. Als clubs hun huiswerk voor het komende jaar maken. Ofwel gaat het om jonge talenten die vooraleer ze hopen bij een grote club aan te kloppen, eerst – al dan niet gedwongen – wat kilometers malen in een kleine(re) competitie. Zoals Ivan Perisic, die ooit werd doorgestuurd bij Anderlecht, bij Roeselare belandde en nu bij Wolfsburg speelt. In hetzelfde rijtje: Mbark Boussoufa, Ahmed Hossam (Mido) of Moumouni Dagano.

Maar al te vaak zie je bij testers de schijnwereld van het voetbal. We kennen Hazard, we zien De Bruyne, maar in de kelders van het professioneel voetbal is het daadwerkelijk vechten voor de minste plek bij de minste club, en hopen dat je niet in verkeerde handen valt. Het leven van een tester is ruw, onvoorspelbaar, en nog minder transparant.

“Ik heb er al een lang leven op zitten”, zegt Constant. Een douche heeft het trainingslabeur van zijn gezicht geveegd. Hij oogt lucide. “Als kind speelde ik bij Satellite FC Abidjan in Ivoorkust en werd gescout bij de nationale jeugdploegen. Een makelaar bracht me naar Europa en bood me aan bij het Franse AS Saint-Etienne. Natuurlijk was dat een droom. Grâce à dieu. Vrienden uit mijn vaderland met meer talent kregen die kans helaas niet. Maar soit, in Saint-Etienne kwam het niet tot een akkoord. Nadien passeerde ik bij Châteauroux en Douville, alvorens voor een nieuwe test naar de andere kant van de wereld te vliegen. En plots stond ik daar in Japan, in Kobe. Op vraag van mijn makelaar.”

Een weekje liep Constant er rond, om uiteindelijk definitief in Thailand te eindigen en er vier jaar te spelen. “Na Japan kwam ik opnieuw een vreemde kleedkamer binnen. Ik zie de Thai me nog aankijken: C’est qui ça?Amper mensen die Engels spraken, amper Franstaligen. De Thai namen me na een tijd mee naar lokale restaurants en hielpen me bij de moeizame integratie.

“Als tester, of als jonge kerel tout court bestaat het gevaar dat je in verkeerde handen valt. Dat je niet zoals ik plots in Japan arriveert. Je speelt voor je passie, maar vooral voor je toekomst. Al heb je zelf een zuiver doel voor ogen, dat betekent niet dat je agent even zuivere bedoelingen heeft.”

Het is het gekende verhaal, dat van Constant. Eeuwig zwerven en blijven lachen. Hij kwam uiteindelijk bij Cercle terecht. En dan zie je toch de grote druk die op zijn nochtans sterke schouders rust. Er is geen plan B. Het is Cercle of het is de woestijn. En terwijl bij aanvang van ieder seizoen de interne concurrentie al vrij fors is – iedereen wil een basisplek – komt er dan ook nog een onbekende bij die mogelijk op je plek aast. Ga er maar aan staan.

Na Thailand had hij een licentie nodig, maar vond geen club. Uiteindelijk kwam de forse kerel uit Abidjan bij – godbetert – Sassport Boezinge terecht, in vierde nationale. Puur omwille van de licentie liet de verdediger zich in de aanval posteren: “Jij bent groot, zet u maar vooraan.”

“Na Thailand wilde ik terug naar Europa. Wetende dat Yaya Soumahoro (AA Gent), een leeftijdgenoot uit Ivoorkust, het hier aardig stelt, gaf me dat vertrouwen om het hier te wagen. En nu ik een kans krijg bij een grote ploeg als Cercle moet ik kalm blijven. Me niet onnodig stresseren voor die trainingen. Rust. Kalmte. En prestaties.”

Rudi Stroobants, de man van het Mechelse sportbureau Sports2, ontfermt zich over Constant. Hij volgt het gesprek en zegt wat iedereen denkt: “Er gingen redelijk wat gesprekken vooraf aan deze test. Het duurde even voor we Cercle konden overtuigen. Komt Constant alleen aankloppen bij een club is de kans heel klein dat hij toegang krijgt tot de trainingen. ‘We kennen u niet. Je bent zwart. Van waar kom je?’ Het clichébeeld dat wel nog altijd voorkomt.”

Video

Van bijzonder belang voor een tester: het hebben van een breed netwerk, al dan niet via je agent/makelaar/begeleider. Zo treffen we Fernando Miranda bij Lierse. Een Fransman met Angolese roots. Als politieke vluchtelingen namen zijn ouders indertijd de wijk naar Parijs, en Fernando groeide als kind dus op in Frankrijk. Het is de plek waar zijn voetbalcarrière zich uitsluitend heeft afgespeeld: Nevers, Reims, Sedan, Imphy-Decize, AS Béziers, Cannes, Pau en Bourges.

“Hoe ik bij Lierse terechtkwam?”, zegt hij. “Ik heb een goed contact met een vriend van de coach, Younes Zedouk, met wie ik bij een vorige club nog samenwerkte. ‘Miranda is iets voor jullie’, werd Lierse verteld. Zo gaat dat hé, je wordt aangeprezen, dan wordt er ook een video opgestuurd met compilaties. En hopen dat het lukt.

“Ik kan niet zeggen dat ik me echt eenzaam voel bij een test. Akkoord, ’s avonds zit je in een of ander appartement in een stad of gemeente waar je niks of niemand kent. Maar dat is nu eenmaal de voetbalwereld. Tanden bijten. Gelukkig is er What’s App.

“Neen, eerlijk gezegd had ik nog nooit van Lierse gehoord, maar dat belet me niet voluit te gaan. Anderlecht ken ik natuurlijk wel, en Brugge. En een tijd geleden kon ik tekenen bij Moeskroen, maar vaak is niets wat het lijkt in deze wereld.”

Brousse

In hotel Lepelbed in Melle zitten drie jonge kerels aan tafel. Hun namen: Jamal Terbidze en Georgi Beridze uit Georgië, allebei 17 jaar, en Yusuf Sa’deeq Ahmat uit Nigeria, die is er 18. Jonge mannen die in het Oost-Vlaamse hotel door het raam staren naar het voorbijrazende verkeer op de Brusselsesteenweg. De mannen worden in de watten gelegd, toch een beetje, wat hun situatie meteen anders maakt dan die van de Angolees Miranda bij Lierse of Ahipo bij Cercle Brugge. Hun vliegtuigticket is normaliter betaald door de makelaar, de hotel-, eten- en transportkosten zijn voor de club, in dit geval AA Gent. De drie gasten zijn gescout door de kampioen, een club die bekendstaat om het intensief werken met testers.

Gent laat zelden testers meetrainen met de A-ploeg, althans geen mannen die er al een lange carrière hebben opzitten. Miranda of Ahipo maken hier geen kans. Zo krijgt de club tot 15 mails per dag binnen van makelaars die om een test vragen voor hun cliënt. Het zijn ‘advertenties’, die wel worden gelezen, maar zelden een vervolg krijgen.

Jongeren krijgen die kans wel, zij hebben de toekomst in pacht, en kunnen niet alleen van sportieve waarde zijn voor de club, ook economisch staat toptalent voor groot kapitaal.

De strijd om toptalent is hard en niet altijd even koosjer. De verhalen zijn gekend. Op wereldvlak spreken we over een economische piramide waar bovenaan de grote Europese clubs à la Barcelona en Manchester United staan. Die hebben de meeste slagkracht om toptalent aan te trekken. Power based on numbers. Wil pakweg Club Brugge een toptalent uit Tsjechië op proef laten overkomen, dan verliezen ze quasi gegarandeerd het pleit als de grote kanonnen zich in de strijd mengen.

“Wij kunnen geen mannen van twintig jaar meer aantrekken”, zegt Luc Dhaenens, scout en hoofd sociale ondersteuning bij AA Gent. “Bij de 16- tot 18-jarigen maken we wel nog kans en nodigen we geregeld spelers uit om een test af te leggen.”

Ook hier: het belang van een netwerk. Gaat het niet om spelers die de scouts van AA Gent zelf gingen bekijken, dan zijn er altijd bevriende makelaars die toptalent aanbieden. Zo kwamen de Georgische jongeren richting Gent, na intensief scouten van de nationale jeugdploegen en kwam Sa’deeq in het spoor van Moses Simon.

“Jaarlijks komen bij AA Gent 15 à 20 testers aan”, vervolgt Dhaenens. “Testers van wie we denken dat ze er meteen bovenuit zullen steken bij de belofteploeg. Spelers uit de EU kunnen op hun zestiende een profcontract tekenen. Niet-EU-spelers pas op hun achttiende. Merken we dat een bepaalde speler écht veel talent heeft, maar een Afrikaans paspoort heeft en pas zestien is? Dan nodigen we de spelers een paar keer uit, kwestie van al op attitude te kunnen werken en de speler gewoon te maken aan de club, de stad, de staf. In de hoop dat hij op zijn achttiende bij ons tekent.

“Gezien de enorme concurrentie van de grote clubs zijn we als het ware verplicht die gasten in de brousse te gaan zoeken. Op internationale toernooien maken we geen kans, daar zitten alle grote clubs. Maar bij opleidingsploegen in pakweg Ivoorkust liggen er wel nog kansen.”

De kans bestaat natuurlijk dat bij een negatieve evaluatie van de test, spelers in de situatie van de Ivoriaan Ahipo verzeilen. Die werd gescout en naar Saint-Etienne gebracht, maar het kwam niet tot een akkoord. Waarna hij in het gekende onbekend avontuur terechtkwam, met dus Japan, Thailand en Boezinge als bestemmingen.

“Bij aankomst van een tester houden we altijd een intakegesprek”, vervolgt Dhaenens. “Kwestie van de familiale, religieuze en sportieve situatie van de jongen te kennen en daarop te anticiperen. Vaak rust op die jongens een grote verantwoordelijkheid: zij krijgen de kans om in West-Europa te werken, dus van hen wordt verwacht dat ze geld in het laatje brengen voor de hele familie. Als het dan niet lukt, is dat extra moeilijk voor die jongens om terug te keren. En wat zien we dan? We regelen een terugkeer voor die jongens en af en toe zijn er die met de noorderzon verdwijnen.”

Zeker deze zomer is AA Gent misschien zelfs nog intensiever aan het speuren en testen dan de voorbijgaande jaren. Als kampioen treedt Gent niet alleen aan in de Champions League, maar treedt de U19-ploeg ook aan in de Youth League, zeg maar de Champions League voor de jeugd. “We zoeken dus vooral jongens geboren in ’97 of ’98, die mogen aantreden in die competitie.”

Zoals Georgi en Jamal: “Yes, we play Champions League.

En maar hopen dat we ze later niet zien bij Japan, of aankomend in België en tekenend voor Boezinge. “Gent, big team. Yes, big team. ” ?

DOOR MATTHIAS DECLERCQ

“Al heb je zelf een zuiver doel voor ogen, dat betekent niet dat je agent even zuivere bedoelingen heeft.” Constant Zahui Ahipo

“We zijn als het ware verplicht om die gasten in de brousse te gaan zoeken. Op internationale toernooien maken we geen kans.” Luc Dhaenens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content