De Premier League blijft de natte droom van elke profvoetballer. Sport/Voetbalmagazine praatte met voormalig Engels international en spelersmakelaar Cyrille Regis over die Premier League vroeger en nu, racisme in het voetbal en de kansen van jong Belgisch talent op een doorbraak naar Engeland.

Kleine details maken soms een groot verschil. Neem nu Cyrille Regis, 48, spelersagent en voormalig Engels internationaal. Vader afkomstig van het voormalige Britse eiland Sint Lucia en in het bezit van een Brits paspoort, moeder uit Frans Guyana, waar ze haar man leerde kennen toen hij er werkte in de goudmijnen. Haar familieleden trokken, op zoek naar een beter bestaan, automatisch naar Parijs. Enkel omdat vader Regis een Brits paspoort had, emigreerde het gezin naar Londen, waar Regis vanaf zijn vijfde opgroeide. Bij West Bromwich Albion uit Birmingham kreeg hij in 1977 een profcontract, vormde er met Laurie Cunningham en Brendon Batson een uniek gekleurd trio en haalde als één van de eerste kleurlingen het Engels nationale elftal toen in de Premier League het aantal gekleurde voetballers nog op één hand te tellen was.

Tegenwoordig is dat anders. Van de 33 Arsenalspelers op de ploegfoto zijn er veertien kleurlingen, van de 23 bij Chelsea zijn dat er negen. Als spelersbegeleider bij managementbureau Stellar Group volgt Regis de evolutie in het Engelse voetbal op de voet. Vorig jaar bezocht hij zelfs een wedstrijd van RC Genk.

Frans praat Regis niet. “Nochtans zijn mijn geboortedocumenten, afkomstig uit Frans Guyana, in het Frans opgesteld.”

Voor hetzelfde geld verhuizen je ouders naar Frankrijk en word je Frans international.

Cyrille Regis : “Toen ik één jaar bij West Bromwich Albion voetbalde, en bekend werd dat ik van Frans Guayana kwam, kwam Saint Etienne naar mij, toen nog een Europese topclub. Zij boden een half miljoen pond. Ging ik, werd ik waarschijnlijk Fransman en misschien international. Maar ik bleef bij West Brom dat me een verbeterd contract gaf en toen een Engelse topploeg was, eind jaren zeventig. Een fantastisch team, met Bryan Robson, Laurie Cunningham. Ik was twintig, net door mijn collega-voetballers gekozen tot Jonge Profvoetballer van het Jaar, we speelden fantastisch voetbal : kwartfinale in de UEFA Cup in 1979, derde in de League, halve finales van de beker. Real Madrid kocht in 1979 Laurie Cunningham. West Brom was een topploeg in die tijd.”

Hoe was het leven in Engeland in de jaren zeventig ?

“Het was hard werken voor kleurlingen en immigranten. Er was werk, maar het was zwaar werk. Er was vooral veel racisme. Engelsen stonden erg negatief tegenover kleuringen : ‘ no Irish, no blacks, no dogs !‘ In Engeland had je toen de skinheads, de opkomst van het National Front, op tv kwam de serie ‘Roots’. Je voelde het racisme gewoon op straat. Nu heb je veel kleurlingen in Engeland, begin jaren zeventig hadden ze in veel steden en dorpen nog nooit iemand van een ander ras gezien. Anderzijds was je eind jaren zestig als kind vrijer. Na school joegen mijn ouders me de deur uit : ‘ga maar in het park voetballen’. Nu waagt niemand het nog zijn kind in Londen buiten te sturen.

“Op mijn elfde speelde ik cricket en deed ik aan atletiek. In het voetbal haalde ik pas op mijn dertiende het schoolelftal, als rechtsbuiten. Tevoren was ik niet goed genoeg. Op mijn zestiende ging ik van school af, omdat ik een job als elektricien kreeg. Op mijn zeventiende speelde ik op zondagochtend in Regents Park toen ene John Sullivan langskwam. Hij vroeg aan drie van ons of we geen zin hadden om naar Molesley FC te gaan. Op mijn achttiende kreeg ik vijf pond per week naast mijn job als elektricien. Na twee jaar verhuisde ik naar Hayes, in de Conference League, waar ik wekelijks 13 pond kreeg op mijn negentiende. Er kwam wel eens een scout van Reading of Millwall, maar niemand zei : ‘die wil ik’. Ronny Allen van West Bromwich zei dat wel. Ik was toen net afgestudeerd als elektricien : maakte ik het niet bij West Brom, kon ik nog altijd terug naar die job. Maar ik wist niet eens waar West Bromwich lag. Ik was een jongen uit Londen. Pas toen ik er heen ging, zag ik dat het in Birmingham was, waar ik voorheen nooit was geweest.”

Kwetsende liedjes

Toch raar dat geen Londense club je opmerkte.

“In het voetbal gaat het om de mening van één man. Veel scouts vonden me een goeie voetballer, maar alleen Ronny Allen vond me goed genoeg om me te kopen. Ik heb nooit ergens mogen testen. Wat in mijn voordeel pleitte, was dat ik als negentienjarige al twee jaar tegen volwassenen voetbalde. Op een laag niveau, maar als je een schop krijgt maakt het niet uit in welke reeks dat gebeurt. Je leert incasseren. Weinig negentienjarigen spelen vandaag in een eerste elftal, de meesten verkommeren bij de reserven.”

Ging je zelf als kind naar een favoriete club kijken ?

“Nee. Daar had ik geen geld voor. Voetbal kijken maakte geen deel uit van onze cultuur, mijn ouders en hun vrienden hadden dat in hun jeugd niet meegekregen. Je geeft je zuurverdiende centen niet uit aan iets waarmee je je niet verbonden voelt. Voetbal maakt deel uit van de roots van blanke Engelsen. Een blank gezin maakt makkelijk 100 pond vrij voor een familieseizoenskaart bij hun favoriete club : het zit in hun bloed. Kleurlingen kiezen voor muziek, marihuana, voedsel en kleding.”

Je vond toen in de eerste klasse nauwelijks kleurlingen.

“Net voor mij arriveerde Laurie Cunningham. Hij was niet de eerste kleurling in de Premier League, wel de eerste die echt impact had, waanzinnig populair werd. Op dat moment had je nog heel wat vooroordelen : zwarte spelers houden niet van koud weer, zijn lui, klagen altijd, reageren emotioneel. De nieuwe manager, Ron Atkinson, bracht met Watson nog een kleurling. Plots waren we met drie in één club en de enigen in de hele League. Een jaar later kwam Viv Andersen bij Nottingham Forrest. Hij haalde als eerste kleurling het Engels nationaal elftal. Nu vindt men het normaal dat Arsenal negen zwarte spelers in de basis heeft. Toen wij debuteerden, waren we een extra attractie, in positieve en negatieve zin. Ik hoor nu af en toe zwarte jongens klagen over racisme. Ik zweer je : het racisme van nu, stelt niets voor in vergelijking met wat wij eind jaren zeventig meemaakten. Wij speelden voor stadions waar niet een paar die-hards maar alle 25.000 fans uit volle borst zongen : ‘Nigger, lick my boots’ ‘Oh oh oh oh !’ Ze gooiden bananen op het veld. Niemand wist hoe je daarmee om moest gaan. Wat doe je als 25.000 man kwetsende liedjes zingen ? Ze allemaal buitengooien ?”

Welke impact had het op jullie ?

“Het maakte ons alleen maar sterker. Je dacht : we zullen jullie eens tonen wat we kunnen. We vormden negatieve impulsen om in positieve energie. We liepen nog harder, trapten nog steviger op doel. Winnen was ons enig verweer.”

Een kogel

Jij was één van de eerste kleurlingen die het Engelse nationale team haalde.

“Ik was de derde. Laurie Cunningham haalde als eerste het nationale beloftenteam, Viv Anderson was de eerste in de nationale ploeg, gevolgd door Cunningham. Toen Barnes jaren later debuteerde bij de beloften, werd hij door zijn eigen supporters uitgefloten. In 1981-82 kreeg ik als derde kleurling in de geschiedenis van het Engelse voetbal mijn eerste A-Cap tegen Ierland. Voor de match kreeg ik een brief met een kogel en een briefje : ‘als je één voet op Wembley zet, maken we je knieën kapot’. “

Wat deed je ?

“Ik hing die brief in de kleedkamer en lachte er eens mee. Wat moest ik doen ? Op mijn negentiende werd ik wel eens de toegang tot een club geweigerd, een paar jaar later ging diezelfde deur met een brede zwaai over : ‘ Sir Regis, please come in‘. Natuurlijk ging ik dan naar binnen. Ik wilde me ook wel eens amuseren.”

Jij stapte zomaar over van de Conference League naar de Premier League. Da’s vijf afdelingen verschil.

“Nu kan dat niet meer, de kloof is te groot door het geld. Engelse clubmanagers willen nu een afgewerkt product. Toen ik naar West Brom verhuisde, was ik allesbehalve een afgewerkt product. Toen mocht je een match of twee meedoen. Als het niet goed was, werd je even teruggezet, om een paar matchen later nog eens een kans te krijgen, bijvoorbeeld op het eind van het seizoen. Nu kan dat niet meer.”

Waarom niet ?

“Elke hogere plaats in de eindrangschikking is een half miljoen pond meer waard. Als je op het eind van de competitie een paar jonge spelers ervaring laat opdoen waardoor je een plaats of vier zakt, ben je twee miljoen pond kwijt. De ideale weg is : jeugdopleiding, invallers, eerste ploeg. Tegenwoordig gaat 95 procent van de spelers van de opleiding naar de reserven, speelt één of twee matchen met het eerste, vertrekt op uitleenbasis naar een club uit tweede of derde klasse. Als je daar een jaar of twee uitblinkt, koopt een andere club uit de Premiership je. Je moet eerst omlaag om weer omhoog te kunnen.”

Wie was jouw manager ?

“Had ik er toen één gehad, had ik nu niet meer moeten werken. Ik onderhandelde zelf met de clubmanager over mijn contract. Veeleisend was ik als negentienjarige working-class-jongen niet. Ik wilde alleen maar spelen. Wat moet zo’n jongen zeggen als de clubmanager hem uitlegt dat de kas leeg is en hij hem maar 300 pond per week kan betalen ? Tot hij in de kleedkamer hoort dat de man naast hem 600 pond krijgt. Jonge spelers kennen hun marktwaarde niet, spelersagenten kennen die wel. De markt bepaalt je inkomen. Hoe meer clubs je willen kopen, hoe meer je verdient. Jij kan een betere speler zijn dan ik, maar als niemand jou wil kopen terwijl ze voor mij in de rij staan, verdien ik flink meer dan jij. Toen West Bromwich hoorde dat Saint Etienne en andere clubs me wilden kopen, kreeg ik ineens een beter salaris.”

Een bemiddelaar

Geloof je in de spelers die je vertegenwoordigt ?

“Ik doe business. Als ik een speler maar gewoon vind en jij bent helemaal weg van hem, moet ik dan zeggen dat je hem niet moet nemen ? Voetbal gaat om opinies. Waarom wordt een testspeler hier doorgestuurd, bij een volgende club ook maar zegt bij de derde club iemand : ‘dat is de man die we nodig hebben’ ? Ik heb de wijsheid niet in pacht, ik heb mijn eigen mening en ik ga er van uit dat clubmanagers en coaches ook een mening hebben. Die van hen telt, niet de mijne. Ik ben maar een bemiddelaar, zij verschaffen echte jobs.”

Was geld je drijfveer als voetballer ?

“Ik wilde gewoon spelen. Dat je voor voetbal geld kon krijgen, daar schrok ik van. Natuurlijk moet je er op hoog niveau iets voor teruggeven, en heb je druk. Wie leert een negentienjarige uit Frans-Guyana hoe hij met druk, geld en roem moet omgaan ? Nu kan ik dat (grijnst), maar dat is de sleutel tot succes of falen. Bepalend is dat je met de negatieve dingen kan omgaan. Het moeilijkst is een veld opstappen als je thuis problemen hebt of een ziek kind, terwijl 50.000 fans vol verwachting uitkijken naar een topprestatie, terwijl jij geen greintje zelfvertrouwen hebt en je de eenzaamste mens ter wereld voelt.”

Scouts en makelaars kijken enkel naar wat ze op het veld zien.

Arsene Wenger let op SPIT : snelheid, persoonlijkheid, intelligentie en techniek. Eerst kijk je naar wat een speler kan. Dan vraag je je af hoe hij in mekaar zit, of hij op een hoger niveau zou meekunnen. Volharding en continuïteit zijn belangrijk : kan je in de Premier League onder druk zeven opeenvolgende wedstrijden lang top zijn ? Veel spelers kunnen één sterke match spelen in de Premiership, maar kan je dat een heel seizoen, jaar na jaar ? Managers haten de wisselvalligheid van een technisch begaafde speler die één match uitblinkt en daarna vier slappe wedstrijden speelt.”

Vorig jaar woonde je in Genk een wedstrijd bij. Wat viel je op ?

“Het tempo is anders, de snelheid ligt hoger in Engeland. Ik mis tempo, de wil om voor je tegenstander te komen. Het eerste wat opvalt als je Engels voetbal gewend bent, is hoe traag het in België gaat. Ik vind dat de fans hier erg geduldig zijn. In Engeland gaan ze meteen schreeuwen of fluiten als het niet vooruit gaat. Dan moet je al veel guts hebben om nog een paar keer breed of achteruit te spelen.”

Wat vond je toen van Bob Peeters die in Engeland bij Millwall zat, en Steven Defour, een jong talent ?

“Peeters heeft geen snelheid. ‘ They eat hem alive in Engeland’. Snelheid van uitvoering is zo belangrijk. Het is iets wat je hebt of niet hebt. Aan techniek kan je schaven, maar snelheid is aangeboren. Engels voetbal gaat om snelheid. Als jij traag bent en ik snel, blaas ik je omver. Defour merkte ik niet eens op. Soms is het moeilijk spelers beoordelen wanneer het spel traag gaat. Je ziet niet wie snel is, omdat ze geen persoonlijke duels aangaan.”

GEERT FOUTRé EN PETER ‘T KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content