Morgenavond speelt Anderlecht in Bordeaux voor een plaats in de achtste finales van de UEFA Cup. Filip De Wilde, keeperstrainer bij Anderlecht, analyseert de huidige paars-witte ploeg.

Terwijl de 2-1-overwinning tegen Bordeaux in de zestiende finales van de UEFA Cup nog nazindert in Anderlecht, is Filip De Wilde, keeperstrainer en voormalig Anderlechtdoelman, alweer zijn nuchtere zelf. “Je moet oppassen dat je nu niet te euforisch wordt, want uiteindelijk staan we nog een eind van Europees voetbal en moeten we nog naar Bordeaux.”

Wat verwacht je van die terugwedstrijd?

Filip De Wilde: “Het wordt moeilijk, want Bordeaux zal nu vermoedelijk wel met zijn complete basiselftal spelen. Misschien hebben ze ons in de heenwedstrijd toch wat onderschat. Dat zal straks niet meer het geval zijn. Onze kansen zijn beter dan verwacht vóór de eerste wedstrijd. Het wordt erop of eronder, dat is duidelijk. Veel zal afhangen van wie de eerste goal maakt.”

Het was Mbo Mpenza die thuis het winnende doelpunt maakte. Wat zegt dat?

“Het is tekenend voor de goede mentaliteit in de groep. Ze zitten nu eenmaal allemaal in hetzelfde schuitje. Ze hebben allemaal baat bij goede prestaties. Het is een ploeg die er staat. Jongens die voor elkaar het vuile werk willen doen. Dat is heel belangrijk. Ik denk dat dat een beetje een logische evolutie is na jaren van succes. Als je twee keer kampioen geworden bent, gaat op een gegeven moment iedereen een beetje naar mekaar kijken en niet direct de fout bij zichzelf zoeken. Het heeft een tijd geduurd eer de ploeg ging beseffen dat ze weer van nul af aan moesten beginnen en ze er maar op één manier uit konden komen: door hard te werken en solidair te blijven met mekaar.”

Frank Vercauteren kreeg zijn ideeën nog moeilijk overgeplant op de groep.

“Blijkbaar raken spelers ook op een bepaalde manier gewoon aan bepaalde zaken. Ze waren wat verzadigd door het succes. Als je het verhaal van de vorige kampioenschappen bekijkt, was het zo dat Anderlecht niet van meet af aan bovenaan stond, maar naar het einde van het seizoen toe langzaam de bovenhand nam. De spelers hebben nu ook heel lang gedacht dat het allemaal wel op zijn pootjes zou terechtkomen.

“Het belangrijkste is dat er kwalitatieve spelers bijgekomen zijn, zoals Vlcek, Gillet, Pieroni en Chatelle. Op een bepaald moment zaten we in de eerste ronde heel krap wat de kern betreft. Veel geblesseerden komen nu stilaan terug. Straks hebben we weer een volwaardige kern. Ik denk dat dat het grootste verschil is. Dit is ook een overgangsperiode zonder echte reserven, maar met een beloftecompetitie. De club heeft ervoor geopteerd om daar heel jonge jongens te laten spelen. Dan moet je putten uit spelers die pas zestien zijn en niet eens een licentie hebben als je met een overlast aan blessures zit. Op die manier is er ook minder concurrentie. Maar de keuze is gemaakt en als die jongens twee jaar kunnen rijpen, zullen ze straks een pak sterker zijn. En dan zullen ze zeggen: dat hadden ze indertijd goed gezien.

“We mogen ook niet vergeten dat spelers als Tioté en Lamah uitgeleend werden, terwijl je die op bepaalde momenten wel heel goed kan gebruiken. Maar ook dat zijn keuzes die je maakt. Het is trouwens goed dat die gasten elders ten volle dat rijpingsproces doormaken. Dat zal op termijn een schitterende zaak zijn, voor hen, maar ook voor Anderlecht.”

Had Anderlecht Vadis vroeger een kans moeten geven of had hij meer geduld moeten hebben?

“Het geval Vadis is een beetje speciaal, natuurlijk. Vooral omdat centraal zijn beste positie is, daar waar nu net voldoende keuze is met Biglia, Polak en eventueel De Man of Van Damme. Dat was een eerste moeilijkheid: zijn ambitie was vooral om verdedigende middenvelder te spelen. Plus dat hij geregeld geblesseerd was. Dat heeft allemaal zijn doorbraak wat vertraagd. En er was natuurlijk ook het probleem dat hij einde contract was. Dat kwam op een toch wel vrij ongelukkig moment. Dan zit je met iemand die zeventien is en nog alles moet bewijzen, maar voor wie wel internationale belangstelling bestaat. Dan moet je een speler die nauwelijks gespeeld heeft, gaan belonen als iemand die vijf of tien jaar in het eerste elftal staat. Er is in het verleden misschien wel een foutje gemaakt waardoor hij op achttienjarige leeftijd einde contract was.”

Scoren

Anderlecht kampte met een gebrek aan scorend vermogen.

“Ik denk dat voor het scorend vermogen vooral Pieroni een rol gaat spelen. Het is niet echt een counterspits, maar iemand die heel afhankelijk is van de aanvoer. Het is een goeie gelegenheid voor hem om zich opnieuw te lanceren. Wij hebben hem nodig en hij heeft op dit moment Anderlecht nodig. Vlcek is niet de echte diepe spits, maar iemand die heel goed naar zijn mogelijkheden voetbalt. Zijn twee goals tegen Waasland hebben hem vertrouwen gegeven. Door zijn ervaring kan hij snel de stap maken naar een ander kampioenschap. Wat betreft scorend vermogen is hij niet dé grote man, maar hij kan heel veel betekenen voor Pieroni. Het was een beetje een panieksituatie: het gaat niet goed, je scoort heel moeilijk en je hebt voorin versterking nodig. Dan moet je gaan kijken wie bereid is in zichzelf te investeren en Anderlecht een uitdaging vindt. Met Vlcek zijn we dan toch nog goed terechtgekomen, vind ik.”

Heeft Boussoufa zijn kans gegrepen terwijl Hassan op de Afrika Cup zat?

“Ik weet niet of je die twee met mekaar in verband moet brengen. Boussoufa was na zijn blessure enorm gretig. In België kent men zijn kwaliteiten en het gevaar bestaat dan dat men na een bepaalde tijd alleen nog ziet wat niet goed is. Dat hij niet genoeg scoort, bijvoorbeeld. Maar als hij niet speelt, mis je bepaalde facetten van zijn spel, zoals zijn balvastheid. Door de afwezigheid van Hassan krijg je daar plots weer oog voor. In België licht men prestaties van enkelingen eruit om te zeggen dat het goed gaat of niet goed gaat met een ploeg. Als je keek naar Bordeaux, zag je dat sommige spelers zich wegcijferden voor de ploeg in het besef dat hun moment later wel komt. In België heeft men de neiging zich te fixeren op bepaalde individuen.”

Marc Degryse vindt dat iemand als Hassan op zijn positie veel meer moet kunnen communiceren.

“Dat is natuurlijk in zijn geval een beetje het probleem. Hij is ook niet echt gelukkig hier. Dat heeft niks met Anderlecht te maken, maar met het feit dat hij afgescheiden van zijn familie leeft. Dat heeft in sommige periodes onvermijdelijk invloed op je prestaties. Dat straalt er soms wel een beetje van af. Hij is ook een beetje speciaal, wat in zichzelf gekeerd.”

Manifesteert Chatelle zich al als een leider, zoals bij zijn komst werd verwacht?

“Het is een van zijn troeven. Hij heeft een bepaalde persoonlijkheid en intelligentie. Zo’n jongen kan een toegevoegde waarde brengen. Het feit dat hij Belg is en het aantal Belgen in de kern daardoor aangroeit, is op zich een positief gegeven. Dat brengt bepaalde voordelen met zich mee. Het winnen van de titel of de beker spreekt een Belg meer aan dan een buitenlander.”

Er zitten weinig leiders in de groep.

“Dat is een beetje het teken van de tijd, natuurlijk. Maar ik denk niet dat de groep, zoals hij nu is, nood heeft aan iemand die de lijnen uitzet. We zitten nu in een positieve spiraal en iedereen wordt meegezogen. Op dit moment is het bij ons vooral het collectief dat de ploeg draagt. Je kan niet echt spreken van dominante figuren. De figuur die het meest centraal staat in de kleedkamer en die op bepaalde momenten probeert wat gezag uit te stralen, is Zitka. Dat heeft te maken met zijn persoonlijkheid: hij ligt bij veel jongens heel goed. Alleen is hij een doelman en traint hij daardoor veel apart. Dan is de impact minder.”

Keeperstraining

Zitka pakt minder punten dit seizoen en liet zich al een paar keer verrassen. Hoe komt dat?

“Hij heeft vorig jaar natuurlijk een ongelooflijk seizoen gekend. Vooral in de eerste ronde was hij de belangrijkste man, wat voor een club als Anderlecht eigenlijk abnormaal is. Als Zitka twee gemaakte doelpunten pakt, maar het blijft 0-0, dan heeft dat minder uitstraling dan wanneer Frutos in de laatste minuut de 1-0 tegen de touwen trapt. Ik denk dat niemand jaar in jaar uit dergelijke sterke periodes kent. Maar zo’n periode zal nog wel terugkomen. Je bent alleen afhankelijk van het geheel. Er is ook een soort gewenning aan zijn prestaties, waardoor men op den duur enkel nog ziet als het een keer iets minder gaat. Maar hij is zich ervan bewust dat er al een paar keer een doelpunt geweest is waar hij een beetje verkeerd opgesteld stond of net niet scherp genoeg reageerde. Vorig seizoen mocht hij bij wijze van spreken verkeerd opgesteld staan, dan kwam de bal nóg op hem terecht.”

Voel je je als keeperstrainer verantwoordelijk voor zijn minder opvallende prestaties?

“Ja, natuurlijk. Ik ben eigenlijk nog vrij jong in het vak. Ik tracht voor mijzelf af te wegen of ik op bepaalde momenten misschien niet te weinig aandacht besteed heb aan een of ander facet. Daar tracht je constant alert voor te zijn. De trainingen die ik nu geef, zijn al heel anders dan die van in het begin van het seizoen. Het is een constante evolutie. Ook ik heb leergeld moeten betalen.”

Wat heb je bijvoorbeeld bijgestuurd?

“In het begin van het seizoen probeer je in een opbouwfase je doelmannen conditioneel sterker te maken. Daarna ga je meer en meer naar onderhoudstrainingen. Nu geef je vooral prikkels om het niveau dat ze hebben vast te houden. Maar wanneer je moet stoppen met dat conditionele en naar het onderhoudende moet overschakelen, dat leer je met de ervaring. Waarschijnlijk heb ik op dat vlak hier en daar wel eens een fout gemaakt. Maar hij is er in elk geval nooit door geblesseerd geraakt, anders was het zeker mijn fout. Daniel is ook niet iemand die uit zichzelf gaat zeggen: nu is het efkes genoeg of nu wil ik dit of dat doen. Het is iemand die altijd wil doorgaan en op een bepaalde manier heel onderdanig, maar receptief is. Misschien zou hij soms tegenover mij ook wel moeten zeggen: nu wil ik dit of dat. Maar stilaan vinden we mekaar meer en meer.”

Hoeveel spelers van dit Anderlecht zouden er in jouw tijd in de ploeg gestaan hebben?

“( denkt na) Dat kunnen er behoorlijk veel zijn. Misschien dat je vroeger alleen net iets makkelijker de Belgische toppers kon houden dan nu het geval is. Maar als ze hadden moeten kiezen tussen Zitka en mij, ik weet niet wie ze gepakt zouden hebben. Je kan dat op andere posities ook doortrekken. Je hebt nu een Poolse international, een Hongaarse, een Marokkaanse, een Tsjechische, een heel goeie Argentijn, Belgische internationals, … Je kan toch niet zeggen dat dat meelopers zijn? Dat moet vertrouwen geven dat de goede periode die we nu meemaken voortzetting zal vinden. Gasten als Nilis, Degryse of Albert zie ik er nu nog niet bij lopen, maar dat kan terugkomen. Het belang om goede Belgen te halen is immers weer wat groter geworden door de nieuwe fiscale wetgeving. Wat je nodig hebt, zijn spelers die bereid zijn een aantal jaar van hun carrière te investeren in de club. Spelers die met de ploeg bezig zijn, niet met zichzelf. Je ziet zo bijvoorbeeld dat Jelle Van Damme meer en meer verantwoordelijkheid begint te nemen. Je krijgt stilaan een hart van Belgische spelers of, met een zwaar woord, een soort van verankering.” S

door steven van duyse en raoul de groote – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content