Zijn ontslag bij Genk raakte hem dieper dan gedacht. Hij nam een sabbatjaar, vond bevestiging in het buitenland en liet een job bij PSV staan om met Oud-Heverlee Leuven aan zijn comeback te werken. Ronny Van Geneugden is terug, door de grote poort.

Zijn snor is hij kwijt en hij drinkt weer koffie, maar verder is Ronny Van Geneugden dezelfde gebleven. Een ambitieuze trainer, overtuigder dan ooit van zichzelf en met een bijzonder soort humor waarover de meningen verdeeld zijn. Op één speeldag van het einde verzekerde de 42-jarige Limburger zich met Oud-Heverlee Leuven van de titel in de tweede klasse, en dat is niet om te lachen. Twee jaar na zijn ontslag bij RC Genk is het zelfs…

… een mooie revanche?

Ronny Van Geneugden: “Revanche is een te zwaar woord. Ik noem het liever een bevestiging. Het was inderdaad de bedoeling dat ik, Genkenaar zijnde, tot aan mijn pen-sioen bij de club zou blijven waarmee ik meer dan louter een werkrelatie had. Op een bepaald moment heb ik een stap opzij gezet, in het belang van de club en wetende dat ik een langdurige overeenkomst achter de hand had. Toen die ook werd afgebroken, heb ik dat toch moeten verwerken. Alles is correct afgehandeld, maar emotioneel heeft het sporen nagelaten.”

Zegt de man van wie zelden een spat emotie afstraalt. ‘Sentiment is schadelijk voor de gedrevenheid’, zei je ooit. Waarom had het je nu zo geraakt?

“Vooral omdat ik met mijn hart bij die club was. Als speler heb ik nooit de kans gekregen om voor Genk te voetballen. Wel om er mij later als trainer te manifesteren. Van zodra je ergens tekent als hoofdtrainer, weet je dat je met één been buiten ligt, maar wetende dat ik er kind aan huis was, verwachtte ik dat niet. Temeer daar er duidelijke afspraken waren gemaakt.”

Je bent een jaar uit roulatie gebleven. Hoe kwam dat?

“Ik had voor mezelf uitgemaakt dat ik pas terug in het voetbalwereldje zou stappen als de juiste club zich aandiende. Ik heb aanbiedingen gehad uit tweede en derde klasse, maar ik wilde niet meestappen in het verhaal van zo snel mogelijk weer aan de bak te willen komen. Het moest een goede club zijn, met een goede structuur, waar je iets op de langere termijn en in wederzijds vertrouwen kunt opbouwen. OHL beantwoordt perfect aan dat profiel.

“Ik had ook een aanbieding om bij PSV aan de slag te gaan, als beloftecoach en technisch coördinator jeugd. Vergelijkbaar met wat ik bij Genk had gedaan. Het was dat of OHL. Ik heb enkele gesprekken gevoerd met Fred Rutten, maar in de job die ze me voorstelden, had ik opnieuw moeten investeren in mijn carrière, weliswaar vanuit de Nederlandse school, terwijl ik bij OHL kon doorgroeien als hoofdtrainer.”

Slagroom op de taart

Hoe ben je dat sabbatjaar door gekomen?

“Ik heb clubs bezocht, vooral in de buurlanden. Trainingen gevolgd, wedstrijden bekeken, gesprekken gevoerd met sportieve beleidsmensen om te zien of hun trainingsinhoud overeenkwam met wat ik ook bij Genk heb willen brengen. Dit vak interesseert me, dus moet ik up-to-date blijven. Anders moet ik niet naar Keulen of Leverkusen rijden. Ik heb er voor mezelf de bevestiging gekregen dat ik naar methode en inhoud op de goede weg zat.”

Stel: Genk wordt ook kampioen. Zal het toch ook een beetje aanvoelen als jouw titel?

“Natuurlijk. Net zoals de trainer van de U12 of U13 er fier mag op zijn dat er jongens uit de eigen opleiding in het eerste elftal staan. Ik heb mee aan de basis mogen staan, samen met vele anderen, van wat nu heeft geleid tot de slagroom op de taart. Ik voel goed dat men de weg die men indertijd met mij is beginnen te bewandelen, nog steeds bewandelt. Dat bewijst dat men gelooft in wat we toen hebben opgebouwd.”

Nog niet gedacht dat je nu ook gewoon kampioen had kunnen zijn met Genk?

“Daar lig ik niet van wakker. Ik heb er een fantastische periode meegemaakt en blijf die club een warm hart toedragen, maar ik heb een knop omgedraaid.”

De man die dacht oud te worden bij zijn eerste en enige liefde, is nu begonnen aan het nomadenbestaan van de voetbaltrainer.

“Daarom ook ben ik blij dat ik lang genoeg heb gewacht met mijn keuze. Het was enorm belangrijk dat mijn eerste club na Genk er boenk op zou zijn. Ik moest bewijzen dat wat ik in dat jaar hoofdtrainerschap bij Genk had opgebouwd, ook ergens anders rendabel kan zijn. Anders zet ik mezelf een aantal jaren achteruit en denk ik dat het heel moeilijk wordt om me nog te manifesteren op het hoogste niveau. Dan blijf ik de goede beloftecoach met een goede visie op jeugdopleiding, maar zonder de bevestiging van dat stukje extra als hoofdtrainer.”

Waarom past OHL bij jou?

“Omdat hier qua professionele omkadering de fundamenten liggen om er iets van te maken. Ik zeg niet dat ik carte blanche heb gekregen, maar er was genoeg vertrouwen vanuit de club om met Ronny Van Geneugden nieuwe stappen te zetten. Ik ben niet de man die gewoon zijn jobke doet en verder zijn handen overal van af houdt. Ik wil actief meewerken aan de uitbouw van een club. Daar stond men hier voor open, wetende dat er qua jeugdwerking een basis staat waarin ik me kan vinden, maar die nog een aantal stappen moet zetten. OHL heeft alles om een stabiele eersteklasser te worden, en op termijn zelfs meer.”

De club is bereid je volgend seizoen nog meer sportieve bevoegdheden te geven. Een beetje zoals Frankie Vercauteren in Genk. Zo heb je het ook graag.

“Ik zal mijn ervaring proberen over te brengen op deze club, in samenspraak met de beleidsmensen en binnen de afgebakende lijnen opdat iedereen optimaal kan functioneren. Nu OHL de stap naar eerste klasse zet, wil ik dat het in alle geledingen klaar is en niet met de rug tegen de muur komt te staan. Voor mij is het logisch dat je een trainer bij het sportieve betrekt.”

Tegenstander afmatten

Had je verwacht zo snel al kampioen te spelen?

“We hadden afgesproken om het eerste jaar op de vierde, vijfde plaats te mikken en misschien een plaats in de eindronde. Het tweede jaar moesten we zeker de eindronde halen en het derde voor de titel kunnen gaan. Dat waren duidelijke afspraken. Ik heb toen expliciet gevraagd: gaat iedereen hiermee akkoord? Want het is niet de bedoeling dat je je doelstellingen na enkele maanden al verlegt.

“Na enkele weken kreeg ik het gevoel dat er spelers zich zelf kwamen aanbieden om opnieuw met mij te kunnen werken (zie kaderstuk, nvdr) of om voor OHL te mogen spelen. Het is geweten dat deze club als tweedeklasser qua werking toch zijn voet kan zetten naast vele eersteklassers. Geleidelijk aan voelde ik hoe er een bepaalde ambitie sloop in de groep. Ook bij mezelf, want ik wilde absoluut de bevestiging krijgen van mijn manier van werken.

“Ik heb hier met dezelfde frequentie en intensiteit getraind als in eerste klasse bij Genk. Geen enkele speler heeft daarover ooit geklaagd. In de kleedkamer heerste een uitstekende mentaliteit, iets waaraan we van bij het begin veel aandacht hebben besteed. De eerste competitiewedstrijd tegen Dender speelden we slechts 1-1, maar we brachten ongelooflijk goed voetbal. Dan denk je: hier is veel mogelijk. Ook al pakten we na twee speeldagen slechts één op zes. Op geen enkel moment is er twijfel geweest, zeker niet bij mij, omdat men zo enthousiast was over de manier van voetballen.”

Tweede klasse is knokken. Jij staat voor aanvallend en verzorgd voetbal. Blijkt het daarmee ook te kunnen.

“Wij zijn een ploeg die altijd uitgaat van balbezit en heel geduldig is in de opbouw. Het mooie is dat de statistieken uitwijzen dat we de meeste van onze doelpunten tussen de 60e en de 80e minuut hebben gemaakt. Dat betekent dat we profiteren van ons geduldige voetbal, maar ook dat we de tegenstander afmatten. Conditioneel staan we enorm sterk. De bal blijft het summum, voetballen zonder bal gaat niet, maar om het goed te kunnen, moet je conditioneel in orde zijn. Alles staat of valt ermee.

“Deze groep heeft gebracht wat ik vooraf voor ogen had en wat inderdaad misschien tegengesteld is aan wat tweede klasse in de volksmond voorstelt. Bij de meeste ploegen heb ik gevoeld dat de angst om niet te verliezen veel groter is dan de wil om te winnen. Mijn filosofie is niet veranderd. Ik zal altijd een trainer blijven die uitgaat van balbezit. Attractief als het kan, geduldig als het moet. Dat werd me bij mijn vorige club door de buitenwereld kwalijk genomen, omdat het soms langdradig of eentonig was. Het klassement gaf mij, tussen haakjes, op dat moment wel gelijk.”

Van supporter naar trainer

Is er iets waarin je bent veranderd sinds je vertrek uit Genk?

(denkt na) “Neen.”

Na dat vertrek haalden Wouter Vrancken en Wim De Decker scherp naar je uit. Twee spelers die door jou aan de kant waren geschoven. Daar waren goede sportieve redenen voor, maar dat ze zo uithaalden laat vermoeden dat je op het vlak van de communicatie wellicht tekortschoot.

“Misschien heb je daar een punt. Je noemt twee spelers die nadien vertrokken zijn en die misschien ontgoocheld waren. Maar natrappen via de pers, tja. In het leven komen enkel bomen elkaar niet tegen. Ik heb nooit gereageerd omdat ik er het nut niet van inzie. Ik ken de ware toedracht van elk verhaal, dat volstaat voor mij. Bovendien zijn er ook spelers die me vandaag nog steeds bellen.

“Enkele maanden voor ik hoofdtrainer werd van Genk, zat ik samen met mijn zoon tussen de supporters bij de 1-4 op Anderlecht. Je weet wel, met die twee doelpunten van Ljubojevic. Dat deed ik altijd: op verplaatsing tussen de supporters gaan zitten. Wat later werd ik trainer van diezelfde mannen die mij toen, als supporter, een geweldige avond hadden bezorgd. Misschien is dat een fout die ik heb gemaakt: dat ik de overgang van supporter zijn van een groep spelers met wie ik fantastische momenten had beleefd en van wie ik alle wedstrijden zag, zowel uit als thuis – dat ik de overgang van dát naar moeten zeggen ‘jij staat niet in de ploeg’ heb onderschat. Vandaag heb ik een veel afstandelijker relatie met de spelers. Bij OHL ben ik meer de autoritaire trainer die zegt: dit is de ploeg en daarmee basta.”

Sommigen meenden dat je het als jeugdtrainer had onderschat wat het is voor een groep volwassen voetballers te staan.

“Als ik iets heb onderschat, dan niet dat het volwassen spelers zijn, maar de hele entourage in zo’n topclub. Er komt een trein voorbij en je wil er absoluut op zitten, want misschien komt hij nooit meer langs. Misschien had ik gewoon moeten zeggen: ik blijf in mijn job. Of eerst de stap zetten naar een andere club en later terugkeren.”

Ben je te gretig geweest, achteraf beschouwd?

“Door mijn jeugdigheid en het feit dat ik te zeer kind aan huis was, had ik niet de autoriteit om intern de rust naar buiten te bewaren. Bepalend is ook geweest dat door het beëindigen van de samenwerking met Willy Reynders in de winterstop, er een serieuze buffer wegviel tussen het bestuur en de trainer.”

Kan je, na een sabbatjaar en een kampioensseizoen, zeggen dat je ontslag een goede zaak is geweest?

“Die zes jaar, hoe er een eind aan is gekomen en het verwerkingsproces: daar kom je altijd sterker uit. Als het me ooit nog overkomt, en ik hoop van niet, ben ik veel beter voorbereid op wat me te wachten staat.”

Ben je nog naar Genk gaan kijken?

“Neen.”

Zie je jezelf nog hechten aan een club?

“Dat weet ik niet. Ik zit nu in een club die alleen nog maar goede momenten heeft meegemaakt met Ronny Van Geneugden. We hebben vijf keer verloren, waarvan vier keer met één doelpunt verschil. Misschien zal het ooit minder lopen. Dan is het belangrijk dat we weer duidelijke doelstellingen formuleren. In principe is mijn job nu gedaan. Ik tekende voor drie jaar en in die tijd moesten we proberen te promoveren. Het is nu al gebeurd, dus mijn opdracht is volbracht en de club heeft een voorsprong van twee jaar. Het is belangrijk nu dat we een nieuwe consensus bereiken over nieuwe doelstellingen voor eerste klasse. Als ik me daarin kan vinden, kunnen we een nieuw huwelijkscontract aangaan.”

Geschiedenis schrijven

Kijk je uit naar eerste klasse?

“Ik heb in deze regio een OHL-hype zien ontstaan. We zijn begonnen met tweeduizend toeschouwers. Op het eind zaten we aan vier-, vijfduizend man en een uitverkocht stadion – meer dan zevenduizend mensen – in de laatste twee thuiswedstrijden. Ik heb deel mogen uitmaken van een groep die toch iets teweeg heeft gebracht. Dat is een enorme pluim op onze hoed. Ik hoop dat de beloning zal zijn dat we een stabiele eersteklasser worden, zoals Westerlo of Zulte Waregem.”

Eerste klasse wordt geen vergiftigd geschenk?

“Helemaal niet, anders zou ik er niet aan beginnen. We hebben geschiedenis geschreven met deze titel. Eenenzestig jaar is het geleden dat dit nog eens was gebeurd in Leuven, maar de grootste geschiedenis schrijven we wanneer we er langer inblijven dan dat ene jaar toen. Ik hoop dus twee keer geschiedenis te schrijven met deze club.”

Van jullie vijf nederlagen was de zwaarste op Lommel: 4-1. Onterechte strafschop tegen, vroege uitsluiting, waarna je op een persconferentie met videobeelden ging bewijzen hoe hard jullie daar bedrogen waren. Qua kinderachtigheid benaderde dat Hein Vanhaezebrouck.

“Kijk, als trainer word ik beoordeeld op basis van resultaten. Wat ik wilde aantonen, is dat er van scheidsrechters fouten worden getolereerd die een trainer zijn job en het inkomen van zijn gezin kunnen kosten. Voor dat duel kregen we een scheidsrechter uit eerste klasse, maar het is niet omdat zo’n man naar tweede zakt om daar met al zijn ervaring een topwedstrijd te fluiten, dat hij niet op niveau moet presteren. Iedereen heeft recht op een herexamen, maar daarna ben je wel gebuisd. Alleen: scheidsrechters worden nooit gesanctioneerd. Het weekend erna floot die man gewoon weer Anderlecht. Niemand valt daarover.”

Het leger van Tobback

Tot slot, deze niet onbelangrijke vraag: hoe is je relatie met Louis Tobback?

“Na iedere thuiswedstrijd is het een traditie om beide burgemeesters de hand te schudden en even met elkaar van gedachten te wisselen. Het zijn zeer aangename mensen. Dat ik een ongeslagen thuisreputatie vroeg van de spelers, was ook omdat ik op een christelijke manier met die burgemeesters aan tafel wilde zitten. Dat is gelukt. Op twee gelijke spelen na, tegen Dender en Tubeke, wonnen we alles.”

Tobback wilde de titel niet laten afhangen van de laatste wedstrijd, thuis tegen Lommel. Enkele jaren geleden verspeelde dat al eens een promotie op het veld van Leuven, ook op de slotspeeldag. Dat zorgde toen voor rellen in de straten rond het stadion.

“Hij heeft me letterlijk gezegd dat de beslissing best voordien al gevallen zou zijn. Anders moest hij het leger inschakelen. Fantastisch toch?” (lacht)

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN ALAIN SPRIMONT (REPORTERS)

“Het was enorm belangrijk dat mijn eerste club na Genk er boenk op zou zijn.”

“In principe zit mijn job erop: we moesten pas na drie jaar kampioen worden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content