Dat hij er meer van had verwacht, moge duidelijk zijn. Maar teleurgesteld dat hij Bergen voor Beveren ruilde, is Thierry Pister daarom niet.

Waarmee hij indirect verwijst naar Jean-Marc Guillou, de technisch directeur die hij opvolgde als trainer. “Maar,” benadrukt Pister, “ik wil niet negatief klinken, ik wil alleen meer communicatie en samenwerking.”

Pister verliet in januari vroegtijdig Bergen, dat onder hem in drie jaar van derde klasse naar de top in tweede was gestegen, maar ook hij kon Beveren niet van de laatste plaats weg krijgen.

Heb je Beveren verkeerd ingeschat ?

Thierry Pister : Ja, ik had gedacht dat er… pfff… allez, hun sterk punt heb ik eigenlijk niet gevonden. Daar ben ik echt van geschrokken. Van scouts en collega’s hoorde ik dat er talent in de ploeg zat en dat die zwartjes schitterend waren. En, ja, het was ook allemaal wel mooi voor het oog, maar ik zag geen efficiëntie. Terwijl het er in voetbal om gaat een doelpunt meer te maken dan de tegenstander. Maar als je de nul niet kan houden, wordt dat moeilijk voor ons. Twee keer had ik ze zien spelen en ik was ervan overtuigd dat die vier achterspelers goed genoeg waren voor de verdediging. Tot er een van die vier bij mij komt klagen dat hij niet graag achteraan staat, maar liever op het middenveld. Tja, als je 18 jaar bent en je eist een bepaalde plaats op : dat vind ik eigenlijk niet normaal.

Enfin, na veel zoeken en tasten zag ik dat we niet over snelheid beschikten achteraan. En ook niet voorin. Eigenlijk in heel de ploeg niet. Dus je kon niet in een blok spelen en counteren én ook niet hoog spelen en druk zetten. Dat vormde wel echt een probleem, dat je in een club op eersteklasseniveau niemand vond met voldoende snelheid. Zézé is wel snel, maar alleen gedurende vijf, zes meter. Wostijn is snel, maar ’t is geen Kolotilko of geen Lembi. Terwijl ik graag hoog speel met drie of vier spitsen. Daar heb ik mij toch ook aan mispakt.

Met Bergen waren we in derde de topfavoriet, het eerste jaar in tweede haalden we de eindronde, dit jaar waren we titelfavoriet met Mechelen. Dus iedereen speelde tegen ons met tien achteraan, waardoor wij altijd balbezit hielden. Hier wil ik dat ook, maar je zit aan de andere kant : je moet altijd achter de bal lopen. Als je dan tactisch geen zonevoetbal of looplijnen onder de knie hebt, is het echt heel, heel moeilijk. Eigenlijk zou je met een libero moeten spelen, maar dat vind ik dan een man verloren omdat je dus voorin geen snelheid bezit en het publiek bovendien geen boodschap heeft aan countervoetbal. Er had gewoon in elke linie iemand met maturiteit en leiderscapaciteiten moeten lopen om in eerste te kunnen blijven.

Gunther Demeyer had het moeten kunnen, maar hij kreeg het ook lastig.

Gunther was voor mij de ideale man, maar zijn probleem is dat niet iedereen hem als de leider accepteert. Er moet in de groep iets gebeurd zijn in de periode dat sommige spelers, naar ik hoor, zowat alles mochten en anderen vaak vervangen werden of kritiek kregen. Hij kán leider zijn – ik ken hem – maar ik heb hem misschien te veel verantwoordelijkheid gegeven in de groep. Qua boetes in de spelerskas, qua discipline in de kleedkamer als ik er niet ben. Een paar met een lange broek, een paar met een korte broek, een in een groene trui, de ander in een blauwe : in een profclub kan dat niet. Maar ik wist niet dat Gunther het zo moeilijk ging hebben. Als je die uitstraling of maturiteit niet bezit, krijg je problemen.

De Afrikaans-Franse achtergrond indachtig is het wellicht ook niet evident om een leider te zijn in Beveren.

Natuurlijk niet. Je zag hier in het begin te veel groepjes. Ik herinner het me nog van de eerste dag : je had twee Fransen, vijf Ivorianen, twee Russen, Vlamingen en een paar jonge gastjes. Mijn taak bestond erin er een geheel van te maken. Ik ga niet zeggen dat het met brio was, maar het is mij zeker gelukt. Door bijvoorbeeld vooraf te bepalen wie in de kleedkamer naast wie moest gaan zitten. Want dan beginnen sommigen pas met iemand anders te praten en leren ze oog hebben voor elkaars problemen. Dan begrijp je waarom iemand niet goed speelt of waarom iemand nooit lacht. De vader van Nadir bijvoorbeeld is inmiddels overleden, maar was al weken ziek. Niemand behalve ik die het wist. Daardoor was ik heel kwaad op de groep. Hoe kan je nu goed samenspelen als je elkaar niet kent ? Ik vind : hoe meer je van elkaar weet, hoe beter je alles kan beginnen in te schatten op het veld.

De laatste weken spelen we wél als een echte ploeg. Maar ik moest van nul beginnen en dat vond ik heel vreemd. Ze speelden zonevoetbal, maar volgens mij is het hen nooit uitgelegd wat dat eigenlijk is. Ze liepen maar. Precies een ploeg Uefa’s die zich wat aan het amuseren was, met de risico’s vandien. Dat het altijd afgestraft wordt als je achteraan door nonchalance balverlies lijdt, dat beseften ze niet. Nu kunnen we al iets langer dan een uur de nul houden, krijgen we minder doelpunten tegen en spelen we constanter. Maar het is allemaal veel te laat, hé. Er zijn nog zoveel dingen waaraan je moet werken en die je normaal in de voorbereiding doet. Ik ben naar hier gekomen met de idee dat er in iedere ploeg – ook al staat die laatste – altijd wel één positief punt is waarrond je kan beginnen te werken. Maar in Beveren was niet echt aan iets gewerkt waarop ik verder kon bouwen. Eigenlijk had ik dagen van achtenveertig uur nodig.

Je voorgangers zullen het graag horen.

Ik constatéér alleen maar, dat is niet hetzelfde als kritiek geven op mijn voorgangers. Kijk, door alleen te voetballen op training haal je het niet, maar ik hoorde hier van insiders dat er niet hard genoeg werd getraind : vier keer in de week. Voor een eersteklasseploeg, tja… Eén training na de wedstrijd is al zeker een recuperatietraining en in die voor de wedstrijd kan je niet veel meer doen dan stilstaande fasen. Dan schieten er dus twee over en als je alles dan wat speels oppakt : dat kan je in eerste klasse niet maken. Zes, zeven trainingen in een week is nooit te veel.

Hier is bovendien ook nooit gericht getraind : er is geen enkel automatisme. Ik probeerde het spelsysteem zo weinig mogelijk aan te passen om automatismen niet te verbreken en het werk wat te vergemakkelijken, maar er waren er geen. Als je zeven maanden ver bent en je hebt geen enkel automatisme opgebouwd…

Hoe is je relatie met Guillou ?

Pas op : ik heb niks tegen hem – ik kan met iedereen werken, want ik neem iedereen zoals hij is – maar hij doet alles via Eddy De Bolle ( de hulptrainer, nvdr). Vragen waarom die of die niet speelt, bijvoorbeeld. Hij doet niet echt veel moeite om samen te werken. Als je acht uur in naast elkaar gelegen bureaus zit en je kan niet eens tien minuutjes praten… Maar een probleem is er niet tussen ons, hé. Alleen weinig of geen communicatie. Ik zou nochtans veel van hem kunnen leren : hij heeft toch ervaring, richtte een school op, is naar verluidt zelf een goeie voetballer geweest. Ik ben einde contract en misschien moeten we nog jaren samenwerken, dus ik hoop dat er op een dag klaarheid komt en hij eens zijn best doet. Hij wijst mij niet op mijn fouten, maar valt meteen mijn spelers aan. Terwijl ik weet dat ik niet de beste trainer ben en nog moet leren. Dus ik vind het jammer dat je op het eind van de rit moet constateren dat het ons misschien toch was gelukt als we hadden samengewerkt. Ik weet dat het niet makkelijk was voor hem dat hij als trainer opzij werd gezet, maar hadden we samengewerkt, dan hadden we meer punten gehaald. Want hij kent zijn spelers natuurlijk beter dan wie ook.

Hoe moeilijk is het werken met de Ivorianen ? Wat dat betreft kwam je meermaals in aanvaring met hem.

Als zij alleen met elkáár spelen, is dat niet hun fout, maar wel die van de spelers die errond staan. Kijk, als een Danilevicius of een Grondin, die van Arsenal komt, zich te pletter lopen maar nooit een bal zien, moeten ze die maar opeisen. Wie van zo’n topclub komt, moet de maturiteit hebben om te zeggen : geef mij die bal, ik kom van Arsenal, ik ga de ploeg dragen. Maar ze doen dat niet en verwijten het dan die jonge Ivoriaantjes. Daar ging ik niet mee akkoord. Guillou is ook buitenlander, dus is het logisch dat hij ze verdedigt. Een goeie Yapi Yapo, een goeie JaJa, een goeie Zézéto, een goeie Arsène : die spelen, want ze zíjn een meerwaarde. Maar de meeste mensen hebben daar een verkeerd beeld van : je mag niet vergeten dat ze nog maar 17 of 19 jaar zijn. Die gastjes kùnnen die ploeg niet dragen. Maar zet daar wat ervaren rotten bij en ze draaien perfect mee en je gaat daar veel plezier van hebben. Het probleem is alleen dat Guillou wou dat zij de ploeg droegen. Dat de groep daardoor veeleisender werd ten aanzien van de Ivorianen heeft voor enorm veel conflicten gezorgd. Ik heb er dan eens goed mee gepraat, want ze leefden wat afgezonderd van de groep. Ferrera en zijn opvolgers, zeiden ze mij, konden daar niks aan doen. Ze vonden het schitterend dat ik hen evenwaardig behandelde. De ene hemelde ze te veel op, de andere brak ze te veel af, maar ik zocht, zeiden ze mij, de middenweg.

Je liet in eerdere interviews tussen de lijnen lezen dat je je gesabotteerd voelde omdat ze blessures voorwendden.

Twee, waarvan er één de avond ervoor nog bij de reserven had gespeeld, kwamen mij gewoon de dag van de wedstrijd vertellen dat ze geblesseerd waren, zonder direct te kunnen zeggen waar. De medische staf vond hen bovendien allebei fit. Op maandag heeft Guillou dan met hen gepraat en als puntje bij paaltje kwam, gaf Jaja toe dat hij eigenlijk wel fit was, maar teleurgesteld omdat hij al een paar keer op de bank zat. Sindsdien is dat misverstand opgelost. Allez, misverstand… Ik vind : als je 18 bent, moet je gewoon je bek houden. Op die leeftijd is het al een eer als je met de kern mag meetrainen.

Je verliet begin dit jaar Bergen om trainer te worden bij Beveren. Waarin zit de verbetering ?

Het ging niet om de verbetering en ook niet om een vriendendienst. Al heb ik met sommigen in de periode dat ik hier speelde, een goede band opgebouwd en wou ik hen graag helpen. Maar mijn ambitie was trainer te worden in eerste klasse natuurlijk. Bij Bergen werd het een beetje te vermoeiend om elke dag 270 kilometer te rijden. Dat wist ik natuurlijk van in het begin, zal je zeggen, maar toen woonde ik nog elders en dat scheelde 30 kilometer. Plus dat het ginder niet de professionele toer op ging. Zelfs al promoveerden ze naar eerste, ze konden mij niet de garantie geven op een verbetering van de infrastructuur. Op het eind van het seizoen zou ik vertrekken; het is er alleen iets vroeger van gekomen. Drie jaar en zeven maanden zonder een dieptepunt, dat was heel plezant. In Beveren zie je dan eens de andere kant van de medaille, zal ik maar zeggen.

In Bergen wisten ze dat je weg wou, maar vonden ze het opportunistisch dat je zo plots vertrok.

Zonder hen stond ik nu nergens, ik heb veel aan hen te danken. Alleen had ik nooit aan dat vierde seizoen mogen beginnen. We haalden resultaten, maar toch kregen we nog veel kritiek. In het bestuur zitten vier of vijf ex-trainers die nooit konden promoveren met die ploeg, terwijl ik als kleine Vlaming dat wel kon. Iedere keer als we wonnen bekeken ze het toch nog altijd van de negatieve kant. Ik vond dat zó jammer. Maar ik onthou liever die vijfennegentig procent positieve kanten. Echt, ik zal blij zijn als ze promoveren.

Bij Beveren vond ik bovendien meer die constante in mijn leven. Ik heb nu een privé-leven omdat ik professionele werkuren heb. Je weekends ben je, ook door scouting, in eerste klasse sowieso kwijt, maar in de week ben ik ’s avonds thuis. In Bergen ging dat door de omstandigheden niet en begon ik in mezelf te twijfelen. Voetbal betekent veel voor mij, maar ik had, cru gezegd, geen zin om te scheiden voor dienen voetbal. Ik heb voetbal wel nodig, maar als er geen voetbal is, is er iets anders, denk ik.

Ze vonden je bij je vorige club inderdaad ’très indépendent’.

Kijk, ik stond veel dichter bij de groep dan bij het bestuur. Met mijn technisch directeur en de voorzitter had ik een nauw contact, maar ja, ze smijten ze buiten. En een nieuwe band creëren, dat doe je niet in een paar weken. Maar ik ken de Waalse mentaliteit zeer goed en ik moet zeggen : ik werk liever in de Walen dan in Vlaanderen. Als speler voelde ik mij daar ook al beter : iemand die scoort of een actie maakt, wordt in Vlaanderen ongelooflijk geapprecieerd; in de Walen worden de middenvelders die lopen meer gewaardeerd.

Er zitten er ook wel tussen die zich alleen op hun gemak voelen als de camera op hén gericht is en voor de rest alles kritiekloos goed vinden wat je doet. Sommigen hebben mij er ginder wel op gewezen als ik dingen verkeerd deed en dat waardeerde ik. Ook al mondde dat soms uit in hevige discussies, want op een gegeven moment was ik niet goed bezig : we wonnen, maar het spel was niet mooi, de spitsen stonden niet goed en liepen daardoor te veel achter de bal. Ik had bepaalde oefeningen meer moeten herhalen, zette te vroeg de volgende stap. Ik dacht dat mijn groep er al klaar voor was, maar maakte een menselijke fout : ik overschatte de groep. Dan is het goed dat een technisch directeur je daarop wijst.

Dat is in Beveren met Jean-Marc het probleem : hij zegt niks. Dus ik dénk dan dat het goed is, terwijl we bijna elke week verliezen. Maar ik heb alles op papier voorbereid waar we in de week aan werken, de mensen uit het bestuur mogen mij dat altijd komen vragen. Want ik vind : iedereen moet elkaar helpen. Er moet veel meer betrokkenheid zijn.

Vandaar dat je niet nalaat spelers erop te wijzen dat ze hun wagen moeten wassen.

Ja. De eerste dag dat ik hier kwam, stonden er auto’s bij die zo vuil waren, dat je niet meer kon zien welk merk het was. Ik vind : de club betaalt die auto’s, dus die moeten gesoigneerd worden. Als je iets krijgt, moet je daar respect voor opbrengen. Dat doe ik ook voor de mensen bij Bergen en Beveren die mij de kans hebben gegeven en mij hebben geholpen.

door Raoul De Groote,

“Voetbal betekent veel voor mij, maar ik had geen zin om ervoor te scheiden.”

“Guillou doet niet echt veel moeite om samen te werken.”

“Hier werd vier keer per week getraind. Voor een eersteklasseploeg, tja.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content