Met vallen en opstaan zoeken de drie traditionele voetbalmachten naar hun vroegere grandeur. Hun seizoen wordt gekenmerkt door veel grilligheid. Ex-speler Philippe Léonard over het eerste competitieluik van Standard.

Philippe Léonard: “De grootste kracht van dit Standard is ongetwijfeld de defensie. Met slechts elf tegengoals hebben de Rouches de minst gepasseerde achterhoede en daarmee is meteen duidelijk waarom ze de leiderspositie bezetten. Het blijft een ijzeren voetbalwet: als je geen goal slikt, ben je altijd zeker van een punt. De vier verdedigers en vier middenvelders vormen een compact blok dat laag staat en de tegenstander heel weinig ruimte laat. In de as staat er met Kanu een van de beste centrale verdedigers van het land, Laurent Ciman is international en opereert al anderhalf jaar op een hoog niveau. Daar komt dan nog Dino Arslanagic bij, die ik minder goed ken, maar die duidelijk erg beloftevol is. Het is mij alleen een raadsel waarom Guy Luzon zijn landgenoot Tal Ben Haïm soms de voorkeur geeft op Ciman. De Israëliër lijkt altijd op zijn tandvlees te lopen en is technisch erg beperkt. Hij oogt onhandig en traag, waardoor hij soms te laat komt en zware overtredingen begaat. Op de backposities is er veel werkkracht met Jelle Van Damme en Daniel Opare.

Deze verdediging heeft alles: veel gestalte, de agressiviteit van Van Damme, de snelheid van Opare, het kopspel van Kanu en de intelligentie van Ciman. Standard achterin, dat is gewapend beton.

Te afhankelijk van Vainqueur

Die verdedigende stevigheid heeft ook een schaduwzijde. De ploeg staat te laag en in de omschakeling is er weinig steun voor de aanvallers, die vaak op een eiland staan. Ik zie ook een enorm verschil tussen een Standard mét en zonder William Vainqueur. Hij is het die in zijn eentje het ritme van de Luikenaars dicteert, met een zeldzame combinatie van kracht en overzicht. Vainqueur kan door zijn balrecuperatie zelf snelle tegenaanvallen opzetten, maar blinkt ook uit door technische hoogstandjes en combinerend vermogen. Technisch kent hij in België zijn gelijke niet en zijn rust aan de bal straalt af op de hele ploeg. Toegegeven, hij is soms iets te voortvarend in de duels, maar op die positie hoort het er nu eenmaal bij dat je af en toe een tik uitdeelt. Ik zie binnen deze selectie niemand in staat om zijn rol over te nemen. Yoni Buyens is een goede speler, maar hij is eerder een draver op het middenveld en heeft niet de kracht van Vainqueur. Je kunt de vergelijking trekken met de Rode Duivels: Vainqueur is de Axel Witsel van dit Standard, terwijl Buyens eerder een StevenDefour is. Als de Fransman er niet bij loopt, is er niemand die de bal even kan bijhouden en de anderen naar een hoger peil kan stuwen. Het is een enorme troef om over zo’n speler te beschikken, maar ook een zwakte. Als hij er niet is, zie je meteen hoe afhankelijk dit Standard is van Vainqueur.

Te laag tempo

Naast Vainqueur beschikt Standard centraal over Buyens en Julien De Sart en de flanken worden bezet door Frédéric Bulot, Geoffrey Mujangi Bia en Paul-José Mpoku. Die laatste haalt niet altijd het niveau van vorig seizoen, toen hij fenomenale play-offs afwerkte. Zijn probleem is dat hij sterk aan een wedstrijd moet beginnen. Als hij slap start, slaagt hij er niet in om gaandeweg zijn niveau op te krikken. Om je vertrouwen terug te winnen, moet je het spel simpel houden en een paar eenvoudige passes geven. Standard heeft een sterke ploeg, maar er wordt veel te weinig uit gehaald. Ze missen beweging en variatie in hun aanvallen. Iedereen weet dat ze de diepte willen opzoeken en teren op de snelheid van Imoh Ezekiel ende klasseflitsen van Michy Batshuayi. Maar je kunt niet verwachten dat die twee het altijd gaan forceren, zeker niet als ze alleen moeten opboksen tegen drie of vier verdedigers. De tegenstander weet dat inmiddels ook. Dat is het grote probleem van Standard: ze leunen zo nadrukkelijk op het individuele talent van hun aanvallers dat ze te weinig naar andere oplossingen zoeken. Luzon is zich daar zeker van bewust. Het is aan hem om die oplossingen aan te reiken en in de aanvallende omschakeling meer mannetjes mee te sturen. Met twee soldaten win je de oorlog niet, en je kunt niet elke wedstrijd wachten op een flits die het verschil maakt. Het valt me ook op dat ze het op verplaatsing gemakkelijker hebben dan thuis. Op Sclessin wacht de bezoekende ploeg hen altijd op. De tegenstander zet dan minder druk en zakt in, waardoor de aanvallers geen ruimte hebben. Standard zou daarom ook meer ballen van de flanken voor doel moeten zien te krijgen, maar daarvoor is het tempo vaak te laag.

Te veel geroteerd

Een ander onderwerp waar al veel inkt over is gevloeid, is het rotatiesysteem van Luzon. Eigenlijk weet een coach op het eind van de voorbereiding al op wie hij een heel seizoen zal kunnen rekenen. De ruggengraat van een team ligt al vroeg vast, op andere posities zal er meer gewisseld worden. In het begin van het seizoen kan het daarom interessant zijn om je hele kern speelkansen te gunnen. Dat houdt wel op zodra je in de groepsfase van de Europa League staat. Dan moet je altijd je type-elftal opstellen, met slechts af en toe lichte aanpassingen. De Europese campagne was een regelrechte catastrofe. Je werkt een heel seizoen om in Europa te geraken en dan verknoei je alles. Standard heeft maar één punt gepakt, terwijl de tegenstand nochtans niet was om van achterover te vallen.

De carrousel van Luzon draait ondertussen al veel te lang rond. Het gebeurt dat iemand een geweldige match speelt, maar de volgende keer toch op de bank belandt. Hoe kun je verwachten dat een speler vertrouwen opbouwt als hij nooit een opeenvolging van wedstrijden krijgt? De lastigste opdracht voor een coach bestaat erin alle spelers in zijn kern tevreden te houden, vooral dan de vijftien die niet spelen. Met de starters heb je eigenlijk weinig of geen problemen. Het zijn de degenen die op hun nagels moeten bijten die je de hele tijd moet motiveren en laten zien dat er nog op hen wordt gerekend. Zo niet, kan een coach voor hij het zelf goed en wel beseft zijn hele kleedkamer tegen zich krijgen. Luzon heeft dat proberen te omzeilen met zijn rotatiesysteem. Alleen zit hij nu niet meer bij het ploegje van om de hoek, maar bij Standard. Bij Standard moet je elke week presteren en daar heb je een competitieve ploeg voor nodig. Als blijkt dat je altijd je beste elf spelers moet opstellen om een resultaat te halen, dan moet je die rotatie gewoon overboord gooien. De filosofie van Luzon is lovenswaardig, maar hij heeft ze slecht in de praktijk gebracht. In het ideale geval roteer je tot een bepaalde fase van het seizoen. Zodra de moeilijkere opdrachten eraan komen, pluk je uit je kern van 22 een vast basiselftal. Wie minder presteert, moet je dan kunnen vervangen zonder dat de ploeg daar erg onder lijdt. De rotatie van Luzon is haar doel intussen volledig voorbij geschoten.”

DOOR PIERRE BILIC EN JULES MONNIER – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Met twee soldaten win je de oorlog niet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content