Kent u Eric Van Lancker (47) nog? 20 jaar geleden, in 1989, won hij de Amstel Gold Race. Een jaar later Luik-Bastenaken-Luik. ‘Renners die nog niet aan mijn hielen reiken, halen nu alle dagen de gazet.’

E ric Van Lancker woont tegenwoordig in een flat op de Zuiderlaan in Waregem. Op een steenworp van de finishlijn van Dwars door Vlaanderen, waar Kevin Van Impe onlangs Niko Eeckhout achter zich liet. Het is een koers die allerminst de biotoop was van de renner Eric Van Lancker. Hij is nooit tuk geweest op de kasseikoersen die zijn generatiegenoten Eddy Planckaert en Eric Vanderaerden groot maakten. In de ‘klimklassiekers’, zoals de Amstel Gold Race, voelde hij zich wel in zijn sas.

Hoewel Van Lancker vier wereldbekeroverwinningen boekte en ritzeges in onder meer de Giro, de Ronde van Zwitserland, Parijs-Nice en de Ronde van het Baskenland, is hij ‘vergeten’. “Een gebrek aan waardering voor wat ik als renner betekende. Tegenwoordig halen sommige renners die nog niet aan mijn hielen reiken, alle dagen de gazet. Kijk, ik heb niks tegen Frank Vandenbroucke. Maar VDB is een goede renner… gewéést.”

Je voelt je ondergewaardeerd?

Eric Van Lancker: “Ik ben de laatste Belg die op de Mont Ventoux won. Ik was de beste in de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Ik liet in een rit in de Ronde van Zwitserland van 1986 Miguel Indurain en Pedro Delgado achter me. Maar wie weet dat nog? Waar ik vooral problemen mee heb, is dat iemand die de Grote Prijs van het Waasland heeft gewonnen, onmiddellijk de grote vedette is.”

Renners worden vandaag te snel gehypet?

“Precies. Ze rijden één kilometer op kop en ze zijn een meesterknecht. Cadel Evans zit gedurende twee bochten van Alpe d’Huez in het wiel van een ploegmaat en die wordt dan meteen Evans’ luxeknecht genoemd. In onze tijd was je pas een goede knecht wanneer je 150 km op kop had gereden. Mannen als Marc Sergeant, Theo de Rooij en Guy Nulens: dát waren knechten. Ik vraag me af of zulke renners nog bestaan.”

Zegt iemand die het staalharde Panasonicregime van Peter Post heeft mogen ervaren.

Post legde de lat op eenzame hoogte. Ik herinner me een etappe in de Tour van 1990, naar de Mont Saint-Michel. We hadden het peloton in stukken en brokken uit elkaar geranseld. Maar het was Museeuw die won. Ludwig was pas derde en Van Poppel achtste. ’s Avonds las Post ons de levieten.”

Vierkant

De ijzeren hand van Post: missen veel ploegen die tegenwoordig? Jij kan het weten, je was zelf ploegleider bij Davitamon-Lotto in 2005 en 2006.

“Het Silence-Lotto van nu mist inderdaad iemand die krachtdadig de lijnen uittekent. Marc Sergeant – dat heb ik in 2005 en 2006 ook ervaren – kan dat niet. Ik denk dat de renners van Quick-Step ontzag hebben voor Lefevere. Bij Sergeant is dat niet het geval.”

Is dat dan de reden waarom het dit voorjaar, ondanks de ereplaatsen in Parijs-Roubaix vierkant draaide bij Silence-Lotto?

“Het is een zottenkot. Er zit geen ziel in die ploeg. En daarvoor zijn verschillende redenen. Wat ik bijvoorbeeld onbegrijpelijk vind, is dat ze geen sprinter van formaat hebben. Met Robbie McEwen lieten ze hun enige topsprinter gaan. Gevolg: een paar zekere ritzeges liepen ze mis. Als er vroeg op het seizoen gewonnen wordt, is dat altijd fijn. Gebeurt dat niet, dan sluipt er twijfel in de ploeg. Een topploeg moet sowieso minimum twee sprinters in de rangen hebben. Punt.”

Er schort dus wat aan hun transferpolitiek?

“Vergelijk die gewoon eens met die van Quick-Step. Patrick Lefevere trok Sylvain Chavanel aan. Een gouden zet. Silence-Lotto verslikte zich eerst in Bernhard Kohl. Met Thomas Dekker volgde nog een bedenkelijke transfer. Mocht niet blijven bij Rabobank. Dat zal toch ook niet om een lichtzinnige reden zijn.”

Ben je zo scherp voor Silence-Lotto omdat je zelf een jaar te vroeg bent afgedankt als ploegleider? Wil je op deze manier natrappen?

“Nee, ik zeg gewoon hoe de vork aan de steel zit. Bij het Panasonic van Post kwamen de ploegleiders op de eerste plaats, dan het personeel en dan pas de renners. Tegenwoordig is die hiërarchie omgegooid. Ik weet hoe het er bij Lotto aan toegaat: de ene keer is meneer x baas, de andere keer meneer y. Nee, er moet één man zijn die de lakens uitdeelt. En wat zie je: constant verdwijnen er mensen en voortdurend komen er nieuwe bij. In 2006 moesten Alan Peiper en ikzelf schuiven, dit jaar was er geen plaats meer voor José De Cauwer. José zei daar trouwens over: ‘Ik heb twee jaar voor de ploeg gewerkt, maar ben er nooit geweest.’ Dat zegt toch voldoende? Het is een duiventil. Zo blijft het niet duren.”

Waarom moest jij in 2006 weg bij Davitamon-Lotto?

“Een samenloop van omstandigheden. Evans wilde dat Roberto Damiani erbij kwam als ploegleider. Dat vind ik niet kunnen: een renner die ‘zijn’ ploegleider wil. Hetzelfde gebeurde dit jaar met Philippe Gilbert en Dirk De Wolf. Waar eindigt dat?

“Toen ik er werkte, was er een akkefietje tussen een bepaalde rennerskliek en een deel van de ploegleiding, Alan Peiper en mezelf. Wij stelden een duidelijk drankprobleem vast. We kaartten dat aan, maar dat schoot bij sommigen in het verkeerde keelgat. Gevolg: op de vooravond van de Eneco Tour, waar ik als ploegleider voorzien was, belt Marc Sergeant me met de vraag of ik niet beter thuisbleef ‘om een nieuw conflict te vermijden’. Ja, zeg! Als de renners al de plak gaan zwaaien in een ploeg…”

Kiezen

Je hebt de reputatie ’te braaf’ te zijn als ploegleider. Speelde dat een rol in je ontslag?

“Ik heb geen flauw idee waar dat ‘brave’ imago vandaan komt. Kijk, die twee jaren als ploegleider waren onvergetelijk. Alleen heb ik het niet kunnen afmaken zoals het hoorde. Ik wil graag ooit weer aan de slag als ploegleider. Ooit.”

Je koerste vanaf midden jaren tachtig en stopte in 1996. Geen onbesproken periode als het over doping gaat.

“Toen ik in 1984 prof werd bij Fangio-Ecoturbo, werd me al snel duidelijk dat ik moest kiezen. Ik kon twee kanten uit, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik wilde coureur worden. Maar ik wilde het doen door me te soigneren en door mijn talent en karakter aan te spreken. De stelling ‘dat het zonder spul niet gaat’ klopt niet.”

Je was bevoorrecht getuige van de putsch van Gewiss-Ballan tijdens de Waalse Pijl 1994.

“Ik zat in het wiel van Argentin, Berzin en Furlan bij het opdraaien van de Muur van Hoei. Die drie trokken zo hard door dat ik parkeerde. En met mij de rest van het peloton. Op dat moment wisten we niet dat er stront aan de knikker zat. Aanvankelijk werd in het peloton gezegd ‘dat de Italianen anders trainden’. Voor mezelf stelde ik vast dat ik in die tijd evenveel of zelfs nog harder trainde dan andere jaren, maar dat ik tegelijk geen platte prijs meer kon rijden. Het moreel ebde weg. Aanmodderen had geen zin: ik stopte in 1996.”

Sterk en slim

Je verdween langs een achterpoortje hoewel je vier klassiekers op je conto had staan. De eerste was de Amstel Gold Race, nu exact 20 jaar geleden.

“Het parcours van de Amstel was toen minder lastig dan nu. Er zaten minder klimmetjes in en de aankomst lag toen nog in Heerlen en niet op de top van de Cauberg. Op de dag van de Amstel voelde ik de benen niet. In de finale miste ik geen enkele ontsnapping van betekenis. Uiteindelijk geraakte ik voorop met de Zwitser Mauro Gianetti. Achter ons keken Claude Criquielion en Steve Bauer elkaar het wit uit de ogen. Nog de nasleep van het WK in Ronse van een jaar eerder.”

Gianetti was ook de man die door Museeuw op het WK in Lugano in 1996 werd afgetroefd. Hoe rekende jij met hem af?

“Hij draaide als eerste de Cauberg op. Ik hield daar vooral zijn versnellingsapparaat in de gaten. Ik zag dat hij de ketting op het binnenblad had liggen. Toen dacht ik: ‘Manneke, nu ben je eraan!’ Ik demarreerde, sloeg een gat en hij kreeg het niet meer dicht. Het was een verrassingsaanval. Maar zo win je koersen. Koersen is niet alleen een kwestie van sterk zijn, het is ook slim zijn.”

Zorgde winst in de Amstel voor het besef: ik kan dit soort koersen winnen?

“Toen ik in mijn eerste profjaar zesde werd in de Ronde van de Toekomst, dacht ik dat ik een toekomst had als ronderenner. Maar het was mijn tweede plaats in de Ronde van Lombardije van 1988 die mijn ogen opende. Ik had gedemarreerd op 10 km van de finish maar werd bijgehaald op 500 meter van de streep. Ik werd geklopt door Moreno Argentin. Er kwam een finishfoto aan te pas. Achteraf heb ik gehoord dat ze er werkelijk alles aan gedaan hebben om mij terug te pakken zodat Argentin kon winnen.” ( lacht)

Hoe waren de reacties na je zege in de Amstel Gold Race?

“Eerder lauw. Velen dachten dat het een toevalstreffer was. Tot ik een jaar later Luik-Bastenaken-Luik won. Toen voelde ik dat ik plots meer voor ‘vol’ werd aanzien.”

Wielerschool

Je werkt bij de Vlaamse Wielerschool met onze wielerjeugd. Kennen ze het palmares van Eric Van Lancker?

(lacht) “Ik heb er altijd plezier in als die kleine mannekes mij komen vragen of ik nog gekoerst heb.”

Wat doe je precies bij de Vlaamse Wielerschool?

“Ik ben provinciaal coördinator van de West-Vlaamse afdeling. We laten jongeren van acht tot veertien jaar proeven van de fietssport. Of ze ooit aan wielrennen zullen doen, is bijkomstig.”

Jouw zoon Massimo koerst bij de junioren. Zien we ooit nog een Van Lancker in het profpeloton?

Massimo doet hard zijn best, maar hij kende al veel pech. Vorig jaar was een aaneenschakeling van valpartijen, lekke banden en blessures. Maar hij kan het waarmaken, ik geloof erin.”

Weet je nog wat ze draaiden op jouw afscheidsfeest in 1996?

“Toen ik de zaal binnenkwam, draaiden ze Simply The Best van Tina Turner. Dat doet iets met een mens.” S

door frederik backelandt – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content