Elke maand praat François Colin met iemand over zijn voetbalpassie.

Wetstraat 175, het Justus Lipsiusgebouw (genoemd naar de Vlaamse humanist uit de 16de eeuw), sinds 1995 het hoofdkwartier van de Raad van de Europese Unie. ‘Consilium’ (Latijn voor raad) geeft een bord naast de hoofdingang aan.

We wandelen langs een doolhof van deuren en sluizen, groeten het borstbeeld van Justus Lipsius en worden naar de vijfde verdieping begeleid. In de gang hangt een levensgrote potloodtekening van de eerste voorzitter van de Raad van Europa. Herman Van Rompuy laat nog een paar minuten op zich wachten, maar loodst ons dan naar een smetteloos wit salon, dat gedomineerd wordt door de blauwe vlag met de 28 sterren. Hier heeft hij al ontelbare interviews gegeven, maar wellicht nog nooit over een van zijn grote passies: het voetbal.

Waar komt uw liefde voor het voetbal vandaan?

“Niet door op school of op straat te voetballen Ik had geen enkel talent voor voetbal. Een bal was voor mij een vreemd voorwerp. Mijn broer Eric daarentegen had echt talent. Mijn vader ook.

“Ik heb wel wat voetbal gespeeld met de jongens van de buurt, maar ik hield niet erg van iets waar ik niet goed in was. Ik ging wel met mijn vader naar het voetbal kijken. Mijn grootvader was Anderlechtsupporter en mijn vader ook. Daardoor trek ik al van in de jaren 50 naar Sporting. Ik herinner me een match tegen Standard waar ik met mijn broer en zus op het veld sta. Zo vol was het. Er konden toen nog 35.000 toeschouwers plaatsnemen in het Verséstadion.

“Ik ben blijven gaan tot ik getrouwd ben. Ook om mijn vader, die niet graag alleen ging, een plezier te doen. Nadien bleef ik een heel trouwe Anderlechtsupporter. Ik luisterde naar de radio en moest altijd weten wat Sporting had gedaan. Als het resultaat tegenviel, was er steevast een moment van verdriet. Nee, dat is een te zwaar woord, een moment van ontgoocheling, en dat is altijd gebleven.”

Wanneer bent u dan opnieuw naar het Astridpark getrokken?

“Toen bleek dat mijn kinderen geïnteresseerd waren in voetbal. Ik kreeg in die periode vaak een uitnodiging om een wedstrijd bij te wonen in de loges, maar dat ging niet. Ik moest de kinderen meenemen. Meestal gaan we met vijf, de vier kinderen en ik. Tegenwoordig gaan zij echter meer kijken dan ik. De Anderlechtrage is nu ook overgeslagen op mijn kleinkinderen. Ik heb ze al meegenomen naar Anderlecht en dan zeggen ze dat ‘we’ hebben gewonnen.”

De zin van het leven

Wat is uw mooiste voetbalherinnering?

“De 1-0-overwinning tegen Real Madrid. Ik was die avond nochtans niet in het stadion, mijn broer wel. Ik heb die fameuze goal van Jef Jurion horen maken op de radio.

“Als ik niet kan gaan, probeer ik de wedstrijd op tv of op de radio te volgen. Vorige week zondag, bij Club Brugge-Anderlecht, moest ik ergens naartoe. Ik vraag dan om me geregeld op de hoogte te houden van de stand. Het laatste kwartier luisterde ik naar de autoradio. Ik hoorde hoe het 2-2 werd, nadat ‘we’ met 0-2 voorgestaan hadden.”

Wie waren uw idolen?

“Ik heb Jef Mermans nog zien spelen.”

De Bombardier. Was hij zo goed als wordt beweerd?

“Ik was te klein om dat in te schatten, maar mijn vader was een grote supporter van Jef. Mermans was gemeentebediende in Merksem en tegelijk voetbalvedette. Vandaag is zoiets ondenkbaar. Mijn vader keek altijd op naar wie een eenvoudig leven leidde. Ik denk dat ik dat van hem heb overgenomen.

“Mijn sterkste herinnering is de ploeg uit de jaren 60 die vijf keer op rij kampioen werd. Met Van Himst, Jurion, Hanon, Trappeniers, Puis en Verbiest. Iets later kwam Jan Mulder en nog wat later Rob Rensenbrink.”

Is de sfeer in het Verséstadion, nu Constant Vanden Stockstadion, veranderd?

“Anderlecht is voor mij nog altijd Anderlecht. Ook al zit ik nu op de tribune en stond ik met mijn vader achter het doel. Men noemde dat de ‘populaire’ en de ‘pourtour’. De ‘pourtour’ was niet achter het doel, maar er net naast. Tijdens de rust wisselden wij van kamp, zodat we Anderlecht altijd in de aanval konden zien spelen.

“Dat ‘wij’-gevoel is altijd gebleven, ook al ziet de ploeg er tegenwoordig om de drie, vier jaar helemaal anders uit. Mensen hebben nood om ergens toe te behoren: een wijk, een dorp, een volk, een land, een voetbalclub.”

Bent u een hevige supporter?

“Ik ga er wel in op. Niet op dezelfde wijze als Jean-Luc Dehaene. Die kon zich echt kwaad maken. Daar ben ik niet toe in staat. Je zal mij bij elke goal wel zien recht springen. Voetbal is een stuk ontlading. Een collectief gebeuren, maar elk individu kan zich op zijn manier laten gaan.”

Doet u dat soms? Scheldt u op de scheidsrechter?

“Nee, nee, ik blijf altijd mezelf. Niet omdat ik mij moet inhouden, maar omdat dat niet in mij zit. Ik kan mij innerlijk wel ergeren bij een manifest foute beslissing van de scheidsrechter.”

Bent u streng voor de eigen ploeg?

“Ja, maar niet zo streng als sommigen in mijn omgeving. Mijn vader was zeer streng. Hij was een echte voetbalkenner en zag dingen die ik eigenlijk niet zie. Hij kon na een paar matchen zeggen: dat is een goeie speler en die gaat het niet maken.

“Daarvoor ken ik er te weinig van. Voor mij is het een gebeuren dat ik onderga. Ik geniet 90 minuten lang, maar vraag me twee weken later niet hoe de doelpunten werden gemaakt. Het is pure ontspanning. Zoek er niet meer achter. Het betekent voor mij beslist niet hetzelfde als voor die man, die mij begin jaren zestig zei: ‘Le Sporting, c’est ma raison de vivre.’ Ik vergeet dat nooit. Ik hoor het hem nog altijd zeggen en herinner me nog precies waar we stonden. Ik was toen 15, 16 jaar en volop op zoek naar de zin van het leven. Die man had de oplossing gevonden, maar ik heb iets meer nodig.”

Kleine Belgische clubs

Volgt u het voetbal op tv en in de kranten?

“Ja, maar ik zal u meer lezen zodra ik met pensioen ben. Ik neem altijd het verslag van Anderlecht door, van de andere matchen bekijk ik alleen de titels. Meer tijd heb ik niet. Ik ben geabonneerd op Sport/Voetbalmagazine, maar dat is meer voor de zonen en dochters. Als zij in het weekend langskomen, zit het blad vaak nog in de plasticverpakking. Zij nemen het wel van boven tot onder door.”

Kijkt u naar andere wedstrijden op televisie?

“Naar de Rode Duivels. Alleen wedstrijden waarbij ik me geëngageerd voel, kunnen me boeien. West Ham United tegen Manchester City is niet aan mij besteed. Ik zou ook niet weten waar ik daar de tijd voor zou vinden.”

Dat zal binnenkort veranderen.

“Klopt, ze mogen me vaker verwachten op Anderlecht. Ik denk niet dat we dan meer zullen winnen. Michel Verschueren zegt altijd: ‘Kom, want je brengt geluk.’ Als het zo simpel was.

“Ik was vorig seizoen bij de laatste match, toen we tegen alle verwachtingen kampioen werden. Ik was een tegenstander van de play-offs, maar toen was ik plots voor. Het play-offverhaal was razend spannend. Mijn oudste kleinzoon was meegegaan. Pas zes jaar. Hij wist niet waar hij stond. Zijn favoriet is Anthony Vanden Borre. Ik moet hem een shirt kopen van Vanden Borre.”

In uw jeugdjaren was Anderlecht een Europese grootmacht. Hebt u heimwee naar die periode?

“Nee, we kennen onze limieten. Het Belgisch kampioenschap is wat het is. De belangstelling van onze mensen gaat toch voor negentig procent naar de nationale competitie. Zij leven mee met hun club. Europees succes is leuk meegenomen, zoals die keer toen we met Koller en Radzinski de groepsfase van de Champions League overleefden.

“Dat we nu op Europees vlak een maatje te klein zijn, nemen we erbij. We weten waarom dit zo is en moeten ons daar bij neerleggen.”

Onze clubs zijn veroordeeld tot een kleine markt. Is dat wel eerlijk?

“Het is geen kwestie van fair of niet fair. Het voelt als ongelijk aan, maar het is louter een kwestie van vraag en aanbod. Engeland heeft zes keer meer inwoners dan België en was vroeger een wereldrijk. In Afrika, in Azië, overal wil men de Premier League volgen. Niemand vraagt daar naar een match tussen Westerlo en Oostende.

“Wel is het zo dat een aantal van die grote clubs zich zodanig in de schulden steken dat het deloyale concurrentie wordt. Ze zijn vaak afhankelijk van grote oligarchen uit Oost-Europa. Jean-Luc was daarmee bezig…”

Financial fair play.

“Ik weet niet hoe ver de UEFA daarmee staat. Ondanks alles geloof ik dat we ooit eens zo’n getalenteerde ploeg zullen hebben dat er niets aan te doen is. Ondanks al het geld van de anderen. Maar dat zal toeval blijven.”

Zou een Europese competitie geen logisch gevolg zijn van de politieke ontwikkelingen?

“Ja, maar daar zullen niet veel Belgische clubs in meespelen.”

Maar ze hebben theoretisch dan wel dezelfde kansen?

“De huidige situatie heeft ook een groot voordeel. Je moet niet alles op een grote schaal en in termen van prestaties bekijken. Beeld je in dat wij in zo’n Europese competitie één club zouden hebben. Dan zou heel België voor die ene club moeten supporteren. Nu heeft men in Roeselare een club, in Sint-Truiden en hopelijk heeft men ooit in Antwerpen ook weer een club die de moeite waard is. Die lokale verankering maakt het voetbal populair.

“Uiteraard zijn dit allemaal kleine clubs, maar moeten we dat gemeenschapsgebeuren dat voetbal is, opgeven voor één club die misschien vijfde of vijftiende wordt in een Europese competitie? Dat is absurd. Men zou het populaire karakter van de sport helemaal teniet doen. Sport is gemeenschapsopbouwend en gemeenschapsvormend. Is dat allemaal rationeel? Nee, maar dat hoeft ook niet.”

Sport in Europa

Moet Europa zich niet meer met het voetbal bemoeien?

“Sport behoort volgens het verdrag van Lissabon niet tot de bevoegdheid van de EU-instellingen. Het is een nationale bevoegdheid en in een aantal gevallen zelfs een regionale, Zoals in ons land. Eigenlijk heeft Europa alleen indirect via de rechtspraak een grote invloed gehad op het voetbal. Het arrest-Bosman is een uitspraak van het Hof van Justitie.

“Het gaat goed met de sport in Europa. Maak eens een optelling van alle medailles op de Olympische Spelen gewonnen door de 28 lidstaten van de EU. Wij zijn veruit de grootste sportmogendheid van de wereld. Veel groter dan China of de Verenigde Staten. De Europese Unie is het vaderland van de sport en zeker van de populairste sport. Op WK’s zijn de meeste halve finalisten afkomstig uit Europa.”

De UEFA heeft de hulp van Europa nodig om matchfixing, third party ownership en witwaspraktijken tegen te gaan.

“Daar kunnen ze zelf ook veel aan doen. Veel zaken zijn afdwingbaar via de reglementen van de federaties. Daar is geen Europese wetgeving voor nodig. De wielerbond kan toch ook straffen voor doping opleggen zonder Europese wetgeving. Bij manifeste gevallen van fraude kom je bij het strafrecht terecht en misdrijven, zoals omkoperij, zijn afdwingbaar voor de nationale rechtbanken.

“Het voetbal is vrij goed georganiseerd. De eigen structuur moet natuurlijk wel behoorlijk functioneren, wat niet altijd het geval is. Maar daar ga ik best niet te diep op in.”

Zou Europa meer bevoegdheden moeten krijgen voor sport?

“Daar moet je de verdragen voor wijzigen en dat is niet simpel. De laatste keer dat we dat gedaan hebben, was met het verdrag van Lissabon en dat heeft zeven jaar geduurd. In de Europese commissie is iemand bevoegd voor sport, maar veel stelt het niet voor.”

Laatste vraagje: hebt u nog een droom als voetballiefhebber?

“Ja, dat Anderlecht elk jaar kampioen wordt.”

DOOR FRANÇOIS COLIN – BEELD CHRISTOPHE KETELS /BELGAIMAGE

“Ik was vorig seizoen bij de laatste match, toen we tegen alle verwachtingen kampioen werden. Ik was een tegenstander van de play-offs, maar toen was ik plots voor.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content