Morgenavond maakt algemeen coördinator Steven Van Beethoven met Germinal Beerschot zijn Europees debuut tegen Olympique Marseille.

Zondag negen mei 1999, kwart voor vijf. Op de spelersbank van het Kiel zit Steven Van Beethoven, op dat moment amper dertig jaar, in tranen. Hij is de laatste clubmanager van Beerschot, dat die middag officieel ophoudt te bestaan en voor vierduizend zingende supporters afscheid neemt van derde klasse. Dat gebeurt met een nederlaag tegen Rita Berlaar.

Eind 1997 klopte Steven Van Beethoven aan op het bureau van toenmalig gerechtigd correspondent Jacques Pellens. Of hij iets kon doen voor de club ? Voor hij het besefte, was hij algemeen secretaris, dan clubmanager, als opvolger van Eric Verhoeven, intussen overgestapt naar het managementbureau van Louis de Vries. “Ik had verdriet toen”, geeft Van Beethoven zes jaar later toe. “Maar ik heb iets moois in de plaats gekregen. Het bewijs is er met die beker.” Hij wijst op een foto in zijn bureau waar hij samen met Verhoeven op de Heizel poseert met de trofee : “De twee oudstrijders van Beerschot. Ach. Beerschot noch Germinal hadden ooit nog de beker kunnen winnen.”

Beiden deden het al in hun verleden elk apart, maar morgen debuteert fusieploeg Germinal Beerschot Europees, tegen Olympique Marseille. Het wordt ook het eerste Europese optreden van Steven Van Beethoven, intussen 36 en een van de weinige overlevenden van die negende mei 1999.

Bij het samensmelten van de twee clubs werd Van Beethoven gevraagd of hij zijn job in de bouw- en immobiliënsector wilde opgeven om de eerste algemeen secretaris te worden van de nieuwe club. Dat wilde hij, als enige Beerschotman geprangd tussen de bestuurders van Germinal en de groep rond Louis de Vries. Al gauw kreeg hij ook supervisie over de verbouwing van het Olympisch Stadion én de veiligheid. Op dat moment was het hooliganisme dé achillespees van de nieuwe club, maar tegenwoordig geldt Germinal Beerschot op het vlak van veiligheid als voorbeeld. Als eerste eersteklasser bouwde het de dranghekkens rond de tribunes af.

Half februari trad Van Beethoven meer op het voorplan, toen hem na het vertrek van manager Luc Verheyen door de raad van bestuur de functie van algemeen coördinator werd aangeboden tot het einde van het kalenderjaar. Daarmee leek hij zich op glad ijs te begeven in een woelige club. “Als ik me op glad ijs waag, zorg ik ervoor dat ik stevige schaatsen bij heb.” Geholpen door het bekersucces ging Van Beethoven niet onderuit. Bijna stilzwijgend werd zijn mandaat na het seizoen verlengd, waardoor hij een paar weken geleden zijn club vertegenwoordigde op de Europese lottrekking in Monaco. Zou hij dat ooit hebben durven dromen toen hij als inwoner van het Kiel op zijn zesde aan de hand van zijn vader voor het eerst het Olympisch Stadion betrad voor een Beerschot-Cercle Brugge ?

Buiten Antwerpen ben jij onbekend. Wat doe je precies op het Kiel ?

Steven Van Beethoven : “Alles, behalve het sportieve : de coördinatie van het commerciële, het dagelijkse beleid, de infrastructuur, veiligheid. Het sportieve berust bij de toch wel ambitieuze voorzitter Jos Verhaegen en ondervoorzitter Herman Kesters. De voorzitter vond in mij iemand die zich niet met de shotterkes wilde bezighouden, ik vond in hem iemand met een luisterend oor voor andere aspecten, die na een afwezige periode weer veel goesting heeft om ertegenaan te gaan. Ik wil niets met het sportieve te maken hebben. Je kan niet alles tegelijk doen.”

Als manager in derde klasse deed je dat wél.

“Toen kon ik niet anders. Daarmee kappen was een van de eerste rationele beslissingen die ik hier nam. Je moet je plaats kennen in de wereld. Ik kom uit het organisatorisch-operationele. Bij de grote clubs heb je ook een sportleider én een bedrijfsleider die wél goed met elkaar communiceren. Bij andere clubs kan dat misschien door één man gedaan worden, bij ons niet. Germinal Beerschot is een zeer dynamische club met een rijk gevuld supporterslegioen dat op zeer ludieke wijze uit de hoek komt.

“Tenzij er een mecenas binnenstapt die voldoende geld op tafel gooit om een superploeg te kopen, moet je geleidelijk groeien. Fase één was het winnen van de beker, de volgende fase is de Europese campagne goed doorkomen, vervolgens sportief bevestigen. ( Wijst op een dik boek.) Dit is het Europese draaiboek voor de Uefabeker : hoe organiseer ik een Europese wedstrijd ? Alles staat hier in. Dit boek wordt de rode draad bij al wat ik de komende jaren doe, hier leren we zo veel van, op alle vlakken. Om uit te groeien tot een absolute topper hebben we nog heel veel geld nodig, maar op zeer korte termijn kunnen we wel een zeer leuke subtopper worden.”

Wat versta je onder een ‘zeer leuke subtopper’ ?

“Een club die af en toe een prijs pakt, iets biedt aan zijn supporters en zich op de Antwerpse markt als een gedegen concurrent aanbiedt voor andere evenementen. We moeten vooral de niet-clubgebonden supporters wakker krijgen. Dat lukt, stap voor stap.”

Maar niet snel genoeg. Een paar maanden geleden zei je : ‘Wat we nodig hebben, is een prijs. Dan wordt de slapende reus wakker.’ Is die bekerwinst jullie te vroeg overkomen ?

“Nee. Qua communicatie zijn we enorm gegroeid, van nul naar honderd procent. Als men morgen zegt dat Germinal Beerschot het commercieel of sportief niet goed doet, zal dat zo wel zijn. Waarom zouden we dat weer- leggen ? We stralen het misschien nog niet uit dat we goed bezig zijn. Misschien moeten we daar meer aan werken. Misschien houden we die uitstraling nog wat voor ons. Qua marketing is dat een bewuste keuze. We willen niet meer bestempeld worden als de champagneploeg. Als men dat wil, heb ik op drie dagen een campagne bij elkaar waarmee de champagneploeg terug is. Alleen moet je wat je zegt ook hard maken.

“Wij zijn een bedrijf in volle herstructurering dat nadenkt hoe we ons verder profileren op de markt naar de supporter en de bedrijven toe. Onze missie waarmaken is belangrijk. Voor tachtig procent van de clubs luidt de opdracht : elk weekend winnen. Dat is een fout. Het voetbal is nu nog maar het topje van de ijsberg, tot een jaar of acht geleden was de wedstrijd de ijsberg zelf. De eerste vraag is : hoeveel kost de organisatie van een wedstrijd en wat bied je in ruil aan je klanten ? Een voetbalclub is een merk dat je moet verkopen. Elke supporter is een klant, die komt alleen maar terug als hij tevreden is. Je houdt hem maar tevreden als je weet wat je met en voor hem wil doen als speler, als manager, als club. Elke voetbalclub moet een concept hebben. Geef de mensen een reden om voor jouw concept te kiezen.”

Wat is jullie concept ?

“Dat zal je binnenkort wel horen, als de reorganisatie afgelopen is die in februari aangevat werd. Die reorganisatie begon met praten, ideeën uitwisselen. Praten is het beste geneesmiddel. Niet dat iedereen hier ziek was, maar het ging wel die richting uit. Omdat hier niets, absoluut niets meer gebeurde. De prioriteit lag bij het financiële beleid, verder werd er niet meer nagedacht. Iedereen zat in zijn bureau, er was geen communicatie meer, enkel wrevel. Het was hier echt niet leuk meer.”

Vanaf wanneer werd het wel leuk ?

“In maart, toen de eerste tekenen zichtbaar werden dat het anders liep. Half februari zaten we nog in een absolute malaise. Tot die fameuze avond waarop mij gevraagd werd of ik algemeen coördinator wilde worden én men tegelijk het contract van de trainer verlengde in plaats van hem te ontslaan. Dat was het keerpunt, met als katalysator de bekercampagne. Daardoor werkten we nog eens als een club. De beker zorgde ervoor dat bestuur en medewerkers drie weken onafgebroken als één team functioneerden. De boekhouder liet zijn werk veertien dagen liggen om shopverkoper te worden. Heel het seizoen raken we nauwelijks tickets en truitjes kwijt, maar in twee weken verkochten we 17.000 tickets. In die periode haalden we met de fanshop qua omzet een veelvoud van de dertig voorafgaande weken. De ommezwaai zat er al aan te komen toen twee bestuurders rond nieuwjaar met iedereen begonnen te praten : ex-voorzitter Marc Van Beek en ondervoorzitter Herman Kesters voelden dat de club ziek was.”

Germinal Beerschot leek op dat moment een clubje waar men content was om elke week een matchke te spelen en daarna een pintje te drinken.

“Die indruk hadden wij op de derde verdieping, waar het dagelijkse beheer gebeurde, ook. Bij de eerste gesprekken merkte ik echter al dat er bereidheid was om daar iets aan te doen. Daarom nam ik die taak aan, omdat ik de indruk had dat men in het bestuur wilde luisteren naar ideeën en er ook iets mee zou doen. Ik kreeg de kans die ideeën te leveren.”

En ?

“Dat lukte. Er kwam een administratieve kracht bij voor de boekhouding, plus twee mensen voor de veiligheid. Met Danny Geerts kregen we een pers- en communicatieverantwoordelijke, er is iemand voltijds aangetrokken voor de fanshop, waar voordien niets mee gebeurde. We duidden met Robert Restiau iemand uit de raad van bestuur aan om de contacten met de stad te verzorgen. Vanaf de interland tegen San Marino is er een nieuwe perszaal. En het werk is nog niet af. Het was de bedoeling om de reorganisatie van deze club tegen september af te hebben, maar door onze geweldige bekercampagne loopt dat proces vertraging op en is het een paar weken uitgesteld. Op marketingniveau is er bijvoorbeeld nog een achterstand. Misschien omdat we geen zin hebben om daar al op te focussen terwijl de reorganisatie nog bezig is.

“Eerst moeten we ons afvragen of ons stadion wel geschikt is voor professioneel voetbal. Ik krijg regelmatig telefoons van projectontwikkelaars die me voorstellen om een nieuw stadion te bouwen en hun plannen willen uitleggen.”

Willen jullie verhuizen ?

“Alleen op lange termijn, op voorwaarde dat we onze successen bestendigen en een topclub worden. Dan gebeurt alles vanzelf, dan spreken we ook niet meer over een nieuw stadion, maar over een Dome waar je ook andere activiteiten dan voetbal organiseert. Want hier uitbreiden kan niet, de verkeerssituatie is ook slecht.

“Tot het zo ver is, kan hier nog veel gebeuren qua verfraaiing, commerciële voorzieningen, onderbouw van de tribunes, toiletten, noem maar op. Voorlopig volstaan onze 12.200 beschikbare plaatsen. Ik zou graag eens het bordje ‘uitverkocht’ aan de muur hangen voor een wedstrijd. Misschien gebeurt dat morgen tegen Marseille voor het eerst. Twee keer waren we er dichtbij. Voor de afscheidsmatch van Marc Degryse bleven er driehonderd kaarten over, voor de halve finale tegen Lokeren vorig jaar duizend. Nu al zitten we aan ongeveer zesduizend abonnementen, business-seats incluis. Dat is een record voor deze club. Maar het kan nog beter.”

door Geert Foutré

‘Wij willen niet langer die champagneclub zijn.’

‘Ik zou graag eens het bordje ‘uitverkocht’ omhoog hangen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content