De tegenslagen in zijn leven zijn verwerkt, hij lacht weer. Jean-Marie Abeels nadert de veertig, maar aan snelheid heeft hij amper ingeboet.

Dat Jean-Marie Abeels van vinken houdt was ons bekend. Dat hij ooit met een lading illegaal de grens over wilde en in de cel terecht kwam, ook. Maar dat de vinkenkweek intussen een voltijdse, passionele bezigheid is geworden, daar keken we die ochtend in het landelijke Herderen, nabij Tongeren, verbaasd van op. Uit de volières die het tuinbeeld domineren, weerklinkt een haast oorverdovend gefluit.

“Ik heb hier een goeie vierhonderd putters zitten”, vertelt Abeels. “Hun prijs varieert van een kleine 20.000 tot meer dan 100.000 oude Belgische franken. Elke ochtend voor dag en dauw ben ik op. Speciale thee maken, die ik zelf eerst proef, eieren bakken – negentig per dag – om in het eten te doen, de volières schoonmaken : het houdt niet op. Ook moet ik voortdurend in de gaten houden welke vogels ik bij elkaar moet zetten om er nieuwe en betere te kweken. Aan zangwedstrijden doe ik niet meer mee. Toen ik nog in Kortrijk woonde, de bakermat van de vinkensport, nog wel, maar nu koop en verkoop ik nog slechts.

“Het is een heel apart milieu. Enkele jaren geleden ben ik er serieus ingeluisd. Ik was op weg met een lading vinken uit Polen, die ik illegaal, want veel goedkoper dan hier, over de grens wilde smokkelen. Aan de Pools-Duitse grensovergang in Görlitz ben ik tegen de lamp gelopen. Ik werd urenlang ondervraagd en moest alles afgeven. De douane, die duidelijk getipt was, hoorde de vinken wel, maar zag ze niet. Daarvoor had ik ze te goed verstopt in een onvindbare ruimte ergens in mijn wagen. Uiteindelijk heb ik toch moeten toegeven en vloog ik de cel in. Daar ben ik bijna veertien dagen gebleven. Machteloos was ik tegen die Duitse arrogantie. ( Boos) Ik was toch geen crimineel, het ging toch maar om enkele vogels ?

“Toen ik nadien terug op het voetbalveld verscheen – bij Herentals – werd ik er uiteraard door de supporters van de tegenpartij mee gejend. Sommigen stonden zelfs verkleed als vogel achter het doel. Eerlijk gezegd, het raakte me niet, al was het vooral voor mijn vrouw en kind heel vervelend.

“Na mijn profloopbaan weigerde ik voor een baas te gaan werken. Overdag ben ik huisman, al moet ik enkel voor mijn vogels zorgen. Mijn zoon, bij wie leukemie werd vastgesteld toen hij drie was, woont bij mijn schoonmoeder, hier om de hoek. Hij gaat naar de bakkerschool in Hasselt. Ik denk niet dat hij hier thuis al twintig keer heeft geslapen. Hij is inmiddels al een hele tijd genezen, maar moet nog jaarlijks op controle. We zijn echt door een hel gegaan. Bij Waregem, waar ik toen speelde, kon ik van trainer Paul Theunis op weinig begrip rekenen. De ziekte van je kind neem je elke dag mee naar de training, dat laat je niet los. Toen mijn vrouw me vanuit het ziekenhuis belde met het goede nieuws dat Frederic voor het eerst even naar huis mocht, ben ik dat gaan vieren met mijn goeie vriend Florian Urban. Doordat de spanning van me was afgevallen, kon ik ’s anderendaags geen stap vooruit op training. Ik was leeg en misselijk. Ik wilde vroeger stoppen, maar Theunis, die ik verder een goede trainer vond, zei : ‘Als je ’s avonds kan gaan stappen, kun je ook een training volmaken.'”

“Toch ging ik vroeger weg van de training. Kort daarop werd ik thuis bij voorzitter Van Neder ontboden. Ik zag het niet verder zitten met Theunis. Germinalvoorzitter Jos Verhaegen bood me een nog beter contract aan en zo keerde ik terug naar Ekeren. Germinal was een heerlijke club, al heb ik overal graag gevoetbald. Zo graag dat ik het nog altijd met veel overgave doe. Ook nu, in derde klasse bij Sprimont, ben ik nog de snelste van de bende. Iedereen kent mijn trukendoos en toch ben ik ze nog allemaal te snel af. Voetballen in Wallonië is heerlijk. De mensen gunnen er elkaar nog het licht in de ogen. Wat een verschil met Vlaanderen ! Soms heb ik de indruk dat ik in het buitenland speel.

“Uiteraard zijn er zaken waar ik minder goed me omkan. Als bij Verviers de training om zeven uur begon, stond er om tien over zeven nog niemand op het veld. Daar kreeg ik het echt van op mijn heupen. Nadat we eens een 3-0-voorsprong uit handen hadden gegeven, spoorde ik trainer Etienne Delangre aan om de laatkomers voortaan een boete op te leggen. Daar werd ik in de kleedkamer wel scheef voor bekeken. Le voilà, le deuxième entraîneur, lachten ze dan. Maar het kon me geen bal schelen. Na enkele weken stonden ze allemaal stipt om zeven uur op het veld. Vorig seizoen hadden we eigenlijk geen trainer nodig. We hadden een serieuze ploeg met onder meer Donatien Kimoni, Alain Bettagno en Pierre Drouguet. Het was Delangre die me meenam naar Sprimont, maar nog voor het seizoen begon, trok hij naar Charleroi. Hij had me ook daar graag in de ploeg, maar voorzitter Bayat stelde zijn veto. Hij wilde geen spelers ouder dan 24. Maar als ik de middelmaat zie in eerste klasse, zou ik er op mijn leeftijd zeker nog meekunnen.

“Twee jaar geleden vernam ik van een Griekse kennis dat ze bij tweedeklasser Athinaikos een libero nodig hadden. Ik wilde het wel proberen en kreeg er naast een fantastisch contract, een huis met zwembad en voldoende vliegtuigtickets voor mij, mijn vrouw en mijn zoon. Bovendien speelden Fangio Buyse en Jude Vandelanoite er, twee ex-ploegmaats bij Waregem. Kortom, het paradijs op aarde en dat op mijn leeftijd. Jammer genoeg is het op het laatst afgesprongen, omdat ik nog een begrafenis in België wilde bijwonen. Dat nam de voorzitter niet. Heel jammer. Stel je voor, Jean-Marie Abeels in Griekenland !”

door Stefan Van Loock

‘Supporters verkleed als vogel : het deed me niks.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content