In het noordwesten van Engeland barst het van de historische clubs. Sport/Voetbalmagazine trok op rondreis en hield halt in Wigan, Bolton, Blackpool, Blackburn, Burnley en Preston.

Elke voetballiefhebber moet minstens één keer in zijn leven op bedevaart naar het noordwesten van Engeland. Naar het graafschap Lancashire, het hart van de regio die niet alleen aan de wieg stond van de Industriële Revolutie, maar ook – en vooral – van het voetbal. Het is hier dat het voetbal geboren is in Engeland, en het is ook hier dat nog altijd het zenuwcentrum van de sport ligt. In het historische graafschap Lancashire zijn meer kampioenstitels verzameld dan in alle andere graafschappen van Engeland samen, maar sinds 1974 zijn de grenzen van Lancashire hertekend en vielen Manchester en Liverpool erbuiten. Toch blijven die twee steden het kloppende hart van deze dichtbevolkte arbeidersregio.

In dit land van werkmannen heeft het voetbal goed gedijd. “We bevinden ons hier in het spirituele huis van het voetbal”, vertelt historicus Gary James. “Uit de bevolking van arbeiders zijn heel wat supporters maar ook een pak spelers voortgekomen. De fabrieksbazen zagen in het voetbal immers een ideale uitlaatklep voor hun werknemers. Het was een manier om hen gelukkig te maken en om hen ’s zondags uit de cafés te houden. Daar komt nog bij dat de clubs uit Lancashire heel snel professioneel geworden zijn, omdat veel spelers voetbal als een broodwinning zagen.” Geen enkele regio ter wereld ademt zo veel voetbal uit. Dat merk je als je hier over de wegen rijdt: bij elke afslag staat een richtingwijzer naar een voetbalclub.

De twee reuzen uit Manchester

We bevinden ons niet ver van Boundary Park. Een paar jaar geleden hielden we er halt voor een andere reportage. Het stadion van Oldham Athletic (League One) was toen al aan het verkommeren. We komen te weten dat er sindsdien niet veel veranderd is bij de club die de eerste jaren van de Premier League heeft meegemaakt (van 1992 tot 1994). Omdat de kas leeg is, versterkte Oldham zich in januari met de voormalige verkrachter Chad Evans, die zijn gevangenisstraf had uitgezeten. De affaire werd op zo veel boegeroep onthaald dat de club zich genoodzaakt zag om op haar stappen terug te keren.

Neen, meneer, het is niet gemakkelijk om te overleven in een stad die opgeslokt wordt door twee reuzen. Temeer omdat Oldham zich in de kansarme wijken in het noorden van de stad bevindt. Nochtans is Manchester sinds een tiental jaren een hype in de voetbalwereld en is het door de aanwezigheid van City en United het centrum van het Engelse voetbal. Sinds de komst van sjeik Mansour naar de Citizens dient de stad als decor voor het duel tussen de twee grote clubs. Al sinds 2010 is de titel een een-tweetje tussen de grote teams uit Manchester.

Door de internationale uitstraling van de Red Devils en het kick-and-rush van de Sky Blues in het toenmalige Maine Road werd lang gedacht dat United de club van de wereld was en City die van de stad. Het nieuwe City probeerde tot voor kort nog om dat imago te versterken door, net na zijn transfer van United naar City, reuzenposters van Carlos Tévez in de stad op te hangen. Ondertussen mag dat cliché naar de vuilnisbak verwezen worden. City is evenzeer een wereldclub geworden en uit een poll van de Manchester Evening News blijkt dat 52 procent van de inwoners van de stad supporter is van United en 48 procent van City. Van Oldham zelfs geen spoor! “Tijdens onderlinge duels zingen de supporters van City steevast ‘the city is ours, go back to London‘, maar statistisch gezien klopt dat dus niet”, zegt Ian Herbert, journalist bij The Independent. “Het is fiftyfifty tussen de twee clubs.”

Maar hoe staan de inwoners van Manchester tegenover het feit dat de twee pronkstukken ondertussen allebei in buitenlandse handen gevallen zijn? “De internationalisering van de clubs heeft niet iedereen gelukkig gemaakt, dat is waar”, zegt Herbert. “Na de komst van de broers Glazer heeft een klein groepje dissidenten FC United opgericht, maar dat blijft een minderheid. De passie van de fans voor hun club is te groot om naar antipathie over te slaan omdat buitenlanders het roer hebben overgenomen. Het enige verschil tussen de twee clubs zit uiteindelijk in de perceptie die ze van zichzelf hebben. De Citizens werden lange tijd als losers beschouwd en beheersen de kunst van het winnen nog niet. De supporters van United zijn internationaler – een van de redenen die de wereldwijde populariteit van de club verklaren – en ze kennen de smaak van een Europese overwinning. In Engeland wordt er dezer dagen gediscussieerd over de redenen voor de herhaalde mislukkingen van de Citizens op het Europese toneel. Terwijl dat eigenlijk evident is: United heeft de Europese cultuur die City nog niet heeft. De fans kwamen ook niet massaal naar het stadion tijdens de poulefase van de Champions League, terwijl de tegenstanders toch Bayern München en AS Roma heetten. Er was haast geen sfeer, alsof de supporters alleen maar naar die matchen kwamen kijken uit nieuwsgierigheid. Tegen Barcelona een midweekwedstrijd spelen is mooi, maar een wedstrijd tegen Stoke City brengt meer supporters op de been. Dat is anders bij United, waar de Europese avonden een must zijn.”

Bolton, een groot stadion en even grote schulden

Over United en City kun je uren doorbomen. Dat is nu juist de charme van Engeland, waar praten over voetbal een even grote sport is als het spelletje zelf. Maar er wacht ons nog een lange weg. We besluiten naar het noorden te tuffen, via de M61. De Industriële Revolutie heeft haar sporen nagelaten in de steden, allemaal oude mill towns, die rond een fabriek of een molen gebouwd zijn. Voor onze eerste halte is het niet eens nodig om de verkeersborden te volgen. Al van ver zie je het imposante stadion van Bolton, als een grote ballon die klaar is om te vertrekken maar tegengehouden wordt door tientallen pylonen. Alle richtingwijzers zijn nieuw en het stadion, dat vroeger het Reebok Stadium was, is herdoopt in Macron Stadium. Het ligt midden in een commercieel centrum, met onder meer een hotel (dat werd verondersteld voor meer inkomsten te zorgen, maar in de rode cijfers zit) en een Institute of Sport, waar sport en academische studies gecombineerd kunnen worden.

Bolton, dat is nog altijd Greater Manchester. “Als een club uit Lancashire degradeert, heeft ze moeite om terug te komen. Ze heeft dan eerder de neiging om verder weg te glijden”, zegt Herbert. Dat is wat er gebeurd is met de Bolton Wanderers. De fans zijn nog altijd niet bekomen van de degradatie in 2012. De Trotters waren onder Sam Allardyce een gevestigde waarde geworden in de Premier League sinds 2000 en hadden van Europees voetbal geproefd in de seizoenen 2005/06 en 2007/08. Niets deed dan ook vermoeden dat het seizoen 2011/12 desastreus zou verlopen, temeer omdat Bolton Owen Coyle, de prins van het Britse trainersgild, had kunnen strikken. Toch ging Coyle, een kind van het huis bovendien, de mist in en zakten de Wanderers naar The Championship. Sindsdien geraakt het immense stadion niet meer gevuld. “Een beetje zoals Wigan en Blackburn, die ook geen stadion hebben om op dit niveau te voetballen”, zegt Daniel Scott, een werknemer van de club. Maar Macron Stadium is wel een bodemloze financiële put. Bolton is er alleen in 2004 en in 2006 in geslaagd om winst te maken, het heeft lang kunnen overleven aan het infuus van de tv-rechten van de Premier League. Door de degradatie is de schuldenberg opgelopen tot 224 miljoen euro.

Met een financiële strop rond de nek dacht de club een investeerder gevonden te hebben in Thailand, maar de overname ging uiteindelijk niet door. Het is nu aan voorzitter Phil Cartside om het hoofd te bieden aan de kritiek van de fans, van wie 94 procent wil dat hij opstapt. De kapitein op een zinkend schip is nooit populair!

Wigan: voetballen in een rugbystad

Aan de andere kant van de autostrade is het met buur Wigan niet veel beter gesteld. De Latics bevinden zich ook al sinds twee jaar in The Championship. Het adagium wil dat Wigan eindigt waar Bolton begint. Men bedoelt ermee dat Wigan, ondanks zijn 97.000 inwoners, bijna als een deel van Bolton wordt beschouwd.

Wigan mag dan op een lege schelp lijken – het DW Stadium geraakte zelfs in de Premier League niet gevuld, je kunt je dus inbeelden wat het nu is – de club wordt wel goed gerund. De schuld bedraagt slechts 28,5 miljoen euro en tijdens het vorige seizoen (het eerste in de tweede klasse) werd zelfs een bescheiden winst geboekt van 1,1 miljoen euro. Daar kan Bolton nog wat van leren.

In deze regio, waar het barst van de voetbalmastodonten, is Wigan nochtans het kleine broertje. Geografisch ligt de stad in het midden van Lancashire, geprangd tussen Liverpool in het westen, Manchester en Bolton in het oosten en Blackburn in het noorden, allemaal steden met een veel langere voetbaltraditie. Tel daar nog eens bij op dat het grootste deel van de bewoners van Wigan mensen zijn die in de jaren zestig en zeventig Liverpool ontvlucht zijn omdat er geen werk meer was in de haven: dat zijn vaak nog steeds supporters van Everton of Liverpool.

Naast die geografische ligging heeft Wigan nog andere gebreken. De Latics zijn pas sinds 1978 een professionele voetbalclub geworden en konden zich maar in 2000 naar de Premier League knokken. Ze moeten niet alleen nog heel veel zieltjes winnen buiten de stad, maar ook binnen de eigen muren. Want Wigan Athletic deelt zijn onderkomen met een ander team, dat eigenlijk nog populairder is. Het DW Stadium is namelijk ook de thuishaven van de Wigan Warriors, een van de meest briljante ploegen uit de Rugby League. Er wordt vaak gezegd dat het oosten van de stad het terrein is van de voetballiefhebbers, terwijl het westen aan de rugbyfans toebehoort.

Het lage toeschouwersgemiddelde (18.000) bij Wigan is al lang een item. Nochtans kwamen er vijftien jaar geleden slechts 1800 kijklustigen opdagen in Springfield Park, de voorganger van het DW Stadium. Maar laat het duidelijk zijn: Wigan trekt lang niet zo veel volk als de omringende clubs. Respect is er wel voor de winst in de FA Cup in 2013 en voor de volharding van voorzitter Dave Whelan, een voetbalman en oprichter van sportkledingketen JJB.

Geschiedenis snuiven in Preston

We vervolgen onze weg en rijden verder noordwaarts. Volgende halte: Preston, met zijn stadion Deepdale. We stoppen hier niet omdat Preston North End de laatste tijd de fantastische resultaten aan elkaar rijgt, maar uit nostalgische overwegingen. Het National Football Museum was lange tijd ondergebracht in een vleugel van Deepdale alvorens het naar Manchester verhuisde, naar het moderne Urbisgebouw. “Niemand kwam naar Preston. Als we de aandacht wilden trekken, moesten we ofwel naar Liverpool, ofwel naar Manchester verhuizen”, legt Joe Murgatroyd, woordvoerder van het museum, uit. Alleen de archieven zijn achtergebleven in Preston.

Maar waarom viel dan de keuze in de eerste plaats op Preston? Eenvoudigweg omdat de lokale club de eerste twee titels – in 1889 en 1890 – van het Engels kampioenschap op haar naam schreef. Preston North End zal voor altijd de eerste kampioen van Engeland blijven!

Vandaag dient Deepdale voor van alles, wat van het stadion een soort bijenkorf maakt. Het bevat een kliniek, een afdeling van de anonieme alcoholici, een instituut om te stoppen met roken, het werkloosheidsloket van de stad, het Preston College, een voor iedereen toegankelijke fitnesszaal, een centrum voor mensen met hartproblemen… Je zou haast vergeten dat hier ook nog de bureaus van de club gevestigd zijn, die zich nu in de League One (derde klasse) bevindt en strijdt voor promotie naar The Championship.

Preston North End mag dan al sinds 1961 niet meer op het hoogste niveau uitkomen, Deepdale ademt een bepaalde grootsheid uit die je niet vindt in de Belgische stadions. In de fanshop word je meteen meegezogen in de meer dan honderdjarige geschiedenis van de club. Zo hangen de vintagetruitjes van de jaren zestig er broederlijk naast die van de huidige ploeg. Allemaal voorzien van het beroemde clubembleem, dat je onmiddellijk doet wegdromen. Het lam herinnert aan het lam van Sint-Wilfrid, de patroonheilige van de stad. De letters PP verwijzen naar het Latijnse princeps pacis, prins van de vrede, en naar het christelijke karakter van een stad die bekendstaat om haar grote aantal kerken uit de middeleeuwen. “Vandaag is die afkorting wel verbasterd naar Proud Preston“, zegt de uitbaatster van de fanshop.

Ook de lokale helden worden in Deepdale niet vergeten. Voor het stadion kun je niet naast het standbeeld Splash kijken, dat een tackelende Tom Finney uitbeeldt. Finney is hier een legende. Hij stierf op Valentijnsdag in 2014, een goed jaar later hebben de supporters zijn standbeeld versierd met bloemen. Vergeten wordt hij niet, de loodgieter die zijn debuut maakte op zijn vierentwintigste, net na de oorlog, en die veertien jaar later zijn voetbalschoenen zou opbergen, na 472 matchen en 216 goals voor Preston. Aan de ingang van de fanshop herinneren twee tekeningen aan zijn grootste wapenfeiten. “Finney was zeer gehecht aan zijn stad. Hij legde zonder verpinken een gouden contract in Italië naast zich neer om in Preston te blijven”, legt Gary James uit. Aan de voet van het standbeeld heeft iemand een boodschap achtergelaten: “Een legende sterft nooit, maar krijgt gewoon een zitje met een beter zicht.” Buiten Preston is Finney een nobele onbekende. Nochtans werd hij in de jaren vijftig beschouwd als de evenknie van sir Stanley Matthews, de eerste Gouden Bal uit de geschiedenis.

Die historische inslag maakt van Preston geen saaie stad. Integendeel, het is een van de meest bruisende steden van Lancashire, dankzij de universiteit en de toeloop naar Deepdale (gemiddeld 8000 toeschouwers – zelfs 21.000 in de FA Cupmatch tegen Manchester United). De financiële gezondheid van de club (een van de weinige zonder schulden, Preston North End is zelf eigenaar van het stadion en het trainingscentrum) doet het beste verhopen voor de toekomst. En dat is maar goed ook, want van alle prestigieuze clubs in Lancashire is Preston de enige die nog nooit in de Premier League getoefd heeft. Toch zijn de Lilywhites er al een paar keer erg dichtbij geweest: in de laatste tien jaar hebben ze drie keer de play-offs voor promotie gespeeld alvorens ze in 2011 weggleden naar de League One. De Invincibles – zo genoemd omdat ze hun eerste titel behaalden zonder één nederlaag – zijn dat dus al een tijdje niet meer…

Blackpool: Las Vegas voor de armen

Het is moeilijk om ons los te maken van Deepdale, maar we trekken toch verder, noordwestwaarts deze keer. We rijden Blackpool binnen. De badplaats was lange tijd de verzamelplaats voor het zomercongres van Labour en een populaire vakantiebestemming voor de werkende klasse van Lancashire. Vandaag is het een unieke stek, waar je mensen van zeer uiteenlopend allooi tegenkomt: de meestal lichtjes aangeschoten derde leeftijd, pubers die hier komen bingedrinken en de liefhebbers van extreme sensaties. Want de kustlijn van Blackpool is een aaneenschakeling van achtbanen, waterparken en spookhuizen. Kortom, Blackpool is een onbeschrijflijke meltingpot. De hotels, met hun door het zeewater aangetaste ramen, zijn volgens het bordje aan hun deur allemaal ‘open’, toch zien ze er verlaten uit. Het is alsof de stad zelf niet kan kiezen: is ze nu een vergane glorie of een groot uitgevallen feesttent?

De club van Blackpool, waar José Riga een paar maanden aan de slag geweest is, heeft veel weg van een extravagante puinhoop, een beetje naar het beeld van de stad. Bloomfield Road doet denken aan Stamford Bridge, een stadion dat meer lijkt op een appartementenblok dan op een sportcomplex. En toch, als het huis uitverkocht is, zegt men dat er een helse sfeer heerst. Maar de Seasiders doen het stadion de laatste tijd niet meer op zijn grondvesten daveren. Sinds 1988 zwaait de familie Oyston er de plak en die is zo machtig in de regio dat ze een tiranniek bewind voert over de club, die vroeger mythisch was omdat Stanley Matthews er in het zo typische oranje shirt speelde. Het was in dat truitje dat hij in 1956 de eerste Ballon d’Or won.

De familie Oyston, voormalige landbouwers, heeft geprofiteerd van de waarde van haar gronden om poen te scheppen in de immobiliënsector. Vader Owen ziet eruit als een pooier (lange blonde haren, cowboylaarzen en altijd vergezeld door een andere vrouw). Hij heeft ondertussen de fakkel doorgegeven aan zijn zoon Karl, die heel slecht ligt bij het publiek. De Oystons hebben namelijk van Blackpool de gierigste club van Engeland gemaakt. Spelers die op proef zijn, logeren er in de smerigste hotels. In die context kan de promotie in 2010 naar de Premier League, gefinancierd door de Litouwse minderheidsaandeelhouder Valeri Belokon, eerder een gelukkig toeval genoemd worden. Drie jaar na de degradatie zit de club nog steeds in vieze papieren. Vorig seizoen werd maar nipt vermeden dat de club naar de League One zakte, dit seizoen is er geen ontkomen meer aan.

DOOR STÉPHANE VANDE VELDE – FOTO’S BELGAIMAGE / BRUNO FAHY

“Tegen Barcelona een midweekwedstrijd spelen vinden de Citysupporters mooi, maar een wedstrijd tegen Stoke brengt meer fans op de been.” Ian Herbert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content