Een van de mooiste kerstverhalen rond voetbal dateert uit de Eerste Wereldoorlog. Enkele dagen lang lieten veel soldaten niet de wapens spreken, maar hun menselijkheid. Duitsers en Britten kropen uit hun loopgraven, stapten op elkaar af en schudden handen. ‘En toen dook plots een bal op.’

De Eerste Wereldoorlog begint in de zomer van 1914. Duitsland verklaart Frankrijk de oorlog en wil langs België passeren om dat land binnen te vallen. België, dat zich neutraal opstelt, geeft geen toestemming, maar de Duitsers negeren die weigering, wat Frankrijk en Groot-Brittannië doet beslissen ons land te hulp te snellen. Toch krijgen de Duitsers op enkele maanden een groot deel van België in handen. Pas in oktober 1914 moeten ze afremmen. Er ontstaat een front van zo’n duizend kilometer, dat loopt vanaf de Westhoek, door Noord-Frankrijk, tot in Zwitserland. Vanaf dan begint een loopgravenoorlog. De Duitsers kunnen niet verder oprukken, maar de geallieerden kunnen hen ook niet terugdrijven. Voor enkele passen terreinwinst vallen voortdurend massa’s doden. De oorlog komt in een patstelling. Stilaan wordt duidelijk dat niemand Kerstmis met zijn familie zal vieren, hoewel de soldaten beloofd was dat ze tegen dan zeker thuis zouden zijn. Een strenge winter maakt de situatie nog gruwelijker. Het moreel van de troepen zakt, en op het moment dat er in de aanloop naar Kerstmis tonnen kaartjes, brieven en geschenken aan het front toekomen, opgestuurd door familie en vrienden thuis, vergroot het heimwee van de soldaten nog.

Stille Nacht

In die context neemt de oorlog op 24 en 25 december 1914 op meerdere plaatsen een verrassende wending. Dat blijkt uit ettelijke brieven, dagboeken en getuigenissen, waarvan er een heel deel is opgenomen in het gerenommeerde boek Christmas Truce van de Britten Malcolm Brown en Shirley Seaton, twee ex-documentairemakers. De Duitse luitenant Johannes Niemann is een vaak opgevoerde bron in hun boek. Hij zat tussen Frelinghien en Houplines, twee plaatsen vlak bij de Belgisch-Franse grens. De versie van Niemann luidt: “Op kerstavond kregen we het bevel om in de loopgraven te kruipen. Alles was stil. Geen schoten, weinig sneeuw. We zetten een kleine kerstboom in onze schutterspost – de bevelvoerder, ik en twee soldaten. We plaatsten een tweede kerstboom op de borstweringen. Toen begonnen we te zingen: Stille Nacht, Heilige Nacht en O du fröhliche.”

Uit dagboeken van andere soldaten blijkt dat zich op veel plaatsen aan het front gelijkaardige taferelen afspelen. Dat het aan de Duitse zijde is dat de gezangen beginnen en er met kaarsen versierde kerstbomen circuleren, is niet verwonderlijk. Kerstmis en kerstbomen zitten veel dieper verankerd in de Duitse cultuur dan in pakweg de Britse.

Op veel plaatsen liggen de loopgraven van de Duitsers en die van de geallieerden niet meer dan honderd meter van elkaar. Britten horen de gezangen. De Britse soldaat Albert Moren, die vlak bij La Chapelle d’Armentières in een loopgraaf zit, wordt in het boek Christmas Truce als volgt geciteerd: “Het was een mooie, maanverlichte nacht, vorst aan de grond. Rond zeven à acht uur was er veel commotie in de Duitse loopgraven en zagen we lichtjes – ik weet niet wat dat was. En toen zongen ze Stille Nacht. Ik zal het nooit vergeten, het was een van de hoogtepunten in mijn leven, wat een mooie melodie.”

Veel Britten zijn wantrouwig, ze vrezen dat de gezangen een valstrik zijn van de Duitsers. Op andere plaatsen antwoorden de geallieerden met eigen gezangen.

Krampachtige conversatie

Bij de Britse soldaat Bruce Bairnsfather klinkt het vervolg als volgt: “Plots hoorden we geroep vanaf de andere kant. Een stem schreeuwde in het Engels met een sterk Duits accent: ‘Kom naar hier!’ Een vrolijk geroezemoes ging door onze loopgraven, gevolgd door luid gelach. Toen het eventjes stil werd, herhaalde een van onze sergeanten het verzoek: ‘Kom naar hier!’ Na wat achterdochtig getier langs beide kanten ging onze sergeant naar hen toe. Hij was vlug uit het zicht. We luisterden allemaal ademloos en hoorden daar in de duisternis een krampachtige conversatie.”

Op Kerstmis ontspinnen zich op een heleboel plaatsen aan het front zulke taferelen. In een aflevering van het door de tv-zender Canvas uitgezonden programma Histories zegt de Britse soldaat Leslie Walkinton: “We begonnen ons hoofd boven de rand te steken en bukten meteen weer, maar ze schoten niet. En toen zagen we een Duitser zwaaien, en we schoten niet.”

Duitsers enerzijds en Britten, Ieren, Fransen, Belgen en zelfs Indiërs anderzijds stappen met veel schroom op elkaar af. Ze schudden elkaar de hand en spreken af dat ze op Kerstmis niet zullen schieten naar elkaar. Zo negeren ze de orders van de legerleidingen, die zulke onofficiële wapenbestanden ten stelligste verbieden. Maar meer dan met het opperbevel voelen de soldaten verbondenheid met de jongens aan de andere kant van het front, die in dezelfde ellende zitten. Verschillende officieren knijpen een oogje dicht of nemen zelfs actief deel aan de verbroederingen.

Op sommige plaatsen wordt van het bestand gebruikgemaakt om de lichamen te begraven van de gesneuvelden die in het niemandsland liggen. Op andere plaatsen ontstaan er amicale gesprekken en wisselen Britten en Duitsers cadeaus uit, zoals sigaren en sigaretten, pudding, jam en wijn.

“En toen dook plots een bal op, meegebracht door een Tommy”, aldus de Duitser Niemann. Duitsers noemden een doorsnee-Brit Tommy en Britten noemden een doorsnee-Duitser Fritz. “Een voetbalmatch begon”, gaat Niemann door. “Onze petten gebruikten we als doelpalen. Er werden vlug teams samengesteld voor een wedstrijd op de bevroren akker, en de Fritzen versloegen de Tommy’s met 3-2. Bij die voetballerij ontdekte een van ons al vlug dat de Schotten onder hun rok geen slip droegen, waardoor hun Hinterteil duidelijk zichtbaar was zodra hun rokken begonnen te wapperen.” Ook in andere brieven van frontsoldaten, waaronder een van een anonieme majoor die de krant The Times op 1 januari 1915 publiceert, gaat het over voetbalmatchen tegen de Duitsers.

Dat er een bal ten tonele verschijnt, is niet zo verwonderlijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is voetbal een vaak voorkomende vorm van ontspanning bij de soldaten die even mogen uitrusten achter de frontlinie, daar spelen ze dikwijls partijtjes tegen elkaar.

Verbroedering

Na de Eerste Wereldoorlog trekken sommigen in twijfel of de verhalen over verbroederingen met een voetbal wel kloppen, aangezien het niemandsland bezaaid lag met lijken, kraterinslagen en prikkeldraad en de aarde er omgewoeld was. Toch concluderen de schrijvers van het boek Christmas Truce dat het moeilijk te geloven is dat alle getuigenissen over dergelijke voetbalmomenten tussen geallieerden en Duitsers rook zonder vuur zouden zijn. Ze stellen ook dat er geen reden is om aan de getuigenissen over dat voetbal meer te twijfelen dan aan getuigenissen van diezelfde soldaten over andere zaken. Wel is het denkbaar dat het sommige oversten beter leek om dergelijke verhalen te ontkennen, uit vrees voor de reacties van het opperbevel of het thuisfront.

Natuurlijk is het niet zo dat het op Kerstmis 1914 overál aan het front tot dergelijke voetbalpartijen komt, zoals het evenmin zo is dat de verbroederingen op alle plaatsen vlekkeloos verlopen. Links en rechts zijn er zeker soldaten die bij zulke pogingen om te verbroederen neergeschoten worden. Ook zijn er zeker soldaten die van zo’n verbroedering gebruik proberen te maken om een kijkje te nemen in de vijandelijke loopgraven, met het oog op het vervolg van de oorlog. En op sommige plaatsen gaat het vechten op Kerstmis gewoon door.

Wat ook zeker niet gedacht moet worden, is dat zulke voetbalmatchen partijtjes waren van elf tegen elf, met een goede voetbal. In een brief van een Britse officier, die de krant Manchester Guardian publiceert op 1 januari 1915, gaat het over een voetbalmatch met een blik waar vlees in gezeten heeft. Andere frontsoldaten hebben het in hun brieven over voetballen met een zandzakje. En in 1983 vertelt de Brit Ernie Williams, die aan het front in Wulvergem zat, aan de Britse openbare omroep BBC: “Er werden doelen gemaakt en toen begon het voetballen. Ik denk dat er enkele honderden meededen. Iedereen amuseerde zich. Er was geen scheidsrechter, geen score die werd bijgehouden, niks. Het werd een wirwar en voetballen met bottines was ook niet erg handig…”

Wonderlijke dag

In het boek Silent Night van de Amerikaanse historicus Stanley Weintraub staan enkele nabeschouwingen, zoals die van de Britse sergeant Bob Lovell: “Terwijl ik dit schrijf, kan ik amper geloven wat ik gezien en gedaan heb. Het was een wonderlijke dag.” Ook het dagboek van de Duitse soldaat Kurt Zemisch wordt aangehaald: “Zo buitengewoon wonderlijk het was, zo raar was het ook. De Engelse officieren dachten er net zo over. Kerstmis slaagde erin om van elkaar uitmoordende vijanden even vrienden te maken. Ik vertelde hen dat wij ook op tweede kerstdag niet wilden schieten. Ze gingen akkoord.”

Op verschillende plaatsen duurt het bestand meerdere dagen, soms tot zelfs twee weken. De legerleiding heeft de grootste moeite om de soldaten weer te doen schieten naar de overkant, waar jongens zitten die – zo is tijdens de verbroederingen gebleken – toch eigenlijk niet zo slecht zijn. Er wordt zware druk uitgeoefend om de oorlog weer op de rails te krijgen. Het opperbevel bestookt de mannen aan het front met bevelen en dreigementen en slaagt uiteindelijk in zijn opzet. In de genoemde uitzending van Histories vertelt een Britse soldaat hoe zijn officier een einde maakte aan de wapenstilstand: “We zaten daar gewoon en die kerel zegt: ‘Is dat bestand nog niet voorbij?’ De officier pakte zijn geweer en schoot een Duitser dood. De oorlog begon weer. En duurde nog tot 1918.”

Tegen de volgende kerst stellen de bevelhebbers aan beide kanten alles in het werk om nieuwe kerstbestanden te voorkomen. De oorlog gaat eind 1915 op de meeste plaatsen onverminderd door en groeit uit tot een van de meest bloedige conflicten ooit, met miljoenen gesneuvelde soldaten, duizenden per dag.

Leven en laten leven

Brown en Seaton wijzen er in hun boek op dat verbroederingen tussen elkaar bevechtende troepen ook al in eerdere oorlogen voorkwamen. Bij lang durende conflicten met vijanden die dicht bij elkaar zitten, zo stellen ze, ontstaat wel vaker een mentaliteit van ‘leven en laten leven’. De kerstbestanden van 1914 vormen wel het grootste voorbeeld van dit fenomeen. Ze worden achteraf omschreven als ‘een moment van menselijkheid in een tijd van bloedbaden’, aldus de Britse historicus Piers Brendon in de Britse krant TheMail on Sunday. Het verhaal wordt ook een inspiratiebron, onder meer voor jeugdboeken als Voetballen of vechten? van Herman Van Campenhout.

Volgens Flanders Peace Field, een internationale vzw die is opgericht om de kerstbestanden van 1914 te herdenken, tonen de voetbalpartijen van eind 1914 ‘de positieve kracht die voetbal kan hebben, zelfs in vredesprocessen’.

DOOR KRISTOF DE RYCK

“Een moment van menselijkheid in een tijd van bloedbaden.” Brits schrijver Piers Brendon”Kerstmis slaagde erin om van elkaar uitmoordende vijanden even vrienden te maken.” Duits soldaat Kurt Zemisch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content