Met Kaká, Cristiano Ronaldo en Karim Benzema bouwt Florentino Pérez bij Real weer vrolijk aan een galactische ploeg. En dat terwijl hij drie jaar geleden nog met de staart tussen de benen moest aftreden. Dan is er maar één vraag: hoe is dit mogelijk?

En dat terwijl hij drie jaar geleden nog met de staart tussen de benen moest aftreden. Dan is er maar één vraag: hoe is dit mogelijk?

Wie denk jíj in godsnaam dat je bent om míj te zeggen wat ik moet doen?” Op een warme zomerdag in 2004 rolt deze geërgerde vraag uit de mond van Zinédine Zidane, superster van Real Madrid, dat het voetbalseizoen voorbereidt op trainingskamp in het Andalusische Jérez. Nieuwbakken coach José Antonio Camacho, die net in de hem geheel eigen, blaffende stijl Zidane instructies toegesnauwd heeft, is verbouwereerd. Toch slikt hij zijn woede in. Camacho weet immers maar al te goed aan wiens kant Florentino Pérez, de voorzitter van Madrid, staat als het tot een conflict komt tussen coach en speler. Nog geen maand later durft Camacho het echter aan om David Beckham, een andere door Pérez aangekochte galáctico, op de bank te zetten. Dat schiet bij Pérez in het verkeerde keelgat en de coach mag meteen zijn biezen pakken.

Zijn opvolger Mariano García Remón verloopt het niet veel beter. Toen hij op een keer de Braziliaan Ronaldo niet in de basiself opnam, vroeg Pérez hem wie hij dacht dat hij was. García Remón antwoordde laconiek: “De coach.” Een paar dagen later was hij de ex-coach.

Zo ging het eraan toe bij het Real Madrid van Florentino Pérez. Dat de Koninklijke tussen 2003 en 2006 geen platte prijs pakte – de langste periode zonder trofee sinds de jaren vijftig – mag dan ook niet verwonderen. Pérez trok in februari 2006 zijn conclusies en diende zijn ontslag in. Maar kijk, wie is drie jaar later gewoon opnieuw voorzitter van Real? Florentino Pérez! Hoe is dat zover kunnen komen? Waarom hebben de socios deze man herverkozen? En wat liep er de vorige keer nu precies fout?

Magistrale zet

Real Madrid is altijd een team van grote namen en nog grotere triomfen geweest. In de jaren vijftig en zestig voetbalden er wereldsterren als Raymond Kopa, Alfredo Di Stéfano, Francisco Gento en Ferenc Puskas. Tussen 1956 en 1960 won Real zomaar eventjes vijf keer op rij Europacup I. In de jaren zeventig bleef de ploeg uit de hoofdstad de Spaanse competitie domineren. Eind jaren tachtig was het de zogeheten Quinta del Buitre (de lichting van de gier) die de successen aan elkaar reeg. Samen met Manuel Sanchís, Martín Vázquez, Míchel en Miguel Pardezabezorgde de gier, bijnaam van de charismatische spits Emilio Butragueño, zijn club vijf opeenvolgende Spaanse titels en twee UEFA Cups. Ondertussen was het echter al van 1966 geleden dat Real Madrid nog eens de Europacup I gewonnen had en dat lag zwaar op de maag. Zeker toen Ronald Koeman in 1992 met een loeiharde vrijschop de finale van Europacup I tegen Sampdoria in het voordeel van Barcelona beslechtte. Wit van afgunst keken ze in Madrid naar het dreamteam van coach Johan Cruijff, dat begin jaren negentig de wereld in vervoering bracht met oogstrelend combinatievoetbal. Meer en meer werd Barcelona de club van dromers en romantici, en verdrong de Koninklijke van zijn troon. Iedereen wilde in Catalonië voetballen. En was dat al sinds de jaren zeventig niet zo geweest? Tot de verbeelding sprekende voetballers als Johan Cruijff, Diego Maradona, Romario en Rivaldo streken allemaal in de Catalaanse hoofdstad neer. En ook Luis Figo en Ronaldo kozen éérst voor FC Barcelona.

Real moest terugslaan, en liefst keihard. Het begin van de wederopstanding kwam er met winst in de Champions League in 1998. Tegen Juventus prikte Predrag Mijatovic de beslissende 1-0 tegen de netten en bracht de zo begeerde beker na 32 jaar terug naar een extatisch Madrid. In 2000 stond Real zelfs opnieuw in de finale van de Champions League en droogde het de landgenoten van Valencia af: 3-0. De euforie was groot, maar onderhuids smeulde nog de afgunst. De zweem van glamour en glitter die nog steeds rond Barcelona hing, was een doorn in het oog van Real.

En toen kwam Florentino Pérez op de proppen. Op 30 juni 2000 stelde hij zich kandidaat voor het voorzitterschap van Real Madrid. Niemand gaf hem een schijn van een kans tegen Lorenzo Sanz, maar Pérez gooide vrij snel zijn troef op tafel: hij zou de Portugese sensatie Luis Figo van aartsvijand Barcelona naar Real halen als hij de verkiezingen won. Een magistrale zet. De Spaanse media reageerden vol ongeloof, maar dankzij het Figo-effect haalde Pérez wel zijn slag thuis en won de verkiezingen. Figo, na vijf seizoenen Barcelona een halve Catalaan, hield in eerste instantie nog het been stijf en verklaarde dat hij zijn club nooit zou verlaten. In zijn contract stond echter een clausule dat Barcelona hem moest laten gaan voor het absurd hoge bedrag van 44 miljoen euro, een peulschil voor Pérez, eigenaar van het Spaanse bouwbedrijf ACS en een van de rijkste mannen op het Iberische schiereiland. En zo kwam het dat een stuurs kijkende Figo een paar dagen later werd voorgesteld als nieuwste aanwinst van Real Madrid.

Gouden ballen

Pérez hield zich aan zijn belofte van één sterspeler per jaar: Zinédine Zidane (2001), Ronaldo (2002), David Beckham (2003) en Michael Owen (2004). Toeval of niet, vier van de vijf genoemde spelers hadden voor hun komst naar de Spaanse hoofdstad al eens de Gouden Bal gewonnen, de prijs die het Franse magazine France Football al sinds 1956 uitreikt aan de beste speler in Europa: Zidane in 1998, Figo in 2000, Owen in 2001 en Ronaldo in 2002. Het leek wel of France Football de scouting deed voor Real Madrid. Veelzeggend detail: geen enkele van de vijf genoemde spelers slaagde erin om in Realshirt de Gouden Bal te winnen.

In het begin van Pérez’ bewind liep alles nochtans op wieltjes. Onder de minzame Vicente del Bosque veroverde de Koninklijke in 2001 en 2003 de Spaanse titel, en klopte het in 2002 Bayer Leverkusen in de finale van de Champions League. Pérez’ filosofie van Zidanes y Pavones – supersterren aangevuld met veelbelovende jongeren zoals Francisco Pavón – was een succesformule, zo werd gezegd en geschreven.

Maar de komst van David Beckham in 2003 zette alles op de helling. De stelling van de voorzitter dat hij nooit spelers kocht om shirts te verkopen, klonk plots ongeloofwaardig. Dat vond ook Sid Lowe, Brits journalist die al jaren in Madrid woont en schrijft voor onder andere WorldSoccer en The Guardian: “Sportief gezien had Real Madrid David Beckham niet nodig. Pérez kocht hem omwille van zijn commerciële waarde.”

Ondertussen werden commercieel minder interessante, maar voor het elftal wel vitale spelers als Aitor Karanka, Julio César, Iván Campo, Steve McManaman, Fernando Morientes en Santiago Solari bij het huisvuil gezet. Als klap op de vuurpijl kreeg succescoach Vicente del Bosque te horen dat hij mocht opkrassen omdat hij ’te oubollig’ was. In zijn plaats kwam de strak in het pak zittende, arrogante Carlos Queiroz. Het was duidelijk dat de focus bij Real steeds meer verschoof naar commercie en imago, en dat voorzitter Pérez steeds minder oog had voor het sportieve aspect.

Ook Queiroz besefte al vrij snel in welk wespennest hij zich gestoken had. Slechts één jaar hield hij het vol. Na Queiroz bijten nog een handvol trainers zich de tanden stuk op de kleedkamer van Real, waar bepaalde spelers weten dat ze, ongeacht wat ze doen, toch zeker spelen en andere spelers weten dat ze, ongeacht wat ze doen, toch op de bank zullen zitten. “Del Bosque vond mij de beste speler van het team, maar gaf toe dat hij geen andere keuze had dan me op de bank te zetten”, zou Steve McManaman later beweren. “Als je bij Real geen tonnen shirts verkocht, was je geen ster”, liet Iván Helguera zich ontvallen.

De frustraties bij de niet- galácticos namen overhands toe en Real zakte als een pudding in mekaar. Zowel Europees als in de competitie bakte de collectie ego’s er niks meer van en moest Iker Casillas meer dan eens de meubelen redden. Real Madrid was een rondreizend circus geworden, waar vorm voorrang had op inhoud, waar de seizoensvoorbereiding ondergeschikt was aan lucratieve tournees, en waar reclame maken belangrijker was dan hard trainen.

Nicolas Cage

Na een 6-1-vernedering in de Copa del Rey tegen Real Zaragoza, een 0-1-nederlaag tegen Arsenal in de Cham-pions League en 2-1-verlies in de competitie op het veld van degradatiekandidaat Real Mallorca, ziet het er in februari 2006 al naar uit dat Real Madrid voor het derde opeenvolgende seizoen geen prijs zal pakken. Eind februari houdt Pérez het dan ook voor bekeken en treedt hij af als voorzitter.

Een paar maanden later wordt Ramón Calderón tot nieuwe Realpreses verkozen. Zijn kiescampagne was opgebouwd rond de belofte om Kaká, Cesc Fábregas en Arjen Robben naar Real te halen. Alleen Robben komt. Calderóns ambtstermijn is meteen gehypothekeerd; de socios beschouwen hem onmiddellijk als de vleesgeworden incompetentie. In een poging de schade te herstellen gaat hij onder andere in op een verzoek van Nicolas Cage om een match van Real bij te wonen. Na de wedstrijd troont hij hem mee naar de kleedkamer en geeft hij hem vol trots een Realshirt en een lidkaart als socio. Achteraf blijkt echter dat het om een Italiaanse acteur gaat, die niet eens erg op Cage gelijkt. Hilariteit alom. Heel Spanje ligt op zijn buik van het lachen.

Begin dit jaar volgt als toemaatje nog een blunder van formaat. Calderón haalt in de winterstop spits Klaas-Jan Huntelaar en verdedigende middenvelder Lassana Diarra. Real verkeert in de veronderstelling dat het beide spelers mag opstellen in de Champions League, maar een regel van de UEFA zegt dat een team na de winterstop in de CL slechts één speler mag opstellen die al UEFA Cupvoetbal gespeeld heeft voor een ander team. En zowel Diarra als Huntelaar speelde al Europees voor respectievelijk Portsmouth en Ajax.

Kortom, ondanks het feit dat Real in 2007 en 2008 Spaans kampioen werd, sloeg voorzitter Calderón een mal figuur. “Hoe gek het ook mag klinken: zijn onbeholpen optreden maakte dat de socios weer verlangden naar Pérez”, stelt Sid Lowe.

Galactisch monster

De ironie van het lot wil dat Pérez’ eerste aankoop van zijn tweede ambtstermijn net Kaká is, de speler die Calderón jarenlang tevergeefs naar Madrid probeerde te halen. Dat ook Cristiano Ronaldo nu bij Real speelt, is eigenlijk nog een gevolg van het werk van Calderón, die een deal afsloot met Manchester United. Sid Lowe: “Ik denk dat Pérez Ronaldo wel wilde, maar pas volgend jaar.” Zou het overigens toeval zijn dat Kaká in 2007 de Gouden Bal won en Ronaldo in 2008?

Op de website van Real Madrid legt Florentino Pérez uit wat hij betracht: “Ons streefdoel is dat Real opnieuw de plaats inneemt die het toebehoort; het is zeer zeker de beste club van de geschiedenis. De illusie hebben we al gecreëerd, nu moeten we nog nederig werken aan het winnen van de Liga en, vooral, de Champions League.” Uit zijn woorden blijkt ook dat hij net hetzelfde van plan is als de vorige keer: “Grote investeringen leveren een nóg groter rendement op. Het gaat niet alleen om het aanwerven van spelers, maar ook om het voeden van het model. Ik denk dat dit het enige model is dat werkt.” Met andere woorden: Pérez wil opnieuw een veelkoppig, galactisch monster creëren dat zich moet laven aan de commercie. Met Casillas, Raúl, Ronaldo, Kaká en Benzema heeft Real alvast een nieuw blik galácticos in huis. En wie weet wie daar nog bij komt nadat de kolonie Nederlanders ( Drenthe, Robben, Huntelaar, Van der Vaart, Sneijder, Van Nistelrooy) van de hand is gedaan. De vraag is ook: zal de eerstvolgende boerenpummel met een houten zwaard het veelkoppige monster niet in mootjes hakken?

Voor de Chileense coach Manuel Pellegrini wordt het de taak om het monster ook efficiënt te maken. Sid Lowe: “Pellegrini heeft dezelfde voetbalfilosofie als Del Bosque, maar is een vlottere spreker en hij gaat beter gekleed. Bijgevolg past hij bij het imago van Real. Maar Pellegrini was niet Pérez’ eerste keus. Dat was Arsène Wenger of José Mourinho. Ik ben ook benieuwd of de voorzitter deze keer wel achter zijn coach zal blijven staan als die bijvoorbeeld Cristiano Ronaldo op de bank zet.”

Volgens Eleonora Giovio, die Real Madrid volgt voor El País, zal het nooit tot een conflict komen tussen Ronaldo en Pellegrini. “Pellegrini is een ernstige man en Ronaldo is geen type dat heibel maakt.” Ze heeft overigens al een aardig idee van hoe de Chileense coach straks met Madrid wil spelen. “Afgaande op wat ik tot nu toe gezien heb, wordt het een 4-3-3 ( zie kaderstuk voor de opstelling, nvdr). Ik vrees dat Gonzalo Higuaín, nochtans een heel getalenteerde jongen, geslachtofferd zal worden in de spits. Ten slotte ben ik er vrij zeker van dat Xabi Alonso nog naar Madrid zal komen.”

Ondanks het feit dat Barcelona afgelopen seizoen de treble won, opnieuw een dreamteam heeft en Zlatan Ibrahimovic kocht, slaagde Pérez er in ieder geval weer in om de aandacht van het universum te verschuiven van de Catalaanse naar de Spaanse hoofdstad. En dat is uiteindelijk zijn bedoeling: dat iedereen praat over Real en … een shirt koopt.

door steve van herpe – beelden: reporters

Het gaat niet alleen om het aanwerven van spelers, maar ook om het voeden van het model. Florentino Pérez

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content