In het boek ‘Sympathy for the Devils’ belicht voetbalkenner Raf Willems de doorbraak van Belgische topvoetballers in de Premier League. Sport/Voetbalmagazine selecteerde voor u een aantal fragmenten uit het hoofdstuk over Vincent Kompany.

Pierre Kompany stapt goedlachs binnen in het volkscafé aan de overkant van de Basiliek van Koekelberg. Het duurt een tijdje eer hij bij ons tafeltje staat, want iedereen wil hem groeten. Hij is geliefd hier, iedereen houdt van hem. Het is café Le Grand Duc in Ganshoren, het is de kroeg van het kleine verdriet en de grote leut. Of omgekeerd.

In deze omgeving – tussen de Basiliek en de Noordwijk liggen amper twee kilometer – leerde zijn zoon Vincent de finesses van het balspel op de pleintjes. Voor de mensen van deze buurt doet vader Kompany aan politiek: sinds 1976 voor de Parti Socialiste en sinds 2006 voor de lijst PRO Ganshoren, een verzameling van onafhankelijke, christelijke en sociaaldemocratische progressieven.

Desgevraagd antwoordt hij dat het politieke engagement al door zijn bloed stroomt sinds zijn jeugd. Van toen hij nog… voetbalde bij dé topclub van Congo: Tout Puissant Mazembe. De trots van Lubumbashi reeg in zijn tijd de titels aan elkaar: de beste van Afrika in 1967 en 1968 en in die jaren ook nog drie Congolese kampioensschalen en twee bekers. De toen twintigjarige Pierre Kompany (°1947) brak net niet door tot het eerste elftal. Sterk sociaal-politiek geëngageerd en wegens zijn universitaire ingenieursstudies begreep hij dat er niet veel meer dan eer te verdienen viel met voetballen in de Congolese club en hij zette alles op zijn studie.

“Ik schreef me in op de faculteit burgerlijk ingenieur van Lubumbashi. We demonstreerden in 1971 en 1972 tegen het regime van dictator Mobutu Sese Seko en vroegen aandacht voor democratie en vrijheid. Het was een geschiedenis van studentenopstanden tegen het systeem, een schreeuw voor verandering en hervormingen. Mobutu stuurde in 1969 in Kinshasa het leger af op de betogende studenten. Er vielen doden. Toen wij op de barricaden stonden, werden we gearresteerd, met meer dan dertien maanden legerstrafkamp in de militaire basis van Kitona onder militaire dwang tot gevolg. Ik besloot nadien dat ik er genoeg van had en in 1975 vertrok ik naar België.

“Afrika en Congo blijven me wel boeien. De naam Kompany is afkomstig van een van mijn voorouders. Die werkte als Congolees stamhoofd voor de Compagnie van de diamantmijn van de provincie Kasai. Hij was afkomstig uit een familie van stamhoofden, de ‘Benna Kazadi’, en de plaatselijke bevolking heeft hem de naam ‘Kompany’ gegeven, omdat hij het geld van de winkels van de ‘Compagnie’ in de verschillende dorpen moest ontvangen.”

Grote kop, mager mannetje

Hij had hardop gelachen toen hij zijn naam noemde: “Albert Martens, die móét je spreken. Vincent is zeer schatplichtig aan hem.” Pierre Kompany sprak over hem met zowel pretoogjes als respect. Zo gezegd, zo gedaan. We zitten in café ’t Groot Genoegen aan het Gemeenteplein van Dilbeek. Met de auto duurt de rit van het opleidingscentrum van Anderlecht in Neerpede niet langer dan vijf minuten. Albert Martens, momenteel als scout intensief de Afrikaanse voetbalmarkt afspeurend voor Anderlecht, arriveert.

Twintig jaar geleden was hij in Neerpede de eerste coach van Vincent Kompany. Aan Martens is een stand-upcomedian van het betere soort verloren gegaan. Anderlecht heeft er een uitstekende begeleider/scout aan gewonnen. Hij grijnst als hij zich de eerste confrontatie met de negenjarige Vincent Kompany herinnert: “Ik las hem met de glimlach de levieten. Op een keer speelden we een topper tegen Standard. Ik viel achterover toen de RTBf een interview van hem kwam afnemen. Die grote kop op dat magere mannetje vertelde toen zonder complexen aan de camera: ‘Je ne comprends pas, ils prennent tous des étrangers et les joueurs jeunes n’ont pas la chance pour la première équipe.‘ Dat waren dus de woorden van zijn eerste tv-interview. Over het beleid van RSC Anderlecht. Een jongen van negen jaar had gesproken!”

Hij zag meteen dat hij met een klasbak te doen had. “De jonge Vincent was op alle fronten een leider, van in den beginne. Als hij zich een doelstelling voor ogen hield, dan wilde hij die koste wat het kost waarmaken. Ik veronderstel dat hij dat van zijn moeder erfde. Het gezin Kompany gaf wel een goede mix. Moeder was een Waalse, vader emigreerde uit Congo. Ze spraken thuis Frans, maar ze stuurden hun drie kinderen naar het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Vincent heeft de souplesse en het lichaam van zijn vader en de verbetenheid en de verantwoordelijkheidszin van zijn moeder. Zij was geen gemakkelijke vrouw, voor niemand. Ze eiste toch perfectie. Ze durfde me ook kritisch te bevragen, maar met het sportieve moeide ze zich niet. Ze voelde dat ik een trainer was die meeleefde met die gasten. Omdat ik me op mijn specifieke manier inzette voor de jongens met Afrikaanse roots, kreeg ik van moeder Kompany zonder woorden haar vertrouwen.”

Sterke opvoeding

In café Le Grand Duc komt Pierre Kompany met een onverwacht verhaaltje op de proppen. Hij vertelt ons over zijn twee gouden medailles… op de uitvinderssalons in Brussel en Genève: “Ik ontwierp een windenergiemachine die ook op kleinschalige wijze kan worden ingezet. In het kader van de klimaatskwestie onderschrijf ik de noodzaak van milieuvriendelijke energievoorziening. Ik denk na over maatschappelijke vraagstukken. Ik volgde als volwassen man nog een dagcursus aan het I.S.I.B. (Institut Supérieur d’Ingénieurs Industriels de Bruxelles, nvdr) en haalde mijn diploma van industrieel ingenieur mechanica, optie aeronautica. ’s Nachts verdiende ik mijn brood als taxichauffeur. Ik denk dat ik elk straatje van de hoofdstad heb gezien.

“We woonden met ons gezin in de Brusselse Noordwijk, vlak bij het Noordstation, en de kinderen Christel (1984), Vincent (1986) en François (1989) kwamen daar ter wereld. Het was zwaar, de combinatie van het werk met mijn taxi en de studie op de universiteit vergde veel van mij.

“Mijn vrouw Jocelyne had als socialistische syndicalist een job op de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ze hielp mensen opnieuw aan het werk en begeleidde ze in de omschakeling van dat proces. Ze deed er veel goede dingen. Jocelyne had een sterk karakter, ze is een kind van de Ardennen, dat zijn mensen van graniet. Ze gaan voor niets opzij, ze knokken zich door het leven. Jocelyne liet Vincent duidelijk verstaan dat hij als stevig verdienende topvoetballer zijn bijdrage aan de belastingen niet uit de weg mocht gaan. Ze overtuigde hem om dingen terug te geven aan de samenleving.

“Ik noem dat onze school van het leven voor hem. We schonken onze drie kinderen al de tijd en bescherming die we konden geven. We deden hen nadenken over sociale deugden. We vergaten evenmin het plezier. Elk jaar reisden we naar het zuiden van Frankrijk voor onze vakantie. Daar werd Vincent fan van Olympique Marseille, met onder meer Basile Boli, de uit Ivoorkust afkomstige Franse international. Als jongetjes bedelden Vincent en François een foto af van Robert Pirès, toen die net wereldkampioen was geworden met Les Bleus. Samen met François hing Vincent aan de auto van Pirès. Het was een drukke maar vrolijke tijd.”

Het gezinsleven van het koppel Kompany bleek uiteindelijk niet tegen alles bestand en na de doorbraak van Vincent in het eerste elftal van Anderlecht volgde de scheiding. Het noodlot tartte Jocelyne, ze vernam dat ze kanker had en overleed in november 2007. Op dat ogenblik verbleef Vincent bij de Hamburger Sport Verein, als duurste transfer uit de geschiedenis van de blauw-zwarten. In het tijdschrift van haar vakbond werd Jocelyne als volgt geëerd: ‘Femme de conviction, éprise de justice et de défense des plus faibles. Un franc parler et un sourire lumineux.’

Pierre Kompany vindt bij Vincent het opstandige rechtvaardigheidsgevoel van zijn moeder terug: “Zij kon zeer cassant uithalen tegen alle vormen van discriminatie en racisme. Ter zake gaven we hem een sterke opvoeding. We konden niet tegen agressieve lui. Die maakten ons weleens het leven zuur in het Brussel van die dagen. Toen François lichtjes ondersteboven van school kwam na een racistische opmerking van een leraar, besloot Jocelyne dat het welletjes was geweest. Ze overlegde niet met de leraar, we stuurden onmiddellijk een brief naar de directie van de school en de wijkpolitie. Ze reageerde direct en die stijl heeft Vincent geadopteerd. Ik voelde me daar ook goed bij, die houding vertrok van psychologische power. We gaven Vincent en de andere kinderen een gevoel van trots mee. Laat je niet doen bij oneerlijke behandeling en zwijg niet. We stonden op onze strepen bij discriminerende uitlatingen. We waren idealistisch ingesteld en ageerden tegen de achterstelling. Die geest zit in ons en ook in Vincent. De kracht van een voetballer om dingen in beweging te brengen, is groter dan wij denken.

“Kijk naar zijn drie engagementen: SOS Kinderdorpen in Congo en België, de nieuwe op integratie gerichte voetbalclub BX Brussels en zijn persoonlijke Stichting VICA. De naam verwijst naar Vincent en Carla, zijn vrouw. Hiermee wil het koppel talentvolle jongeren zonder financiële middelen helpen bij het waarmaken van hun levensdroom, en niet alleen met voetbal. Ik beleef bijzonder veel genoegen aan deze hoop brengende initiatieven, want ik vind er mijn eigen engagement in terug.”

‘Ja Vincent, zeker Vincent’

“Hij kan hard zijn en ook allesbehalve gemakkelijk voor zichzelf.” Hij slurpt even van zijn koffie. De zon schijnt en de zonnebril staat schuin op het voorhoofd. Het plein van Dilbeek loopt leeg na de wekelijkse markt. Albert Martens wikt en weegt niet, dat is zijn stijl niet. “Van kindsbeen af had hij die persoonlijkheid. Ik ontdekte die voor het eerst op zijn elfde. Een week eerder had onze A-kern in een duel voor de beker van België een flink pak voor de broek gekregen van buur RWDM. Dan speelden we een oefenmatch met ons B-elftal, met jongens die een jaar jonger waren. Iedereen op de club vroeg zich af wat dat zou worden. Vincent kwam bij mij: ‘Coach, on va gagner.’ Op zijn elfde.

“Hij liep alles dicht in het midden en tikte de twee goals voorbij de keeper. Ik lichtte zijn vader in: ‘Als hij geen topper wordt, dan moet ik stoppen met deze job.’ Ik stelde hem steeds in het middenveld op, zodat hij veel balgevoel kreeg.”

Hij had onmiddellijk gezien dat Kompany geen motivatiecursus nodig had. “Die winnaarsmentaliteit zat in hem. Ik besteedde er meer tijd aan om zijn ongenoegen te kanaliseren over zaken die niets met de wedstrijd te maken hadden. Hij vloekte want: ‘De A-ploeg mag op een schoon veld trainen en wij niet. Terwijl wij toch beter zijn, coach? Ze kunnen het niet, dat ziet ge toch?’ Ik beaamde: ‘Ja Vincent, zeker Vincent, ’t is waar Vincent.’ Hij redeneerde steeds een stapje sneller dan de anderen. Hij dacht als een volwassene. Dat werkte niet op mijn zenuwen, want hij bleef een kind. Hij liet zich moeilijk intomen. Ik kon hem enkel pakken als hij niet de beste was: ‘Pas op, want meneer Collin (Anderlechttopman Philippe Collin, nvdr) komt kijken.’

“Als aanvoerder zette hij iedereen op scherp. Hij was een beest, ze liepen niet graag rondjes met hem: ‘Vincent, wacht op ons!’ Jawadde, meneer dreef zijn zin door, tot de tong bij de anderen uit de mond hing. De echte topper voelt dat: als hij kapot zit, is dat ook het geval bij de anderen. De echte topper – zoals Vincent – doet er dan nog een schepje bovenop. Hij wilde in één dag leren waar de anderen een week voor nodig hadden. Hij denkt steeds: ik ben de beste en wil dat ook bewijzen. Hij dacht echt: als ik niets kan leren, verdoe ik mijn tijd niet. Bij de nationale U15 oordeelde hij scherp over zijn begeleider. Hij zei hem vlakaf: ‘Als het hier zo zit, dan ga ik liever bij Anderlecht trainen.’ Hij kreeg te horen: ‘Gij, gij komt nooit in de nationale ploeg.’ Een paar maanden later riep de bondscoach hem, pas zestien geworden, op voor de Rode Duivels.”

Albert Martens zat dus opgescheept met een opgroeiende, nieuwsgierige jongen die al snel over alles een mening had. Allesbehalve een simpel mannetje. De scout laat zijn twee vingers even over zijn tot Mohikaan getrimd baardstreepje glijden: “Als je voorstellen hem bevielen, dan deed hij wat je vroeg. Al zocht hij steeds naar het waarom. Je kon hem gemakkelijk iets wijsmaken, op voorwaarde dat je hem met goede argumenten overtuigde. Dan zou hij erin trappen. Hij keek als kleine jongen ver vooruit. Hij was al heel vroeg bezig met de kwaliteit van het spel en bekritiseerde openlijk het feit dat er bij ons in België amper aandacht wordt geschonken aan trainingsvelden en opleidingen. Hij is daar intens mee bezig, vandaar zijn investering in de Brusselse voetbalclub BX Brussels, het voormalige Bleid. Zijn droom is om daar te starten met de beste opleiding van België. De ouders van allochtonen zullen wel in de boot moeten stappen, want hij gooit geen geld in een gat. Hij lanceert iets dat de plaatselijke bewoners zullen moeten voltooien. Zijn imago kan hem gestolen worden. Hij ijvert vanuit zijn overtuiging. Hij blijft wel een liefhebber die altijd zal willen spelen. Zoals vroeger, na de training stapten de gasten gewoon van het ene pleintje naar het andere om verder te voetballen.”

Dramatisch kopspel

We zitten te schokken van het lachen aan onze tafeltjes in café ’t Groot Genoegen, want Albert is van alle markten thuis en heeft nog wat aangebrande en Limburgermoppen in petto. Plots schakelt hij over op ernst: “Tien jaar geleden deed ik een voorspelling in Het Nieuwsblad: ‘Hij wordt een speler voor de absolute top.’ Ik bewaar dat artikel nog steeds. Heb ik gelijk gekregen? Met de absolute top bedoel ik echt: de wereldtop. Volgens mij is hij beter dan Puyol van Barça, hij zou zijn ideale vervanger kunnen zijn. Zeker weten. Ik geloof eerder dat hij op lange termijn voor het concept van Manchester City zal kiezen. Nooit eerder in de geschiedenis had België een betere nationale ploeg. We hebben zestien topvoetballers, die weelde hebben we nog niet gekend. Ze zijn nu al rijp, over drie jaar staan ze echt aan de top. Schrijf dat maar op. De gemiddelde leeftijd van winnaars op internationale toernooien ligt rondom 27 jaar. De Rode Duivels zijn momenteel gemiddeld 24. En toch: als we naar Brazilië gaan, maken we kans tegen iedereen. Geen enkele ploeg die ons graag zal trekken bij de loting. Zeer belangrijk: het zijn allemaal vrienden. En de beste van het hele lot, dat is Vincent Kompany.”

Dan schiet hem nog iets te binnen. Hij doelt op het zwakke punt van de kleine Kompany: “Zijn kopspel! Hij kon het niet. Die jongen wist werkelijk niet hoe te koppen. Weliswaar combineerden we bij Anderlecht vanuit de verdediging over de grond. We hielden geen rekening met goede koppers. Geloof mij of niet maar ik zat in de lente van 2012 in Zuid-Afrika naar Manchester City-Manchester United te kijken. Voor de winnaar lag de Premier League voor het grijpen. In mijn gezelschap bevond zich Paul Courant, we waren daar voor scoutingsopdrachten. Ik zei bij aanvang tegen hem: ‘Voor een beer van 1,90 meter en als verdediger heeft hij altijd een dramatisch kopspel gehad.’ Een halfuur later kopte hij staalhard het enige doelpunt binnen en zette City op weg naar het kampioenschap. Ik verzond Vincent een sms’je: ‘Ge ziet dat ik nog kan bijleren want ik vertelde hier net dat ge geen kopspel hebt. Hoe deed ge dat nu? Met uw schouder? Ge zijt toch zeker dat het met uw kop was?’ Zijn lach, en de onze, vullen opnieuw de hele ruimte van het intussen uitgestorven marktplein.

DOOR RAF WILLEMS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“We gaven Vincent een gevoel van trots mee. Laat je niet doen bij oneerlijke behandeling en zwijg niet.” vader Pierre Kompany

“Als aanvoerder zette hij iedereen op scherp. Hij was een beest, ze liepen niet graag rondjes met hem.” jeugdtrainer Albert Martens

“Zijn droom is om bij BX Brussels te starten met de beste opleiding van België.” jeugdtrainer Albert Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content