Op de puinhopen van de gesloten mijnen verrees in Genk een nieuwe club. Over Waterschei en Winterslag wordt steeds minder gesproken. Overal in België wordt Genk genoemd als voorbeeld van een geslaagde fusie, met dank aan Thyl Gheyselinck. Twaalf getuigenissen over wat het was, is en wat het zou moeten zijn.

Jan Vandermeulen (72), ex-voorzitter

Jan Vandermeulen (72) was bij de fusie voorzitter van Winterslag, werd in 1988 afgevaardigd bestuurder van RC Genk. Hij stapte op in 1994 en gaat nu nog sporadisch kijken.

Jan Vandermeulen : “Zelf kom ik uit Bree. Na mijn studie werkte ik hier eerst vier jaar in de mijn van Winterslag, daarna bij Ford. Ik ben in 1972 in het voetbal geraakt door Robert Raes, voorzitter van Winterslag, toen Winterslag kampioen werd in de derde klasse. Wij hebben die met auto’s afgehaald en bij ons ontvangen.

“Eerst werd ik pr-verantwoordelijke, later voorzitter van Winterslag. Gedurende heel die periode hebben we een keer of vier geprobeerd een fusie met Waterschei te bespreken. Ik had rap door dat we allebei in dezelfde vijver visten. Men steunde ons niet, omdat men anders Waterschei moest steunen en omgekeerd. Ook Robert Raes was voor een fusie. Maar dat ketste af op kleuren, een stadion, voor we aan de echte zaken toe kwamen : de financiën. Een groot deel van de raad van bestuur bij ons en bij hen was ipso facto tegen een fusie. Waar wij hadden gestaan zonder Thyl Gheyselinck, weet ik niet. Misschien waar Beringen nu staat. Twee clubs op dit grondgebied, dat was niet te doen.

“Waterschei had enorm veel supporters, wij hebben ons altijd moeten reppen. Eén keer stonden we op de rand van schulden, toen hebben we Luc Nilis verkocht. Daarmee waren onze financiële problemen opgelost. Bij de fusie hadden we een positieve balans terwijl Waterschei enorm veel schulden had. Zonder de steun van KS hadden wij die schulden nooit kunnen overnemen.

“Eerst wilden we er Patro Eisden ook bij, maar Jos Vaessen, die het daar voor het zeggen had, hapte niet toe, hij vond het toen nog wat te vroeg. Nu ziet het er goed uit, ook qua kleuren. Geel en rood, dat kon niet. Blauw is mooi.

“Omdat op Waterschei verbouwd werd, werd een paar jaar op Winterslag gespeeld. Dat lag moeilijk : iedereen telde op het wedstrijdblad hoeveel spelers van Waterschei en Winterslag opgesteld werden. Bovendien had je de nieuwkomers, zoals Gerard Plessers die van Hamburg kwam. Die ploeg was geen echt team. Gerard werd op het plein tegengewerkt door sommige spelers, die hadden wij of de trainer wat meer moeten steunen.

“Een fusie heeft tijd nodig. Achteraf bekeken was het beter geweest als er nieuwe mensen aan de leiding waren gekomen die geen binding hadden met één van de twee vorige clubs. In de raad van bestuur waren er strubbelingen. Als vandaag een beslissing werd genomen, maakte een andere fractie die de volgende dag ongedaan. Uiteindelijk hebben we met een paar bestuurders in 1993/94 ons ontslag gegeven. De boel is pas echt gaan draaien zodra Jos Vaessen zich daar echt mee bemoeide. Zonder Jos was de fusie misschien mislukt. Op een zeker moment heeft hij de grove borstel gehanteerd. Onder Vaessen werd alles professioneler. Toen ik vertrok, bedroeg het totaalbudget 135 miljoen frank – 3,5 miljoen euro -, waarvan één miljoen euro naar de spelers ging. Daar betaal je nu twee of drie spelers mee.

“Op het vroegere stadion van Winterslag komt straks waarschijnlijk de busherstelplaats van De Lijn. Wij hadden met een man of zeven in de raad van bestuur aandelen gekocht in dat stadion. KS kocht die over, waarbij alleen de normale rente naar ons ging : de winst was voor de vereniging. Op die manier is iedereen die geld had gestoken in Winterslag terugbetaald. Nu ga ik af en toe nog eens kijken. Ik geniet nu zonder bang hart. Verder speel ik vooral golf.

“Ik mis het niet. Om het vijfde wiel aan de wagen te zijn ben ik niet gemaakt. Er gewoon bij willen zijn interesseerde me niet. De eerste drie, vier maanden knaagde dat, maar na een jaar niet meer. Je moet afscheid kunnen nemen.”

Albert Bijnens (72) lid van de raad van bestuur

Van 1978 tot de fusie in 1988 was Albert Bijnens voorzitter van Waterschei. Twee jaar na de fusie gaf hij zijn ontslag als ondervoorzitter van KRC Genk, maar vanaf 1994 maakte hij weer deel uit van het bestuur.

Albert Bijnens :“Als kind deed ik niets liever dan voetballen, maar ik mocht dat van thuis uit niet doen met een club. Eerst studeren, zei mijn moeder. Op een dag vroeg men mij of ik niet als advocaat van de club wilde optreden. Later kreeg ik telefoon van de voorzitter : hij zat aan zee, de ondervoorzitter in het buitenland. Aan het stadion stond een kandidaat-keeper. Trainer Jef Vliers had daarom gevraagd. Of ik dat eens kon afhandelen ? Ik was niet eens lid van het bestuur. Aan het stadion stond Vliers met een makelaar naast een boom van een vent. Ik zei tegen Vliers : gij hebt een goed schot, we gaan het plein op. Na een uur trappen op doel hadden we genoeg gezien. We pakten hem. Zijn naam ? Klaus Pudelko. Zijn eerste match, een vriendschappelijke tegen Winterslag, was een ramp. Hij kwam recht van Pirmasens in Duitsland, 600 kilometer met de auto, meteen de goal in. In geen tijd dook hij twee keer over de bal. Lachen dat die van Winterslag deden.

“Waterschei had veel volk, maar geen centen. Om geld te krijgen moesten we spelers verkopen. Op een dag kwam de manager van Pudelko met twee goeie spelers. De één, Heinz Gründel, kochten we. Moesten we de tweede niet hebben, vroeg de manager ? Ons geld was op, die manager nam die tweede man mee. Erwin Albert. Toen die Beveren aan de titel hielp, heb ik nog eens gevloekt.

“Toen Thyl Gheyselinck ons benaderde met een voorstel, moest je gek zijn om daar nee tegen te zeggen. Gheyselinck stelde ons drie vragen : hoeveel kost een nieuw stadion, hoeveel de uitbouw van een eersteklasseploeg en wat kost het om die te vernieuwen als het het eerste jaar niet lukt ? Op die laatste twee vragen antwoordden wij telkens 200 miljoen frank, samen 400 miljoen frank. Op de eerste vraag zei Jan Vandermeulen van Winterslag : 500 miljoen ! Dus vroeg Gheyselinck : willen jullie fusioneren als ik jullie 900 miljoen geef ? Uiteindelijk kregen we die som niet, want plots stond half Limburg op zijn achterste poten.

“Veel mensen riepen altijd : als ze fusioneren, komen we niet meer. Een paar zijn weggebleven, maar niet veel. Voor Gheyselinck was al een paar keer over een fusie gesproken. Waterschei was het best gelegen, maar daar wilde Winterslag niet spelen. Zij meenden dat er met de hulp van de gemeente een nieuw stadion gebouwd zou worden op het Sportcentrum. Toen we op de raad van bestuur van Waterschei stemden over de vraag of we zouden fusioneren als dat nieuwe stadion er kwam, was de uitslag zeven voor, drie stemmen tegen. Op dat moment stapte de voorzitter, die tegen de fusie was, buiten. We hebben hem nooit meer teruggezien. Na een jaar heb ik zijn functie maar overgenomen.

“Tien jaar was ik voorzitter van Waterschei. Als je bij wijze van spreken al elf geel-zwarte truitjes ophing, kwam er nog tienduizend man kijken. Ik heb de uitschakeling van PSG meegemaakt. Ginder verloren we met 2-0. Voor de terugmatch wilde ik de spelers toespreken. Niet nodig, vond Pier Janssen. ‘Vertel liever een mop’, zei hij. Pier had zich gruwelijk geërgerd omdat de Franse pers schreef dat PSG in Waterschet gingen spelen. ‘Voorzitter, maak u geen zorgen’, zei hij. ‘Als die morgen bij ons weggaan, weten ze wel waar we wonen.’ ’s Anderendaags wonnen we met 3-0. Een ronde later was Aberdeen te sterk. Vijf-nul héén. Vijf minuten voor tijd stond het in de terugmatch 1-0 voor ons toen Pier naar de scheidsrechter stapte. Die zei me achteraf dat Janssen hem vroeg : ‘ Pfiff af !’Prompt deed die man dat ook.

“Na de omkoopaffaire met Standard zat Waterschei op zijn tandvlees. Veel mensen bleven weg. Die fusie was een goeie zaak. Alleen jammer dat wij op dat moment naar derde waren gezakt, terwijl Winterslag miraculeus net in eerste was gebleven. Achteraf bekeken waren we beter in de tweede klasse gestart, met jonge spelers. Dirk Medved mocht ik namens de raad van bestuur een maandloon van 30.000 frank aanbieden. Bruto !

“Nu startten we met een ploeg die niet goed genoeg was voor eerste, plus Gerard Plessers. Dat was ook geen goeie zet. De andere spelers wisten dat die een vet contract had en dachten op het veld : ‘Shot jij die bal er zelf maar in.’ In 1990, twee jaar na de fusie, ben ik opgestapt omdat ik vond dat men het sportief niet goed aanpakte. De eerste jaren was de fusie niet zo geslaagd, het was praktisch Winterslag. Maar als je niet voldoende hebt om in eerste te spelen en je gooit er dan nog geld tegenaan zonder beterschap, wordt het nog erger. Wat veel kwaad bloed zette, was toen ze de Kroatische keeper Ivkovic kochten. Terwijl wij Ronny Gaspercic hadden, de keeper van Winterslag. Die vonden ze niet goed genoeg, ik vond van wel. Toen hield ik me maar bezig met de duivensport, mijn andere hobby.

“In 1994 vroegen ze me terug, toen voetbalde Genk in de tweede klasse. Na de eerste landstitel hebben we een hoop geld gepakt door spelers voor een flinke meerwaarde te verkopen : Davy Oyen, Jacky Peeters, Philippe Clement, Branko Strupar. Het geluk is toen geweest dat we het verstand hadden om te gaan bouwen. Met de toenmalige accommodatie waren we niet verder geraakt. Door het toebouwen van de hele ring raakten we wel in finan-ciële nood. Toen zijn een paar mensen opgestapt en ben ik interim-voorzitter geworden in afwachting van de komst van Jos Vaessen. Die heeft voor een financieel draagvlak gezorgd én een professionele organisatie. Zonder de komst van Vaessen hadden we sportief moeten inbinden.”

Pierre Denier (50)

Pierre Denier, zoon van een mijnwerker, speelde van 1974 tot 1988 bij Winterslag en kwam daarna vier jaar uit voor de fusieploeg KRC Genk. In 1992 werd hij assistent-trainer bij KRC Genk. Dat is hij vandaag, na veertien jaar, nog.

Pierre Denier : “Die vier jaren in het nieuwe Genk waren moeilijke jaren. Winterslag-Waterschei, dat was vroeger hét moment van het jaar. Maar de ene ging niet bij de andere kijken, want supporters gunden elkaar de recette niet (grijnst). Na de degradatie heb ik nog twee jaar in de eerste klasse kunnen spelen. Voor mijn afscheidswedstrijd, tegen Kortrijk, was ik geschorst omdat ik op Beveren mijn derde gele kaart had gepakt. Dat was een kleine domper, maar als dan negenduizend mensen je naam roepen en je vrouw en kinderen op het veld komen, doet dat toch wel iets.

“Ik heb mij met die fusie snel kunnen vereenzelvigen. Het was misschien beter een jaar of drie vroeger gebeurd, omdat bij Waterschei dan Lei Clijsters en Pier Janssen rondliepen en bij Winterslag Paul Theunis en Paul Lambrichts. Dan hadden we een grote ploeg gehad.

“De eerste twee jaar voetbalden we in Winterslag omdat het nieuwe stadion, hier in Waterschei, nog niet af was. Winterslag was amateuristisch, terwijl ik na de fusie niet wist wat ik meemaakte : je moest zelf je kleren niet meer wassen, je kon eten op de club, je was prof en alles werd voor je gedaan. Nu nog hoor ik van anderen hoe goed het hier is.

“Ik heb wel één probleem : ik kan niet vergelijken met andere clubs (grijnst). Vroeger heb ik wel eens aanbiedingen gekregen van andere clubs, maar ik ben iemand die kiest voor zekerheid. Die stap naar elders heb ik nooit durven zetten. Genk is een stukje familie van mij. Ik zit hier al 32 jaar op de eerste rij : de geur van de kleedkamer, de spanning, de ontlading, de teleurstelling, de euforie … prachtig. Het belangrijkste is dat ik voel dat ze mij hier willen houden, dat ik een stabiele factor ben.

“Ik heb mijn huis wit laten verven omdat ik dat graag zag en mijn vrouw wou de bruine ramen groen verven. Toen heb ik gezegd : blauw is ook mooi. Dus nu heb ik al een jaar of tien een wit-blauw huis. Twee weken geleden ben ik vijftig geworden en in mei wordt mijn vrouw vijftig. Dan komt er een groot feest, met mensen van de club erbij. Twee jaar geleden, toen we 25 jaar getrouwd waren, heb ik dat ook gedaan. Ik ben hier 32 jaar.”

“Vorig jaar kreeg ik van de stad Genk de trofee voor Sportverdienste omdat ik al dertig jaar actief ben in het Genkse voetbal. Ik laat veel voor het voetbal. Vorig jaar in juni hadden we vakantie en had ik een weekend geboekt met mijn vrouw. Uiteindelijk heb ik dat op het laatste moment nog afgezegd omdat Ariël Jacobs mij vroeg te gaan scouten in Noorwegen.

“De familie moet altijd kijken naar mij als ze iets willen organiseren : kan het voor Pierre of niet ? Toen ik net had overgenomen als hoofdtrainer deed mijn dochter haar communie. Dus ben ik na de mis met haar en mijn vrouw naar Oostende-Genk gereden. Het feest hebben we uitgesteld tot ik een keer vrij was.

“Toen mijn ouders vijftig jaar getrouwd waren, speelde ik met Genk tegen Gent. De hele familie was thuis aan het feesten en ik maakte op het veld een flater waardoor we met 0-1 verloren (lacht). Af en toe moet er een feestje wijken voor het voetbal. Omdat ik ook scouting doe, zijn er weken dat ik zeven dagen op zeven bezig ben. Ik moet zeggen dat ik een begripvolle vrouw heb.”

Thyl Gheyselinck (65)

Thyl Gheyselinck leidde als KS-manager de sluiting van de Limburgse steenkoolmijnen en de daaropvolgende reconversie. Hij stond daarmee ook aan de basis van de fusie tussen Waterschei en Winterslag in 1988. Nu woont Gheyselinck in Portugal.

Thyl Gheyselinck : “Simpel gesteld : met de mijnsluitingen was het duidelijk dat Winterslag en Waterschei het op sportief gebied moeilijk zouden hebben en dat de weerslag van de sluitingen op de woonwijken rondom negatief zou zijn. Daarvóór waren er al vele jaren gesprekken geweest over een fusie, die moeilijk lag omdat het twee roemrijke clubs waren. Maar met het effect van de mijnsluitingen en met de wetenschap dat wij als KS geld ter beschikking konden stellen, hebben we na gesprekken met de gemeente besloten het risico te nemen om een mooi, groot stadion te bouwen. De clubs zagen ook in dat het zo beter zou gaan. De aankondiging van het nieuwe stadion gaf de hele buurt wat meer prestige. Het stadion én de financiële hulp gaven de doorslag. Ik ben blij dat je nu ziet dat het lukt.

“De bedragen ben ik wat vergeten, maar het eerste wat we gedaan hebben, is het stadion gefinancierd. Dat was een enorme hulp. Het was niet meer dan logisch dat als je de mijn wegneemt, KS ook verantwoordelijk was voor een zekere hulp. De twee clubs, oorspronkelijk mijnwerkersploegen, waren geleidelijk weggezakt en werden, zeker in hun amateurtijd, gevoed door de mijnwerkersbevolking. Als je positief gelooft in de toekomst, maak je kans om succesvol te zijn. Dus de bevolking moest niet door het voetbal vergeten, maar het voetbal moest voor woningbouw zorgen en een optimistische sfeer creëren.

“Ik volg al mijn hele leven alles van sport, maar toen vond ik het goed om niet te veel bij de club betrokken te zijn. Het is zo gemakkelijk om dan in het bestuur te gaan … De eerste wedstrijd nodigden ze mij uit om te komen kijken en dat het stadion toen naar mij genoemd bleek, was een verrassing. Erg vriendelijk, maar ik had er niet om gevraagd, neen (lacht).

“Toen ik ben weggegaan, bleef ik KRC Genk volgen. Het zal mijn slaap niet beïnvloeden, maar de laatste vijf jaar zijn ze toch tot redelijke resultaten gekomen. Het is leuk om te zien dat KRC Genk nu met Anderlecht en Club Brugge meedoet. Het zou leuk zijn, mochten ze kampioen spelen.”

Dirk Medved (38)

Dirk Medved kreeg zijn jeugdopleiding bij Zwartberg en, sinds zijn twaalfde, Waterschei, waar hij anderhalf jaar met de eerste ploeg flirtte. Na de fusie voetbalde hij als negentienjarige één jaar voor KRC Genk. Tot voor kort baatte hij het Themacafé van de club uit.

Dirk Medved : “De huidige voorzitter van Genk, Harry Lemmens, is mij als jeugdvoorzitter van Waterschei bij Zwartberg komen halen. Maar ik was in mijn beginjaren eigenlijk supporter van Winterslag (grijnst). In die tijd was ik spits en scoorde ik vrij veel. Ik ben hier in de buurt opgegroeid en als je ziet wat er nu staat in vergelijking met onze tijd … Wij moesten het gras bij wijze van spreken zoeken en eerst de stenen wegrapen voor je een partijtje kon voetballen. Nu staat hier een van de mooiste stadions van België, zowel voor de A-ploeg als voor de jeugd.

“Ik kom uit de generatie van Van Geneugden, Olivieri, Vangronsveld, veel jongens die het als prof gemaakt hebben. We beschikten over een goede opleiding en we waren de karakterjongens omdat Waterschei toch een provincieclubje was in vergelijking met de ploegen uit de steden. Als jong broekventje uit de streek je opleiding krijgen met Gerard Plessers, die van Hamburg kwam, en Ivkovic van Sporting Lissabon, dat was fantastisch.

“Ook nu wil iedereen hier de kans krijgen of zijn zoon de kans gunnen hier te mogen voetballen. Maar het probleem is een beetje dat er weinig alternatieven zijn als een jeugdspeler te kort komt voor Racing Genk : je moet dan in de onmiddellijke omgeving al naar provinciaal niveau gaan of vijfentwintig kilometer uit de streek gaan. Genk trekt alle aandacht en sponsors naar zich.

“Vroeger was iedereen welkom, had je per leeftijdscategorie vier, vijf ploegen ; nu is er een selectie en wordt zelfs bij de jeugd uit de helft van België gerekruteerd. In onze tijd waren het meer jongens van rond de kerktoren. De eisen worden veel groter. Wij kregen als jeugdspeler sneller de kans omdat ze de toppers niet konden halen.

“Ik denk dat vooral de media en de buitenwereld problemen maakten rond die fusie en bijhielden hoeveel mensen er van de ene ploeg en hoeveel van de andere op het veld stonden. Supporters gingen bij derby’s tussen Waterschei en Winterslag ook niet naar elkaars stadion, omdat ze de ander de recette niet gunden. Maar een groot deel van de huidige supporters weet dat al niet meer. Nu komen de mensen ook van iets verder omdat Genk een familieclub is met ook spektakel naast het veld.

“Genks supporters zijn bijna uitsluitend Limburgers, terwijl Brugge, Anderlecht of Standard supporters over heel het land heeft. Met meer Europese successen zou het meer verdeeld zijn over het land.”

Hans Saris (59)

Hans Saris schreef als journalist onder andere voor het Belang van Limburg, het Nieuwsblad en de Standaard en was in 1993/94 algemeen manager van Racing Genk.

Hans Saris : “Dat Genk nog altijd de toonaangevende club is in Limburg, is geen toeval : de twee basisclubs die tot Genk geleid hebben, waren gerenommeerd.

“De interne problemen binnen de fusieclub raakten pas opgelost toen midden jaren negentig binnen Genk een van de twee clubs, Waterschei, dominant is geworden. Paul Heylen, een Waterscheiman, heeft daar een grote rol in gespeeld doordat hij vanuit de jeugd veel mensen kende. Als je de resultaten bekijkt, moet je zeggen : hij heeft het niet slecht gedaan.

“Al wat niet bij Genk betrokken was, bekeek wat er met de fusie gebeurde als competitievervalsing en staarde zich blind op de bedragen. Er is gesproken over de meest waanzinnige bedragen, 250, 300, 400, 500 miljoen frank … Bullshit natuurlijk. Aan de basis was het, denk ik, iets van een 145 miljoen. In eerste instantie was dat voor een nieuw stadion in Waterschei en een soort pretpark, golfterreinen, een shoppingcenter … In de eerste jaren heeft tegenkanting voor vertraging gezorgd en de ploeg jaren achteruitgezet.

“Het betekent niet dat je een gezonde club krijgt als je er twee met financiële problemen samengooit. Destijds bleken de schulden aan de kant van Waterschei nog groter dan aan de kant van Winterslag. Dokter Willems, de toenmalige voorzitter van Winterslag, had zijn fiat gegeven voor de fusie bij eerdere besprekingen, maar zei op de cruciale vergadering neen. Uiteindelijk is daarom een paar jaar later Albert Hermans, de latere ondervoorzitter, vanuit Winterslag binnen geloodst bij Waterschei om de fusie te vergemakkelijken.

“De fusie is niet op applaus onthaald op het moment dat ze tot stand is gekomen. Het is pas een succes geworden in de jaren negentig. Ik wil niks afdoen aan de verdienste van Aimé Anthuenis, integendeel, hij heeft de club veel bijgebracht, maar het succes kwam ook met toeval : Genk is niet gepromoveerd dankzij fantastische prestaties, maar via een gelukje omdat Seraing failliet ging en fusioneerde met Standard. Daardoor kwam er een extra plaats vrij en konden ze mee promoveren. Op dat ogenblik ging het ongelooflijk slecht : ze zaten met financiële problemen. Een aantal mensen van het Fenixproject was in de club gepiloteerd en deed daar dingen die erop duidden dat ze geen verstand van voetbal hadden. Dat heeft ervoor gezorgd dat de club van een bonus van 40 miljoen plots, midden de jaren negentig, naar een verlies van bijna 70 miljoen is gevallen op nauwelijks één jaar tijd.

“Op het moment dat de nood het hoogst was, heeft men Bart Goor aan Anderlecht kunnen verkopen, als pasmunt om de niet meer te overziene schuld af te lossen. Schulden waarvoor KS borg stond. Dus zo vanzelfsprekend was dat succesverhaal niet. Ik weet dat in die periode Anthuenis in de Caraïben op vakantie was en dreigde met ontslag als de club Besnik Hasi niet wou terugnemen van München. Branko Strupar kreeg geen contract meer. Uiteindelijk heeft hij er een gekregen voor een paar maanden, op aandringen van Anthuenis, en is hij tot afgod verklaard in België.

“Dat Genk zo regionaal verbonden is, is een voordeel in de zin van : die supporters blijven ons toch wel trouw. Maar als je wil doorgroeien, is het te flauw voor woorden om te zeggen : wij zijn Limburg. Limburgers zijn vaak veel te bescheiden. Waarom zijn wij máár Limburgers ? Als je kijkt wat Genk al gedaan heeft – op korte tijd twee keer kampioen, twee keer de beker -, wie kan dat behalve Club Brugge en Anderlecht nog zeggen ?

“Op een bepaald ogenblik moet je durven uitkomen waarvoor je staat en dat is naar mijn oordeel te weinig gebeurd. Het zal voor Genk altijd een probleem zijn om te concurreren met Anderlecht, maar waarom zou Genk niet de uitstraling van Club Brugge kunnen hebben ? Dan moet je initiatieven durven nemen, dat gebeurt te weinig. Dat heeft ook met de Limburgse mentaliteit te maken : te snel content.

“Maar Genk heeft – met vallen en opstaan, want er zijn ook veel beleidsfouten gemaakt – iets gedaan met het geld dat het gekregen heeft. Wat ze in Sint-Truiden vaak vergeten, is dat ze via Jef Cleeren destijds ook ontzettend veel voordelen hebben gekregen, maar daar nooit veel mee gedaan hebben.”

Marisa Di Lorenzo (34), verantwoordelijke horeca en events

Marisa Di Lorenzo staat onder meer in voor alle mogelijke evenementen die in het Fenixstadion georganiseerd worden, van seminaries tot huwelijksfeesten.

“Vóór ik hier mocht beginnen, moest ik eerst voor de raad van bestuur verschijnen. Ik was het kamertje nog niet goed binnen toen Jos Vaessen al zijn eerste woorden tot mij richtte : ‘Juffrouw, u hebt één heel groot nadeel.’ Ik schrok ongelooflijk en vroeg me af hoe die in godsnaam al dingen over mij kon weten. ‘U bent een ontzettend knappe vrouw’, vervolgde hij. Zonder nadenken heb ik hem onmiddellijk geantwoord : ‘Jos, daarvoor moet je me niet nemen. Je moet me binnenhalen voor mijn capaciteiten.’ Soms wordt daar nu nog mee gelachen. Achteraf heeft hij tegen mij gezegd dat het dankzij die repliek was dat ze uiteindelijk de knoop in mijn voordeel hebben doorgehakt.

“Mijn vierde seizoen bij RC Genk is dit ondertussen en ik ben enorm blij dat ik hier terechtgekomen ben. Er zijn een heleboel dingen die me hier aanspreken. Iedereen kan hier heel goed overweg met iedereen. De sfeer onder de collega’s is heel goed. We hebben allemaal heel veel werk, maar helpen elkaar altijd uit de nood. Er is steeds wel iemand die zegt : ‘Schuif maar een stapeltje naar mij door, ik help je wel.’

“Ik kijk ook graag naar voetbal, je dient een zekere affiniteit met het spelletje te hebben. Ik heb vroeger zelf nog gespeeld, dat is dus geen probleem. Er is ook de ambiance in het stadion … Ik kan geen negatief punt vinden. Eentje misschien ; dat ik veel uren moet kloppen. Maar daar krijg je een hoop positieve dingen voor in de plaats.

“Maar ik mag niet zeggen dat ik mijn werk leuker vind dan het voetbal zelf. Elke keer weer, als onze jongens uit de spelerstunnel komen, komt elk haartje op mijn armen recht. En ja, ik heb Italiaanse roots, zoals veel supporters. Dat impliceert dat ik beschik over een iets heviger karakter, nog dat tikkeltje vuriger ben. Mijn vriend moet regelmatig eens zeggen : ‘Marisa, kalm hé !’ Zoals onlangs, toen in Anderlecht een fan van paars-wit mij een opmerking gaf omdat ik steeds rechtsprong toen Genk een doelkans kreeg. Dan laat ik me niet doen.

“Mijn vriend Frank heb ik trouwens ook hier leren kennen, op een mosseldag van de jeugd. Hij traint de min-9-jarigen. Als ik het zo eens op een rijtje zet, heeft RC Genk mijn leven danig veranderd. In de goede zin, welteverstaan. Ik kan me niet voorstellen dat ik dit ooit nog loslaat. Ik praat over niks anders meer. Als ik vrienden tegenkom, altijd is het gespreksonderwerp : de club.”

Kristof Vliegen (24), tennisser

Kristof Vliegen is een fervent supporter van Genk. Als hij in het land is en de Limburgers spelen thuis, zit hij in de tribune.

“Ik ben in de buurt van Genk geboren en opgegroeid. Ik volg Genk nu toch al vijf à zes jaar vrij intensief. Het verschil met vroeger is dat ik nu tijd máák voor Genk, terwijl ik het op jongere leeftijd enkel volgde als ik niet met andere zaken bezig was.

“Ik moet eerlijk toegeven ; als ik naar het Fenixstadion ga, is dat in sterke mate voor de ambiance die je er vindt. Op en rond een tennisveld moet het altijd muisstil zijn en ik heb dat eigenlijk wel graag, dat er een beetje gezang bij een sport komt kijken. Ik mis dat een beetje in het tennis.

“De ambiance bij Genk is de beste die ik ken. Ik heb de aftrap gegeven van Standard-Anderlecht. Daar is het ook wel spectaculair om die liedjes te horen, dat roepen en tieren. Maar daar gebeurt het soms ook op een onsportieve manier. Volgens mij hoor je dergelijke zaken niet in het Fenixstadion.

“Ons publiek is bovendien op een positieve manier kritisch. Als een ploeg niet goed draait, beginnen supporters bij andere clubs snel te fluiten. Bij Genk zijn de fans ontevreden als hun ploeg verliest, maar keren ze hun team de rug niet toe.

“Als ik een match van Genk volg, kijk ik meestal naar het conditionele aspect, naar hoe die jongens er na negentig minuten nog staan. En naar de ploeggeest. Dat laatste zit dit seizoen weer bijzonder goed, merk ik. Loopt iets mis, dan tonen vier à vijf man zich telkens bereid om de steek die een ander liet vallen, op te rapen. Dat zie ik bij andere ploegen soms minder.

“Misschien heb ik extra oog voor dat groepsaspect, omdat ik ook dat niet heb in het tennis. Eigenlijk zoek ik in het voetbal de zaken die ik in mijn eigen sport mis. Tennis en voetbal zijn tegenpolen, misschien daarom dat ik me tot beide aangetrokken voel.”

Marc Pauly (41), voorzitter van de Overkoepelende Supportersvereniging (OSV)

Marc Pauly is de vertegenwoordiger van de supporters bij de club. De OSV is de koepel boven dertig officiële supportersverenigingen van RC Genk.

“Voor het 26ste seizoen op rij heb ik dit jaar een abonnement, eerst bij Waterschei, nu bij Genk. Racing Genk staat in sterke mate open voor het supportersgebeuren. Dat gaat van medewerking aan sfeeracties tot spelers die een school hier in de buurt bezoeken. Wij hebben hier als supporters niet te klagen. Zo lang men binnen de lijnen blijft van de nationale voorschriften, kan er heel veel bij Genk. De club stelt trouwens ook een bepaald budget ter beschikking van de supportersverenigingen, waarmee bijvoorbeeld trommels gekocht kunnen worden.

“Vorig jaar hebben we een kartingavond georganiseerd met de spelers- en trainerskern en afvaardigingen van de verscheidene supportersclubs. We deelden iedereen in teams in en verbonden aan elke ploeg een speler of trainer. Ik weet nog dat Bob Peeters een ploegmaat die beter was, op een bepaald moment van de baan heeft gereden. (lacht)Hugo Broos stond vorig jaar open voor een dergelijke activiteit en zei op het einde van de avond dat het best voor herhaling vatbaar was. Veel van wat kan en mag, hangt af van de trainer. Wij hebben daar al heel goede ervaringen mee gehad, met Anthuenis en Vergoosssen. Maar Vandereycken was dan weer het andere extreme, daarbij mocht bijna niks.

“Enkele weken geleden zijn we gaan winnen op het veld van Sint-Truiden. De woensdag na die wedstrijd, op Allerheiligen, hebben we als supportersvereniging appeltaart naar het spelershome gebracht. We houden ook geregeld infovergaderingen waarop supporters met een deel van de trainers en de spelers kunnen praten.

“Als ik de modale supporter van RC Genk moet typeren, is punt één : een heel sterk Limburggevoel. Vanuit de rest van België wordt vaak een beetje neerbuigend gedaan over de Limburg, terwijl wij fier zijn om Limburger te zijn. Ten tweede is bij de doorsnee-Genksupporter het familiale aspect heel belangrijk.

“Als je families naar het stadion wil halen, moet je zorgen voor comfort en veiligheid. Waar een man alleen misschien al wat minder bang is van hooliganisme, dient een vrouw geen twee keer te moeten gaan lopen of ze komt niet meer. Qua comfort beschikken we over een heel mooi stadion met zitplaatsen, verwarmde wandelgangen, een drankgelegenheid om de twintig meter en verzorgde toiletten. Dat laatste zie ik nergens anders.”

Louis (60) en Rita (49) Colemont-Kellens, conciërges

Louis Colemont en Rita Kellens wonen al elf jaar in het Fenixstadion. Ze doven er elke avond elk licht, sluiten er elke avond elke deur en staan op elk uur van de dag paraat voor iedereen.

Louis : “Op mijn veertiende was ik al aangesloten bij een supportersclub van Waterschei. Tien jaar later heb ik Rita leren kennen. Zij vond voetbal aanvankelijk maar een saai spelletje. En toch ging ze mee naar wedstrijden kijken. Misschien omdat ze vooral bij mij wilde zijn. (lacht)

Rita : “Ik had ook vijf broers. Het was voor mij niet zo evident om er onderuit te komen.”

Louis : “Toen we Waterschei al ettelijke jaren volgden, heeft de club ons gevraagd of we conciërges wilden worden. Als je een supporter in hart en nieren bent en dat wordt je plots aangeboden, is dat een droom die in vervulling gaat. Als ze je plots zeggen : je mag daar gaan wonen, is dat fantastisch.”

Rita : “We hebben er nog geen moment spijt van gehad dat we toegehapt hebben. Onze taak is voornamelijk : ervoor zorgen dat de deuren op de juiste momenten open of gesloten zijn en lichten aansteken en doven. Voorts neem je bestellingen aan als er niemand meer is, breng je mensen die naar een zaal komen kijken, naar de juiste plaats.

“Het is wel drukker dan vroeger. Nu is dit een echt bedrijf, wij hebben een fulltime job. Er hangt een echte waslijst van klussen die we moeten klaren. Nooit is er niets te doen.”

Louis : “Maar RC Genk heeft ondanks die groei niks aan charme ingeboet. Integendeel. Je bent er nooit meer zeker van dat je een halfuurtje ongestoord naar tv kan kijken of kan eten, maar wij zien Genk nog altijd even graag. En als we hier op een moment moeten vertrekken, kopen we ons onmiddellijk een abonnement.

“Ik denk niet dat wij nu per jaar gemiddeld één wedstrijd missen. Toen het een paar seizoenen geleden minder goed ging, hebben we eens beslist om niet mee te gaan naar Moeskroen. Zo ver, weer al die uren in die bus, weinig supporters. Ik verzeker je : dat nooit meer. Dan zit je hier thuis tegen mekaar op te grommen, te snauwen tegen de sterren op. Voor onze relatie is dat niet goed, een wedstrijd missen. (lacht)

Patrick Claesen (41), deejay

Patrick Claesen, alias Pat Krimson, trad vroeger met 2 Fabiola herhaaldelijk op vóór belangrijke matchen van RC Genk en duikt ook nu nog geregeld op in de tribunes.

“Mijn vader nam me vroeger altijd mee naar Winterslag, zelfs toen ik amper twee was. Ik heb daar nog op bierbakken gestaan om een glimp van de match te kunnen opvangen. Ik knipte als kleine jongen alles uit de krant wat met de club te maken had en plakte dat in boeken. Ik heb er nog altijd spijt van dat ik die bij een verhuis kwijtgeraakt ben.

“In de tijd van Strupar en Oulare ging ik naar elke wedstrijd kijken, thuis en op verplaatsing. Ik herinner me zo nog een legendarische avond in Albanië. We moesten er in Tirana aan de slag tegen Apolonia Fier. Dat was een heel dure trip. Uiteindelijk vergezelden maar twee supporters de ploeg naar ginder : een advocaat uit Genk en ik. Met twee blauwhemden stonden we daar tussen duizenden plaatselijke supporters. Na ongeveer een kwartier kwam Genk op voorsprong en werden die mensen zo vijandig dat we moesten gaan lopen. Uiteindelijk heb ik de rest van de wedstrijd op de bank gevolgd.

“We wonnen die match met 1-5 en hebben achteraf in het hotel een wild feestje gebouwd. Ik heb Branko Strupar daar nog in het zwembad gezwierd. Even later deed hij hetzelfde met mij en je kan je voorstellen dat het niet lang duurde vooraleer iedereen in het water lag. Volgens mij is op die bewuste avond de vriendschap gesmeed die Genk op het einde van dat seizoen kampioen heeft gemaakt. De groep hing daarna zo sterk aan elkaar. De rest van het seizoen heeft die ploeg op wolkjes gespeeld. Het was een geweldige avond in Tirana. Ik heb er toen nog enkelen naar hun kamer moeten brengen, omdat hen dat op eigen kracht niet meer lukte. (lacht)

“In dat successeizoen traden Zohra en ik met de groep 2 Fabiola in het stadion op vóór alle belangrijke wedstrijden. En – vreemd genoeg – het was elke keer kermis als wij vóór de match ons ding gedaan hadden. Dan won Genk altijd met drie of vier doelpunten verschil. Tien keer traden we op, tien keer wonnen ze. Op den duur begon alleman te geloven dat dat geen toeval meer was. De elfde keer werden Zohra en ik voor aanvang van de wedstrijd met een helikopter in het stadion gedropt. Toen zou het gaan gebeuren, tegen Anderlecht zouden we kampioen spelen. Maar we verloren. De week nadien traden we weer op, in Harelbeke. En toen was de titel binnen. Maar één smetje op ons blazoen. (lacht)

“In de afgelopen jaren was ik een beetje vervreemd van Racing. De ploeg was wat op de sukkel, ik zat in Ibiza. Maar die liefde, die blijft. Ik bleef het volgen via de krant en via teletekst. En het deed me enorm veel plezier toen ik zag dat ze dit seizoen weer enkele Belgische spelers gekocht hadden, karakterjongens.

“Ook de manier van spelen is weer Genkwaardig, merk ik nu ik weer in België ben. Dat wil zeggen : vooruit spelen, aanvallende intenties, met je hart spelen, je ervoor leggen. We mogen zelfs verliezen. Als de spirit op het veld maar naar de supporters wordt overgezet. Dat was een paar jaar weg.

“Ik probeer stilaan weer wat meer te doen, wat hulp te bieden aan de mensen die sfeer proberen te maken in het stadion, door bijvoorbeeld wat muziek voor hen te mixen. Eric Gerits heeft me nu gevraagd ook wat nieuwe intromuziek te maken om ambiance te creëren als de spelers het veld betreden. Ik stel me openlijk kandidaat voor een functie bij Racing Genk.”

Jelle Vossen (17), jong talent

Jelle Vossen is een jeugdproduct van RC Genk. In de tweede helft van dit jaar werd hij overgeheveld naar de A-kern. Begin vorige maand maakte Vossen tegen Germinal Beerschot zijn debuut bij de eerste ploeg.

Jelle Vossen : “Ik was twaalf jaar toen een scout van Genk me kwam wegplukken bij Tongeren. Noem het gerust een droom die uitkwam. Ook in die tijd stond deze club al bekend om zijn prima jeugdopleiding. Jongens uit Bilzen, zoals ik, bestempelden het een beetje als de hemel. Het is de beste club van Limburg. Zelfs mijn vader – nochtans een fervente supporter van Club Brugge – vond het een hele eer dat zijn zoon bij Genk mocht spelen.

“De jeugdopleiding die ik hier doorliep, was nog mooier dan ik ze me had voorgesteld. Er wordt heel professioneel gewerkt. Alles staat onder de leiding van Roland Breugelmans en Ronny Van Geneugden. Zij volgen alles bijzonder nauwkeurig op : hoeveel keer per week je traint, wat je doet op training, noem het op. Van Geneugden, die weet volgens mij echt alles van iedere speler. Als jongere kun je niet beter zitten dan in Genk. Deze club beschikt ook over de beste accommodatie in dit land. En alsof dat allemaal nog niet volstaat, ligt het jeugdcomplex ook nog eens vlak bij het Fenixstadion. De kinesisten en dokters zijn altijd in de buurt. En ook voor het gevoel maakt dat een wezenlijk verschil. Als je bij de jeugd speelt en je ziet dat grote stadion even verderop, geeft je dat een enorme boost om daar in de toekomst te kunnen voetballen. Dan ga je volgens mij nog altijd een tikkeltje meer je best doen dan wanneer het jeugdcomplex zich kilometers verderop bevindt.

“Als het dan uiteindelijk lukt om bij die A-kern te raken, moet je toch even in je arm knijpen hoor. Vorig jaar stond ik op de staantribune nog te kijken naar de wedstrijden, tussen de supporters. En diezelfde fans ga ik nu na de wedstrijd groeten vanop het veld. Dat geeft een heel apart gevoel.”

KRISTOF DE RYCK, RAOUL DE GROOTE, JAN HAUSPIE, GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content