Ging jij als kind soms ergens aardbeien stelen?

“Nee. Ik groeide op in het centrum van Mol, ik was een stadsjongen. Ik was ook braaf; op school deed ik flink mijn best.

“In de klas was aardrijkskunde mijn favoriete vak. Ik leerde de wereldkaart uit het hoofd aan de hand van voetbalclubs. Als je mij nu een club noemt, kan ik je meteen zeggen waar die speelt. Ik was ook al vroeg in de ban van mensen die in het buitenland werkten. En later zag ik een documentaire over Henri Depireux, die trainer werd van Kameroen. Ettelijke keren bekeek ik die cassette. Ik heb ze nog altijd.

“Ik wou ook in het buitenland gaan voetballen, maar niet bij Real Madrid of Chelsea. Vooral Scandinavië sprak mij aan. Nadat ik bij Lommel, Geel en Westerlo gespeeld had, voelde ik wel dat ik het als voetballer nooit zou maken. Rond mijn 17e wist ik al dat ik trainer wou worden. Omdat ik bedacht dat ik in trainerscursussen al het tactische en fysieke zou leren, maar niet het psychologische luik, ging ik aan de universiteit psychologie studeren.”

Wil u in een vliegtuig ook altijd aan het raampje zitten?

“Nee, aan de gang. Omdat ik bijna 1,90 meter ben, kan ik wel wat extra beenruimte gebruiken.

“Ik zat de laatste drie jaar op zo’n driehonderd vluchten. Ik heb daar geen problemen mee, al beleefde ik in de loop der jaren ook minder aangename vliegervaringen. Toen ik voor het eerst naar de Faeröer vloog, om er te gaan voetballen, moest de piloot tijdens het landen plots snel weer omhoog, anders zouden we een rots geraakt hebben. Op de Faröer is er altijd veel wind en mist. De landingsbaan daar, een van de kortste ter wereld, ligt tussen heuvels en ervoor en erachter is er de oceaan.

“Een andere markante ervaring beleefde ik in Angola. We moesten er met de nationale ploeg van Namibië naartoe en vlogen met een privéjet. Het toestel kraakte langs alle kanten en in de deur van het toilet zaten gaten. We landden ergens om te tanken, maar daar bleek er geen benzine te zijn. Dus stegen we weer op en vlogen we wat verder, om ergens anders te tanken. Op die plaats moesten we het vliegtuig uit. Terwijl we in het gras naast het vliegtuig wandelden, werd plots geroepen: ‘Pas op, landmijnen!’ ( lacht) Bij zulke reizen denk ik weleens: komt dit wel goed?”

Klopte er in Afrika al eens een dame op de deur van je hotelkamer om je vervolgens te begroeten met de woorden: ‘Bonjour, ici l’amour’?

“Nee, maar als trainer krijg je ginder soms wel sms’jes. Het gebeurde ook al dat ik naar een match zat te kijken en dat er dames naast me kwamen zitten en letterlijk zegden wat ze wilden.” ( lacht)

Welke vrouw zou je eens de mooiste plekken willen laten zien die je al bezocht?

Catherine Van Eylen; een intelligente dame met uitstraling. Als ik haar ergens mee naartoe zou mogen nemen, zou ik de Faeröer of Namibië kiezen. Maar eigenlijk kwam ik al op veel plekken waarvan ik dacht: hier zou ik kunnen wonen. Ik had dat bijvoorbeeld ook in Jordanië en Qatar. Veel mensen oordelen en veroordelen op basis van dingen die ze niet weten.

“In België gaat het er vaak individualistisch en materialistisch aan toe. Er bestaan ook nog plaatsen waar mensen an sich belangrijk zijn. Terwijl veel Belgen niet eens interesse hebben in hun buren, zijn op de Faeröer de deuren van de huizen nooit op slot. Er zijn geen deurbellen en er wordt ook niet geklopt. Je gaat gewoon binnen, trekt je schoenen uit en kijkt of er iemand thuis is. Is er niemand, dan ga je weer weg.”

Moet jij na het eten soms de knop van je broek openzetten?

“Nee, vreemde eetgewoonten vallen weleens tegen. Op de Faeröer schotelden ze me ooit walvis voor, dat kreeg ik niet naar binnen. In Afrika kreeg ik dan weer eens gegrilde worm op mijn bord, maar dat smaakte nog niet zo slecht. Vooral in Ethiopië lag de spicy eetcultuur me niet. Daar werd ik in zowat elk restaurant ziek, alleen bij de Chinees niet.” ( lacht)

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content