Dender speelde zaterdag een belangrijke wedstrijd tegen FC Brussels en verloor. Een nederlaag met zware gevolgen. ‘Nu laatste staan betekent de hele maand november laatste staan. En dat is, gezien onze inzet in elke wedstrijd, heel teleurstellend.’

Ruim 700 inwoners van Asse gingen zaterdag kijken naar Brussels-Dender. Een speciale actie opgezet door de thuisploeg, die in deelgemeente Zellik traint en wat terug wilde doen. Dendertrainer Jean-Pierre Vande Velde, die in Asse woont en daar al op zijn 26ste trainer werd, kende ze quasi allemaal en hoopte dat ze ook een beetje voor hem zouden supporteren. Asse is zijn biotoop, alle sportliefhebbers oude bekenden. Sabine Appelmans weet hij wonen, Ivan Sonck komt hij geregeld tegen tijdens zijn wandelingen of joggings met zijn Mechelse scheper en oud-wielrenner Dirk De Wolf is een goeie bekende met wie het leuk doorzakken is.

We hebben afgesproken op zaterdagmorgen om tien uur aan het zwembad van Asse. Vande Velde woont honderd meter verder. Het regent oude wijven. Aanleiding voor het gesprek is de degradatietopper tegen Brussels, de locatie een beetje speciaal. Een gesprek al wandelend. Elke dag laat de trainer van Dender zijn jonge hond ronddartelen in de veldwegen achter zijn huis. Meestal wandelend, een keer of drie per week lopend. Op zaterdag is dat een tocht met een speciale inhoud, dan houdt de trainer even halt bij de kruiskapel in de buurt. Een moment van bezinning, is het, een korte babbel met God.

Een kerkganger is Vande Velde niet, tenzij voor begrafenissen van bekenden, maar dit ritueel houdt hij al meer dan dertig jaar aan. In zijn huis brandt een kaars, door een vriend meegebracht van een bedevaart naar Halle. De hond kent het ritueel, het speelse verdwijnt even, twee poten leunen op de bank, onbeweeglijk wacht hij tot baasje klaar is.

Moet God zich bezighouden met de resultaten van Dender, vragen we. Vande Velde schudt het hoofd : “Dat is het niet. Ik vraag wat steun, maar zie het eerder als een moment van bezinning. Ik voel me daar goed bij, het geeft me kracht. Altijd de dag van de wedstrijd, desnoods sta ik er vroeg voor op. Noem het een ritueel.”

Tijdens de iets meer dan zeven heuvelachtige kilometers die de ene keer nijdig klimmen en vervolgens steil dalen, overdenkt hij nog een laatste keer de tactiek voor de wedstrijd. Hoewel … Vande Velde : “De nacht voor een wedstrijd is de enige waarin ik goed slaap. Omdat ik dan al een keer de hele match heb gespeeld. De hele week ben ik zenuwachtig en onrustig, en soms word ik na drie uur slaap alweer wakker en komt er niks meer in huis van rusten, maar op vrijdag valt alle spanning van me af. Ik weet nu al wat ik vanavond aan de rust ga doen bij die of die stand. (overloopt de mogelijkheden, de veldbezetting, zijn aanpassingen) Straks vraag ik de spelers : wat denken jullie, wat gaan we doen ? Maar alles zit al in mijn hoofd.” Waarop hij alle kwaliteiten en gebreken van de tegenstander begint op te sommen.

Hij is voor het eerst proftrainer – nam op zijn werk bij de Vlaamse Gemeenschap verlof zonder wedde – en wil de zaken serieus aanpakken. De resultaten laten hem in de steek, maar nu hij proefde van het bestaan als proftrainer, wil hij dat blijven. Zo hoog mogelijk, liefst in de eerste klasse. Mét Dender. En dus heeft hij oog voor álle details.

Geen punten, geen premies

Helaas vertaalt die ernst zich niet in resultaten, constateren we, schuivend door de modder, gegeseld door horizontale regenvlagen. Teleurstellend of verwacht, deze tussenstand van zaken, een laatste plaats in de rangschikking na dertien wedstrijden ? Vande Velde : “Verwacht niet, teleurstellend wel. Ik had verwacht dat we bij de laatste vijf zouden staan, maar niet de allerlaatste.”

We zoeken naar oorzaken. Aan inzet ligt het niet, de groep werkt keihard en toont heel veel inzet. Probeert te voetballen, elke week weer. Maar het rendeert amper. Een kwestie van kwaliteit ? Vande Velde : “Het verschil met veel ploegen is dat zij drie, vier toppers hebben die het verschil maken. Dat hebben wij niet, onze ploeg moet het hebben van het geheel, van compact voetbal.”

Resultaten bepalen de sfeer en die was voor de wedstrijd tegen Charleroi twee weken geleden niet goed. Te veel interne irritatie. Vorige week ging het weer beter, constateerde de trainer. “Met vier, vijf punten meer is iedereen tevreden, voel je ergens een beloning voor dat harde werk, lach je en maak je plezier. Dat is nu minder.”

Er wordt immers amper verdiend. Voor de wedstrijd van zaterdag deed de voorzitter een extra inspanning door een iets hogere premie te beloven. Geen dubbele, zo rijk is de club niet. Toch was de geste welkom. Vande Velde : “De meeste jongens zijn voor de eerste keer prof en dan verwacht je na drie schitterende jaren – verscheidene spelers hebben de promotie van drie naar twee en van twee naar een meegemaakt – dat je die lijn doortrekt. Ze worden nog altijd vooral per punt betaald en de blijheid van weleer zet zich om in frustratie. Er komt weinig binnen. Ik heb hier een jongen zien wenen na een verloren wedstrijd. ‘Ik heb twee kinderen,’ zuchtte hij, ‘wat nu, coach …’ Geen enkel punt hebben we gepakt in oktober, dat weegt financieel door. Dan zeg ik : ‘Kop op, we gaan er alles aan doen opdat het zaterdag toch eens lukt.’ Dat het zo hard zou aankomen bij de jongens, hebben we niet verwacht. Ik heb veel steun aan Patrick ( Asselman) en onze keeperstrainer Wim ( Moyson). Samen proberen we er alles aan te doen om de sfeer goed te houden. In het begin drijf je op het enthousiasme van een nieuw avontuur. Je pakt regelmatig een punt. Nu niet en – ik moet daarin eerlijk zijn – de sfeer is daardoor minder goed. Ze moeten mij niet komen zeggen dat ze voetballen voor hun plezier of de mooie ogen van Rita (zij zorgt ’s middags voor het eten, nvdr). Dat is niet waar. Ze spelen om het geld en de punten. Pas daarna komen de supporters, de club en de rest.”

Ondanks het hondenweer komen we nu en dan een oude bekende tegen. Is het anders trainen, in deze omstandigheden ? Helemaal niet, klinkt het eerst beslist. Maar dan komt de nuance : “Je kunt wel iets minder scherp zijn en minder van je spelers eisen. En je kunt minder het conflictscenario zoeken om een speler beter te maken. Nu zalf je meer. Ze missen al een keer hun voorzet, je knijpt wat meer een oogje dicht, of zegt ‘Komaan, volgende keer beter.'”

Kan hij dan nog zichzelf zijn als trainer ? Vande Velde : “Ik vind van wel. Je moet een krijger zijn, niet alleen als speler maar ook als trainer. Ik vind het ook sneu dat we minder kunnen lachen, dansen en feesten, maar probeer toch mijn scherpte te behouden, zeker nu, omdat deze weken cruciaal zijn voor de club. Verliezen van Brussels betekent heel november laatste staan, want de competitie ligt nu een tijd stil. En dat is geen mooi beeld. Ook psychologisch is het zwaar. Straks komt Genk en daarna moet je ook nog tegen Waregem, Standard en Gent aantreden. Geen makkelijke wedstrijden.”

Hij gebruikte vorige week dan ook alles om hen op te peppen, zelfs wat er onlangs bij de tegenstander gebeurde. Vande Velde : “Ik heb het opgenomen voor de Afrikanen, vond dat ik moest inpikken op wat Johan Vermeersch minder goed deed. Zo heb ik HenriMunyaneza toegesproken. Henri, zei ik, soms zeggen we ook dingen tegen elkaar. Ik zeg soms : er is niks beters dan een goed pak friet met pickles en muyanais. Henri weet dat ik zoiets zeg om te lachen, maar You Oumouri pikte daar toch op in. ‘Coach,’ vond hij, ‘jij zegt dat wel om te lachen, maar Vermeersch meent dat.’ Hij prikkelt op een agressieve manier, ik probeer het spontaan te houden. Een Afrikaan heeft het daar makkelijker mee, hij moet voelen dat je met hem bezig bent.”

Munyaneza is zijn diepe spits, een harde werker maar o zo wisselvallig. Vande Velde : “Speelt hij tegen zwakke broertjes, dan is hij top. Speelt hij tegen topploegen die wat nonchalant zijn, dan is hij top. Maar als hij tegenover een tegenstander komt die weet hoe je hem moet aanpakken, dan zal hij minder goed spelen. Dat heeft te maken met zelfvertrouwen, beleving. Dan moet ik roepen, want we hebben hem zo nodig. Hij is de enige die diepgang creëert.”

Operatie organisatie mislukt

Met 22 tegengoals is de defensie geen toonbeeld van stabiliteit. Het was voor de trainer al zoeken naar het juiste evenwicht tussen de kwaliteiten van zijn spelers, hun verlangens en zijn opvattingen over voetbal. Een duidelijk wankel compromis werd intussen bereikt.

Vande Velde probeerde eerst een 4-4-2 uit, maar dat werkte niet. Op een zeker ogenblik kwam vanuit de groep de wens om met drie centraal achterin te spelen. Met succes uitgevoerd op Westerlo en Mechelen, maar soms kan dat niet, vind hij : “Namelijk als de tegenpartij met maar één man diep speelt, zoals Moeskroen of Brussels. De groep reageerde wat verbolgen omdat we het tegen Moeskroen niet met drie man aanpakten. Maar ik zei : ‘Sorry, als je niet beseft dat het daar niet met drie kan, dan begrijp ik dat niet.’ Ik verkies altijd vier achterin. Dan heb je een dubbele flank, twee spitsen, centraal automatismen, een normaal gevarieerd spel. Maar als een groep zich daar niet goed bij voelt, moet je van je principes durven afstappen. Je moet spelen naar hun kwaliteiten, niet koppig jouw zin doen. Ik moet geen gelijk halen, ik moet winnen, al zou ik dat liever proberen met het voetbal van vorig jaar en twee jaar geleden : spel in één tijd en over de grond. Maar wellicht hebben we daar in de eerste klasse net niet de kwaliteiten voor.”

Mist de ploeg in zijn geheel niet wat leepheid, suggereren we ? Vande Velde : “Klopt. Iets te weinig smeerlap, iets te weinig trukendoos, iets te weinig ondervinding. Ik pleit elke week voor respect voor de tegenstander, maar je moet je wel niet laten doen. We zijn te weinig bandiet. Daar hebben we volgens mij niet goed ons best in gedaan, algemeen mogen we zelfs zeggen dat de transfers … Ik zal niet zeggen tegenvallen, dat is overdreven.”

Maar ze waren vooral offensief gericht en daar vond men, met amper acht goals, evenmin rendement. Daar zat een redenering achter. Als verdediging dacht men genoeg in huis te hebben. Uiteraard, zegt de coach, wisten ze ook het hen aan een klasbak ontbrak. “Maar je moet daarin eerlijk zijn : een João Carlos kunnen we ons niet permitteren. Deze club heeft er alles aan gedaan om iets te proberen, maar als je naar de GB gaat met 25 euro kom je met heel andere producten thuis dan met 250 euro.”

De ploeg moest ook in veel tegelijk investeren : behalve accommodatie en licht ook in een ploeg die in één ruk van derde naar eerste promoveerde en om sentimentele redenen misschien niet altijd de juiste beslissingen nam. Groeipijnen, noemt de coach het. Maar dat is niet dé reden waarom ze onderin staan. Dat komt door pech, gekoppeld aan een gebrek aan ervaring en een verschil in klasse. Vande Velde : “Dat heeft te maken met ervaring en die snelle doorstroming van drie naar een. Je maakt fouten, onvermijdelijk. Jongens die mee promoveren, je doet daar logischerwijze als ploeg wat sentimenteel over en houdt die. Ze doen het ook goed, begrijp me niet verkeerd, alleen mis je misschien in elke lijn wat ondervinding om die jongens beter te laten spelen.”

Zet Steven De Petter aan de zijde van Olivier Doll en het zal een heel andere verdediger zijn. Vande Velde : “Een klasbak. Waarom speelt Doll nog goed bij Lokeren ? Omdat hij naast een klasbak staat. Maar waarom is João Carlos ook zo goed ? Omdat hij als nonchalante klasbak weet dat er iemand in zijn rug staat die de man pakt en zijn steken opraapt. Het type De Man zou bij ons goed hebben gewerkt. Al zo veel meegemaakt bij Anderlecht dat hij hier onze João Carlos had kunnen zijn.”

Het is zo’n verschil tussen de eerste en de tweede klasse, bedenkt hij, ook offensief, terwijl hij het rijtje spelers afloopt en er ook die van Mechelen bijneemt. De uitblinkers in de tweede klasse vorig seizoen hebben het bij beide ploegen stuk voor stuk moeilijk. Nong, Vleminckx, Kielo Liezi, in zijn ploeg Sylla, hij haalt het aan als motivering om het vertrek van Gunter Thiebaut, vorig seizoen topschutter, goed te praten. “Gunter is een klasbak in de zestien, maar hoe vaak voetballen wij daar ? Al die anderen maakten vlot goals in tweede, maar amper of niet in eerste. Er is zo’n immens verschil …”

Niet laten afslachten

Ook de trainer heeft geen ervaring, werpt hij zelf op. Althans, niet op dit niveau. Vande Velde : “Ik heb wel 25 jaar ervaring als trainer en werkte bij Standard onder Aad de Mos en op Anderlecht als derde trainer, maar voor mij is het ook allemaal een beetje nieuw.”

Vreesde hij al voor zijn positie ? Vande Velde : “Ik ben een realist en als je realist bent, weet je dat er – als de uitslagen uitblijven – misschien een dag komt dat de voorzitter of iemand anders zegt … Ik werk er graag, nog steeds. Afslachten laat ik me niet, wees daar maar zeker van. Na drie jaar straks ook nog eens het behoud afdwingen, dat zou schitterend zijn. Daar gaan we voor.” S

door Peter t’Kint

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier