Midden in het tussenseizoen blikt de algemeen directeur van de landskampioen terug. En kijkt hij ook al vooruit.

Na een makelaarscarrière in dienst van onder anderen Luc Nilis, Gilles De Bilde, Frank Vandenbroucke, Richard Virenque en Kim Gevaert dacht Dirk Degraen bij zichzelf: “Waarom zou ik geen algemeen directeur van Racing Genk kunnen worden?”

U kwam in mei 2009 aan het roer en intussen won Genk de beker, dwong het Europees voetbal af via de competitie en werd het kampioen. Beter kan niet?

Dirk Degraen: “Het was niet allemaal rozengeur en maneschijn. Er was onder meer het ontslag van Hein Vanhaezebrouck en het vertrek van voorzitter Harry Lemmens. Dat was een zeer moeilijke periode. De bekerwinst in 2009 was niet voldoende om alle problemen te verdoezelen. Over de ergste periode – vóór mijn komst – heeft SefVergoossen een gedetailleerd verslag geschreven. Daaruit bleek dat het grootste probleem de interne en externe communicatie was en dat er nood was aan een algemeen directeur. De verschillende compartimenten van de club leverden goed werk, maar er was niemand die het overzicht behield. Daar kwam dan nog eens bij dat er ook hier en daar moest worden bespaard.”

Zat de club dan in slechte papieren toen u als algemeen directeur werd aangesteld?

“Niet echt, maar je kon je wel enkele vragen stellen bij het beleid. Genk moest een paar zware contracten uitbetalen en de inkomsten lagen destijds een stuk lager dan de twee jaren ervoor. Dat was het rechtstreekse gevolg van de daling in het aantal abonnees, tot twintig procent minder in drie jaar tijd. Er moesten een paar mensen ontslagen worden en er moest harder onderhandeld worden met de spelers.”

Waarom heeft RC Genk u uiteindelijk gekozen als algemeen directeur?

“Ik denk dat ik verschillende kwaliteiten heb die hen aanspraken. Ik ben jurist, weet iets af van fiscaliteit en kende via de door mij opgerichte firma Sport & Entertainment Management aardig wat mensen in de voetballerij. En ik heb een Genks verleden. Ik ben al lang supporter en van de kampioenenploeg van 2002 had ik maar liefst acht of negen spelers in mijn makelaarsportefeuille zitten.”

Terugval na titel

U zei in de loop van het seizoen dat Genk zijn achterstand op een club als Anderlecht nooit helemaal zal kunnen goedmaken.

“Dat denk ik nog steeds.”

Zelfs niet op lange termijn?

“Ik heb geen kristallen bol, dus ik kan niet voorspellen hoe het er binnen twintig jaar aan toe zal gaan, maar ik bedoelde vooral dat je onmogelijk de traditie en geschiedenis van een club kunt inhalen. Genk kan Anderlecht misschien wel bijbenen wat de sportieve prestaties betreft, maar zolang hun management goed werk blijft leveren zal Anderlecht onaantastbaar blijven. Er is zoveel potentieel in en rond Brussel. Iedereen wil in de hoofdstad zijn en wil er investeren. Erg is dat niet, want volgens mij is er plaats voor vier, vijf of misschien zelfs zes topclubs in België. Ik ben ervan overtuigd dat we door een verstandig beheer nog beter kunnen doen dan wat we tot nu toe al gerealiseerd hebben. Genk zou een tweede Twente kunnen worden, temeer aangezien beide regio’s vergelijkbaar zijn.”

Standard heeft de Académie Louis-Dreyfus, Anderlecht heeft het vernieuwde Neerpede, en Genk?

“De plannen voor de vergroting van ons trainingscentrum naast het stadion liggen klaar. Nieuwe gebouwen, synthetische velden, een overdekt terrein, slaapplaatsen voor de spelers, een zwembad voor aquajogging en een nieuw fitnesscentrum.”

Na de eerste twee titels is Genk de concurrentie met Anderlecht aangegaan, niet in het minst op het vlak van de spelerslonen. Was dat de grootste fout die Genk heeft gemaakt?

“Genk heeft meerdere foute beslissingen genomen. Na iedere titel kenden ze een terugval. We moeten alles doen om onze kern te behouden, zonder dat we daarvoor buitensporige inspanningen moeten leveren. We mogen zeker niet gaan zweven en ondoordachte uitgaven doen. Er zal dus geen plotse verhoging van de spelerslonen komen en ook onlogische investeringen zullen uitblijven.”

Het afgelopen seizoen moest u wel heel wat meer premies uitbetalen dan voorzien.

“Zulke premies betaal ik met plezier. Ze waren inderdaad niet ingecalculeerd, maar we hebben ook heel wat extra inkomsten gehad. Meer tv-rechten, een bezettingsgraad in het stadion tussen de negentig en de honderd procent en de horeca die meer dan goed gedraaid heeft. De meerkost qua premies werd dus ruimschoots gecompenseerd. We hebben het seizoen zelfs met winst afgesloten. Aangezien we voor het seizoen 2010/11 nog een verlies hadden verwacht, is die bescheiden winst mooi meegenomen.”

Delicaat onderwerp

Voorzien jullie ook voor het komende seizoen nog een verlies?

“De zware contracten uit het verleden zijn er nog steeds. En we betalen ook nog de contracten van uitgeleende spelers zoals Stein Huysegems, Samuel Yeboah, DavinoVerhulst, Istvan Bakx en Balázs Tóth. Dat is niet niks.”

Genk wil zijn spelerskern zo goed als volledig behouden. Is dat haalbaar?

“We hebben het grote voordeel dat we niemand hoeven te verkopen aangezien ons budget in evenwicht is.”

Maar er wordt wel geboden op uw spelers. Er wordt gewag gemaakt van grote bedragen…

“Ik reageer niet op die interesse zolang de geboden som niet overeenstemt met de waarde van de spelers van die geïnteresseerde clubs. Als je moet verkopen omdat je in financiële problemen zit, sta je hoegenaamd niet sterk in de onderhandelingen. Gelukkig is dat bij ons het geval niet, wel integendeel.”

Zou het kunnen dat er iemand van Genk vertrekt voor 20 miljoen euro?

( lacht) “Uiteraard! Je hoeft niet aan te dringen, hoor, ik zeg toch niets. Het is gewoon een te delicaat onderwerp. Ik word dagelijks opgebeld door makelaars die willen weten hoeveel die of die speler moet kosten, maar ik los niets. Weet trouwens dat de cijfers die je in de pers leest fout zijn. Ik ben de enige die over de transfers communiceert en ik heb nog nooit een bedrag genoemd. We onderhandelen met geen enkele club momenteel. We zullen alleen onderhandelen als er zo’n hoog bod binnenkomt dat we niet anders kunnen dan rond de tafel te gaan zitten. En zo is er nog geen bod geweest.”

De constructie waarin Kevin De Bruyne naar Chelsea zou gaan, dat hem dan nog een jaar aan Anderlecht zou uitlenen, ergert u zich daar niet aan?

“Neen, omdat ik weet hoe die dingen gaan. Het enige wat me soms irriteert zijn uitlatingen van zogenaamde raadgevers van spelers. Die beseffen vaak niet dat ze meer kwaad doen dan goed met hun uitspraken. Frankie Vercauteren speelt daarin een belangrijke rol. Hij drukt iedereen op het hart dat ze de voetjes op de grond moeten houden en dat ze nog wel een paar etappes te doorlopen hebben als ze ook op langere termijn goed willen presteren. Dat die aanpak loont, blijkt uit het feit dat geen enkele speler al heeft verklaard weg te willen omdat Genk te klein voor hem zou zijn geworden.”

Schadevergoeding voor Nilis

Speelt het feit dat u zelf een makelaarscarrière hebt gehad in uw voordeel?

“Ja hoor, die ervaring bespaart me veel tijd tijdens onderhandelingen. Ik hou het kort en de mensen die me kennen weten dat ik tijdens onderhandelingen niet veel speelruimte laat. Het is te nemen of te laten. Weigeren ze, dan houdt het ook meteen op.”

Die ervaring maakt ook dat mensen u niets kunnen wijsmaken natuurlijk…

“Ze kunnen altijd proberen… ( lacht) Ik probeer me soms in de plaats te stellen van clubleiders zonder mijn ervaring. Een vader of makelaar komt hen vertellen dat er tal van clubs geïnteresseerd zijn in hun zoon of speler. Hoe moet zo’n clubleider dat controleren? Voor mij is het makkelijk. Ik neem mijn gsm en bel de betrokkenen op. Met een netwerk van 2000 contacten over heel Europa kun je zo’n transfergerucht makkelijk checken.”

Waarom bent u gestopt als makelaar terwijl het u toch voor de wind ging?

“Daar zijn twee redenen voor. Twee kapiteins op een schip, dat leidt vroeg of laat tot problemen. Paul De Geyter hield zich voornamelijk met de wielrenners bezig en ik met de voetballers, maar toch voelde ik dat één van ons twee er te veel aan was. De tweede reden is dat ik het steeds moeilijker kreeg met het gedrag van sommige op geld beluste voetballers. Die deden dan dingen achter mijn rug, terwijl ik me jarenlang had uitgesloofd voor hen. Er zijn er een paar die mij enorm teleurgesteld hebben.”

U zei destijds dat het veel makkelijker werken is met wielrenners dan met voetballers…

“We hadden de grootste Belgische en internationale sterren in onze portefeuille. Natuurlijk waren er ook wielrenners die stommiteiten uithaalden… Frank Vandenbroucke was bijvoorbeeld niet de gemakkelijkste, maar het verschil met voetballers is dat wielrenners destijds hoegenaamd nog niet toe waren aan werken met managers en dergelijke. Wij hebben als het ware het pad geëffend. In de voetballerij waren er toen wel al managers en dat leidde tot shopgedrag bij de sporters. Ze gingen van de ene naar de andere, zonder zich daar schuldig bij te voelen.”

Op welk dossier kijkt u met de meeste trots terug?

“Goh, in hoeverre kun je trots zijn op een dossier… Als ik dan toch iets moet zeggen waar ik trots op ben dan is het dat ik het bestuur van Aston Villa min of meer gedwongen heb om een ongevallenverzekering in het contract van Luc Nilis op te nemen. Dat was toen nog niet gebruikelijk en ik heb dan ook lang moeten aandringen. Uiteindelijk hebben ze toegezegd en niet veel later liep Nilis zijn vreselijke open beenbreuk op. Hij heeft nooit meer kunnen voetballen, maar dankzij die ongevallenverzekering heeft hij toch een fikse vergoeding gekregen. Zulke zaken stemmen me meer tevreden dan een speler die een vet betaald contract kan ondertekenen en een chique auto krijgt.”

DOOR PIERRE DANVOYE – BEELDEN: REPORTERS

“Ik heb een netwerk van 2000 contacten over heel Europa. Dan kun je een transfergerucht makkelijk checken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content