Wagneau Eloi weet zeker dat hij met zijn kwaliteiten nu bij een topploeg met een ronkende naam had kunnen spelen. ‘Mijn gedrag, karakter en blessures staken stokken in de wielen’, beseft hij. ‘Je kunt me niet veranderen.’

Ik heb maar één vader”, benadrukt Wagneau Eloi (32). Het is zijn manier om aan te geven dat hij van derden geen orders aanvaardt of opmerkingen pikt. “Ik luister als een trainer tactische richtlijnen geeft, respecteer discipline en hiërarchie, maar anderen hoeven me niet te zeggen hoe ik moet leven. Ik ben oud en professioneel genoeg om dat zelf te bepalen.”

Ontspannen slentert de spits van Roeselare door de donkere, verlaten straten van zijn woonplaats, het Franse Lens. Een mens kijkt even raar op als de man die zo’n stoere taal uitkraamt plots een halve meter opspringt en wegduikt in een portiek omdat twee Duitse schepers zonder baasje rustig en ongeïnteresseerd voorbij wandelen. “Ik haat honden”, mompelt hij overbodig.

Haïti

In de afgelopen 23 jaar zag Eloi de enige man die iets over hem te zeggen heeft, welgeteld vier keer. “Toen ik negen was, verhuisde ik van mijn geboorteland Haïti naar Frankrijk. Mijn moeder wou dat ik, mijn broer en mijn zus in het buitenland een toekomst uitbouwden. Gedurende een jaar verkende ze Frankrijk. Toen was ze overtuigd en liet ze haar drie kinderen een voor een komen. De mogelijkheden die we in Haïti zouden krijgen, oogden maar bleekjes vergeleken met onze kansen hier. Mijn vader bleef thuis. Hij houdt van zijn land, zijn beroep en het klimaat.

“Met z’n vieren bewoonden we een appartement in Parijs. Het was een harde tijd. Mijn moeder moest veel werken en bleef vaak tot middernacht weg. Tot het uiterste diende ze te gaan om aan onze behoeften tegemoet te kunnen komen. Ze beschermde ons, waardoor ik mijn vader nooit echt miste. Hij heeft een andere mentaliteit dan ik, maar we hebben een goede band. Hij blijft mijn vader.”

Wagneau vindt het vanzelfsprekend dat zijn moeder al die inspanningen deed. “Onze familiebanden verschillen totaal van de Europese. De familiale waarden, ( aarzelt) daar heb ik geen woorden voor. Als ik een auto koop, is die van heel mijn familie. Mijn moeder zou haar leven geven voor mij, en omgekeerd. Zo simpel is dat. Mensen hebben soms last om dat te vatten, omdat alles er hier individualistisch aan toegaat. Ik respecteer dat. Maar bij ons is het anders. Eigenlijk wil ik de goede dingen uit de westerse mentaliteit overnemen en tegelijk de mooie elementen uit onze eigen samenleving behouden.” Ondertussen neemt Wagneaus broer plaats aan ons tafeltje. De theorie ruimt vijf seconden later plaats voor de praktijk. Hun warme omgang met elkaar is om te benijden.

“Met Haïti heb ik nu geen band meer”, pikt hij even later de draad weer op. “Ik ben er niet meer geweest. Natuurlijk doet het pijn als ik hoor hoe het geweld daar onrust blijft zaaien. Mijn familie werd er al fysiek en moreel aangevallen. Ik wil al jaren graag eens terugkeren naar mijn thuis, maar het is te gevaarlijk.”

Vertrouwen vinden

“In Frankrijk verzeilde ik als jonge snaak in de voetbalploeg van de school waar ik les volgde. Daar viste een Parijse club me op en zo ging de bal aan het rollen. Ik offerde veel op. Hoewel ik als zestienjarige nog niet professioneel met mijn sport bezig was, kroop ik altijd op tijd in bed. Mijn moeder was er niet om me te controleren en veel vrienden zetten de bloemetjes buiten. Ik dacht maar aan één ding : goed zijn tijdens de wedstrijd. Op mijn twintigste debuteerde ik in de Franse eerste klasse bij RC Lens. In het begin ondervond ik last om te bevestigen, om mijn werkelijke waarde te vinden en te tonen. Er komt veel bij het spel kijken, bijvoorbeeld de druk. Dat was nieuw.

“Na twee seizoenen werd ik uitgeleend aan Nancy. Ik speelde er een jaar in de tweede klasse. Vermoedelijk was dat een belangrijke fase in mijn carrière. Ik had dat nodig om te ontdekken dat ik de kwaliteiten bezat om op het hoogste niveau aan te treden. Het zorgde voor een klik. Na twee jaar kon ik terug naar Lens, waar ik een enorm goed seizoen afwerkte. We speelden kampioen. Ik blaakte van vertrouwen.”

Bij het begin van de volgende jaargang, klopte Eloi bij het bestuur van de club aan. Hij hengelde naar een loonsverhoging. “Wat ik vroeg, was niet overdreven. Maar het antwoord was negatief. Ik maakte daar geen problemen van, maar zag het wel als een gebrek aan erkenning.” Enkele maanden later toonden Liverpool, Monaco en Marseille interesse voor hem. “Op het einde van het seizoen liep mijn contract af. Lens werd bang dat het niets aan me zou verdienen en schotelde me een voorstel tot contractverlenging voor met daarin het loon waar ik eerder om vroeg. Ik zou er alles voor gedaan hebben om te blijven, wou niet vertrekken. Maar ze waren niet correct met me geweest. Ik weigerde.”

Pralerig prinsdom

“Met Marseille had ik op een bepaald moment een mondeling akkoord. Het was een droom om voor die club te spelen. Maar toen trok Monaco naar Lens en kwamen die twee clubs tot een akkoord. Ik zei in Lens dat ik niet naar Monaco wou. Ik herhaalde dat in het prinsdom.

Alle voorstellen die ze onder mijn neus schoven, wees ik af. Maar op een zeker punt schitteren de cijfertjes zo fel dat je niet meer kunt weigeren. Waarom denk je dat Jestrovic naar de Verenigde Arabische Emiraten verhuist ? Ik kon in Monaco het honderdvoudige verdienen van het loon dat ik toen had.”

In Monaco voelde Eloi zich vanaf de eerste dag niet in zijn sas, zoals hij vooraf vreesde. “Ik wou daar niet zijn. Ik ben een volkse jongen. Warme, eerlijke mensen die vanuit het hart spreken en handelen, daar hou ik van. Mensen die echt zijn. In Monaco vind je alles, behalve dat. Ik zag in Monaco zelfs sociaal racisme. Als je geld had, mocht je blijven. Anders niet.”

Slechte dingen

Op sportief vlak maakte Eloi zich vooraf geen zorgen. “Ik ging er Henry vervangen en zou er terechtkomen tussen echte voetbalsterren. Het leek me makkelijk om goed te presteren als talentvolle spelers je omringen.” In Monaco ging Eloi aanvankelijk voort op het elan van zijn laatste jaren bij Lens. “Ik speelde er het eerste seizoen erg goed. Het tweede jaar liep het iets minder lekker en belandde ik weer op een normaal niveau.” De volgende seizoenen ging het steeds meer bergaf. Een moeilijke relatie met de trainer en ettelijke blessures hielden de spits vaak aan de kant. “Bij een topclub zijn blessures dodelijk. Anderen die minstens even goed zijn, nemen je plaats in. Terugkeren in de kern is haast onmogelijk.” Na vier jaar in het prinsdom verkaste Eloi naar Guingamp, terwijl zijn moeder en zus Monaco omdoopten tot hun vaste stek.

“Ik was onnoemelijk blij dat ik weer naar een normale omgeving kon trekken. Er kwam een opflakkering in mijn carrière. Ik schitterde en scoorde opnieuw. Tot ik voor de zoveelste keer geblesseerd raakte.” De blessures vormen een sombere rode draad doorheen zijn carrière. “Er is geen uitleg voor. Ik ga niet uit, drink niet, rook niet. En toch. Ik vermoed dat het een straf van God is. Wellicht heb ik veel slechte dingen uitgespookt. Misschien ben ik niet goed geweest met de meisjes. Fouten maak je niet ongestraft.”

Die vereffening met de hemel katapulteerde Eloi naar de zetel in zijn appartement. Toen zijn contract bij Guingamp afliep, meldde zich geen nieuwe werkgever. Zes maanden kwijnde de spits thuis weg zonder club.

“Het was een zware periode. Gelukkig ben ik van nature een optimist. Dat kan niemand mij afnemen. Toch overwoog ik op dat moment om te stoppen. Ik zag geen uitweg meer. Net op dat moment toonden Bergen en Lens interesse. Ik reisde naar Henegouwen en stond er op het punt om te tekenen, toen ik gelukkig in extremis nog vroeg of ik eerst enkele dagen mocht meelopen om de sfeer op te snuiven. Nooit zou het geklikt hebben tussen mij en Brio. Ik ben geen kind. Ik heb hem maar enkele dagen meegemaakt, maar hij joeg mij schrik aan ! Lens redde toen mijn leven. Het was niet evident voor een ploeg die op niveau speelde om een blessuregevoelig iemand als ik opnieuw een kans te geven. Ik tekende er een contract tot het einde van het seizoen, kon er weer fonkelen en mezelf tonen op tv. Het liep goed, tot mijn knie roet in het eten strooide. Het mooie liedje was weer uit.”

Lonkend paradijs

Na een tussenstop van een seizoen in La Louvière, overwoog Eloi sterk om naar de VS te trekken, een droom die hem niet loslaat. “Ik wil daar leven en voetballen. Toen mijn moeder een land zocht waar we een toekomst konden uitbouwen, had ze twee opties in haar hoofd. Frankrijk of de VS. Ik begon in het ene land en zal eindigen in het andere.

“Ik had na mijn passage bij La Louvière contacten met een Amerikaanse club, maar dat sleepte wat aan. Plots meldde mijn manager mij dat Roeselare interesse had. Ik stelde niet te veel vragen en tekende. Ik wou spelen. Dan ga ik volgend jaar wel naar Amerika, of later.” De nonchalance waarmee Eloi het vertelt, is die waarmee een normaal mens ’s morgens uitkiest welk paar sokken hij aantrekt. Het is de eigenschap die hem op en top typeert.

“Het is mijn stijl, dat kan niemand veranderen. Het gaat er niet om dat ik van nonchalance hou. Het is niet mijn keuze. Ik ben eenmaal zo.

“Mijn houding bezorgde me al regelmatig problemen, ook bij Roeselare. In het begin kenden ze me er niet. Nu is dat voorbij. De mensen tonen er respect voor mij en mijn verleden.” Bij het sleutelwoord respect, piept zijn visie op geld om de hoek. “Hoeveel euro’s op je bankrekening belanden, is in wezen niet het belangrijkste. Wat telt, is dat je plezier beleeft bij een club. Maar als je dat verkondigt, denken mensen vaak dat ze je niet deftig moeten betalen. Spijtig genoeg moet je een hoog loon hebben opdat clubs je zouden respecteren. Wie weinig verdient, krijgt geen erkenning. In die optiek is geld voor mij wel van belang, want ik wil gerespecteerd worden. Bij Roeselare waardeer ik zelf ook iedereen, zelfs spelers die nog nooit in eerste klasse hebben gespeeld. Successen in het voetbal stellen je niet boven de wet. Meer dan vroeger doe ik ook moeite om jonge kerels een en ander bij te brengen. Voor hen ligt de weg nog helemaal open.

“Als ik mijn carrière zou kunnen herbeginnen, zou ik harder werken en een ander karakter bestellen. Ik botste niet altijd op trainers die me begrepen. Enkel met Roger Lemerre, Daniel Leclercq en Patrice Bergues klikte het. Met hen deed ik dan ook de mooiste dingen in mijn leven.” Hoe gaat het met Dennis van Wijk ? “Het gaat. Hij begint me te waarderen. Ik hou wel van zijn discours.

“Over de heenronde van Roeselare ben ik gematigd tevreden. We zijn goed op weg om ons mathematisch snel te redden. Maar het kan nog beter. Onder meer aan de opbouw kunnen we nog vlijtig timmeren, en onze efficiëntie moet omhoog. Als je het aantal doelpunten afweegt tegen-over de keren dat we voor doel verschenen, valt de balans mager uit. We slikken ook te veel goals. Het verschil met Zulte Waregem is dat zij een match hadden die voor een déclic zorgde en de groep vertrouwen inpompte. Wij kenden die niet.”

Op Schiervelde kruisen ze de vingers en prevelen ze gebedjes, hopend dat het helpt om Eloi blessurevrij te houden. “Als ik met rechts naar doel schiet, heb ik pijn in mijn voet. De ballen zijn te hard in België. Maar het beïnvloedt mijn spel niet. Op het moment dat ik kan trappen, bedenk ik uiteraard niet dat het drie seconden later pijn zal doen.”

Club van zijn hart

Welke van de clubs waar hij al speelde, is zijn favoriete ? “Racing Lens”, antwoordt hij, haast verontwaardigd dat iemand dat durft vragen. “Mijn hart ligt bij die club. Hier heb ik mijn zoon. Hier woon ik. Als ze me opnieuw willen, sta ik onmiddellijk klaar. Zelfs als ik gratis moet komen.” Zijn woorden wekken geen verbazing, want Eloi geniet zienderogen van de aandacht die hij in de Noord-Franse stad krijgt. Op straat en in de drankgelegenheid waar we zitten, klampen mensen hem voortdurend aan. Ze vragen uitleg over die Belgische ploeg waarin hij speelt, of het een grote club is. Een man heeft vanmiddag op tv de acht goals gezien die hij in de heenronde maakte en maant hem aan om terug bij Lens te komen spelen. De fanatieke supporter wandelt even later een eind mee huiswaarts en bonkt onderweg als een bezetene op de ruit van een café. Hij tiert : ‘Kijk eens wie hier is !’, en sleurt zijn oogappel in het gezichtsveld van de cafégangers. De spits lacht zijn tanden bloot.

“Ik leerde in al die jaren dat we een fantastisch beroep uitoefenen”, vertelt Eloi sereen. “De belangrijkste les die ik ook aan jongeren tracht mee te geven, is : als je je job respecteert, ervan houdt en er veel voor doet, word je er vroeg of laat door beloond. Het kan snel gaan in het voetbal, zowel in de ene als in de andere richting.”

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content