Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Eén landstitel in vier jaar. Sinds het Frank Vercauteren ontsloeg, is Anderlecht weinig opgeschoten.

Het is een oud zeer op Anderlecht. Dan is het landskampioen geworden en denken ze in de bestuurskamer dat alles goed is zoals het is. Na twee jaar op rij het nakijken te zijn gegeven door Standard was de ontlading groot bij het binnenhalen van de dertigste landstitel. De lach was terug in het Constant Vanden Stockstadion. Iedereen genoot met volle teugen. Behalve één man.

Tijdens de eerste ministage in het Nederlandse Tegelen confronteerden de aanwezige journalisten Ariël Jacobs met de vaststelling dat hij wel bijzonder scherp oogde. Dat beviel de directie niet zo. Herman Van Holsbeeck riep de trainer bij zich en maakte hem erop attent dat de voorzitter vond dat hij zich nodeloos zenuwachtig maakte. Een nog diepere frons trok door Jacobs’ voorhoofd. Dat hij iedereen kort op de huid zat, had een goede reden. In alle geledingen van de club bespeurde hij laksheid, tot in de staf toe. Het scheelde maar weinig of er was gebarbecued daar in Nederland, zo gezellig ging het eraan toe.

Keuze voor stilstand

Toen het kampioenschap pas was begonnen en Anderlecht die avond de drie punten op zak had gestoken, sprak Jacobs Roger Vanden Stock aan. Hij bedankte hem voor zijn bezorgdheid, maar voegde eraan toe te vrezen dat hij zich vergiste. “We zijn allemaal ingedommeld” – zo ongeveer moet hij hebben geklonken. Voor de start van play-off 1, een maand of zeven later, herinnerde hij de voorzitter aan die woorden.

Jacobs kreeg gelijk. Het harde ontwaken volgde snel. Anderlecht begon aan de nacompetitie met kansloos 1-3-verlies tegen (een B-ploeg van) Standard. Een dag later zei Van Holsbeeck in het RTBf-programma Studio 1 dat “het einde van een cyclus” was aangebroken. Daarmee zette hij ongewild de foute beleidskeuzes van de paars-witte directie in de verf. Het voetbal leeft niet van cyclussen, maar van voortdurende vernieuwing. Stilstaan is achteruitgaan. Anderlecht koos voor de stilstand.

“Vorig jaar besloten we om op Van Damme na de ploeg bij elkaar te houden”, aldus nog Van Holsbeeck. “Door omstandigheden zijn eerst Polák en daarna Boussoufa vertrokken. Als dan ook Biglia niet meespeelt (zoals tegen Standard, nvdr), dan voel je dat op het veld. De afwezigheid van Biglia was wat mij betreft bepalend.”

Gegijzeld door vedette

Het antwoord was naast de kwestie. Ook met Polák, Boussoufa en Biglia erbij hing Anderlecht al aan een uitgerekt elastiek. De kern was van bij de start uitgewoond en alleen de komst van twee of drie toppers had voor nieuwe impulsen kunnen zorgen. Zoals vijf jaar geleden.

Zelden was het verloop groter dan in 2006 na de eerste titel onder Frank Vercauteren. Met Vincent Kompany, Pär Zetterberg, Christian Wilhelmsson, Hannu Tihinen en Michal Zewlakow hield een half basiselftal het toen voor bekeken. Lucas Biglia, Ahmed Hassan en Mbark Boussoufa werden aangetrokken, Jelle Van Damme en Nicolas Pareja ook, én Mémé Tchité. Het Anderlecht dat zijn titel verdedigde, was een Anderlecht new look. Een stérker Anderlecht ook. Het werd opnieuw kampioen.

Nieuwe mensen houden de blijvers scherp. In plaats van oog te hebben voor de groepsdynamiek op het veld en in de kleedkamer, liet de Anderlechtdirectie zich gijzelen door zijn vedette. Blijft hij of blijft hij niet? Boussoufa zegde het niet te weten. Maandenlang hield hij de club in het ongewisse. Tot hij vlak voor de play-off voor de roebels van het Russische Anzji Machatsjkala koos. Voorzitter Vanden Stock viel van zijn roze wolk. Tot het allerlaatste ogenblik was hij bereid geweest diep in de portemonnee te tasten, blind voor de realiteit dat het op was bij zijn Marokkaan.

Een goed gesprek

Het had nog zo mooi geklonken, als ambitie voor het tussenseizoen. “De groep samenhouden, in de overtuiging dat die nog beter kan.” Beter dan de landstitel en een achtste finale in de Europa League? In een door beiden als heel goed ervaren gesprek had Vanden Stock Jacobs na de dertigste titel gevraagd naar wat het elftal nodig had. Een rechtsachter, een linkermiddenvelder en een diepe spits, luidde het antwoord. De voorzitter dacht er net zo over.

Van twee één: of Vanden Stock heeft niets in de transferpap te brokken, of hij liet zich ompraten. Jacobs kreeg een rechtsvoetige Amerikaan. Uit Argentinië vlogen Philippe Collin en zijn acolieten wel een Argentijnse spits en rechtsback in, maar dat werd helemaal een fiasco. In de handleiding van de eerste ( PabloChavarría) stond dat hij geen doelpuntenmaker was, en de rechtsback ( Pier Barrios) was geblesseerd en binnen de kortste keren mentaal zo gekraakt dat hij definitief terug het vliegtuig naar zijn vaderland opstapte.

Toen Anderlecht in december Jan Polák zijn zin gaf (een transfer), herhaalde Jacobs de noodzaak van een linkermiddenvelder. Het antwoord liet niet lang op zich wachten: Dalibor Veselinovic, een diepe spits. Die middenvelder was volgens Van Holsbeeck niet nodig. “Ik zou het weleens willen zien als Christophe Diandy vier matchen blijft staan”, ging hij in de schoenen van zijn trainer staan. “Hij verdient dat, maar telkens er een kans was, was hij net geblesseerd. We hebben in Diandy geïnvesteerd, dan moet je hem ook zijn kans geven. Ik geloof in die jongen.”

Dat de technische staf al enkele maanden bezig was een linksachter te maken van de jonge Senegalees was hem ontgaan. “Als je deze groep ziet, hebben we genoeg”, besloot de manager ter evaluatie van de winterstage in La Manga.

IJdele hoop

Dat dit Anderlecht zo lang meestreed om de titel, was een wonder en deels ook toe te schrijven aan het falen van Club Brugge en (lang ook) Standard. Zonder chemie en het beetje vernuft nog van Boussoufa en Polák, werd het gebrek aan kwaliteit in de onevenwichtig samengestelde selectie pijnlijk blootgelegd. Te veel middelmaat, omringd door nog meer middelmaat. Een rechtstreeks gevolg van een even groot gebrek aan voetbalknowhow op directieniveau. Zolang Philippe Collin zijn rol van stoorzender blijft spelen, is elke hoop op structurele beterschap ijdel.

Met één landstitel in de laatste vier seizoenen – en één goede Europese campagne, met een achtste finale tegen Hamburg vorig seizoen – is Anderlecht niets opgeschoten sinds het Frank Vercauteren ontsloeg. Het onderste was een jaar geleden al uit de kan gehaald. Alleen Ariël Jacobs zag het. Zijn waarschuwing werd in de wind geslagen, overschatting had zich van de directie meester gemaakt. Voor iemand die het beschouwt als zijn Arsène Wenger, betrekt Anderlecht zijn trainer merkwaardig weinig bij zijn sportieve beleid.

Het laat er zich niet openlijk over uit, maar zonder Champions League heeft Anderlecht zijn financiële ambities de voorbije jaren gaandeweg moeten bijstellen. De economische balans was belangrijker dan de sportieve vooruitgang. Het verhinderde de club niet om kwistig om te springen met gulle contractverlengingen, ook voor spelers die al lang waren afgeschreven. Met de jackpot die het straks trekt voor Romelu Lukaku vervalt het excuus om de selectie niet op niveau te brengen. Wie naar het Vanden Stock komt, doet dat omdat hij zich met winnend en mooi voetbal wil afficheren. Dat was het afgelopen jaar te weinig het geval.

Na zo’n seizoen vallen de aandeelhouders elkaar niet om de hals. Het eerste gemor zou de kop al hebben opgestoken. Misschien, zo merkte iemand in de nv op, is een nieuw stadion niet nodig als de geleverde kwaliteit op het veld zich tot de vertoonde middelmaat beperkt.

JAN HAUSPIE

Het onderste was een jaar geleden al uit de kan gehaald.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content