Naar aanleiding van de zaak-Bodart en de zelfmoord van bokser Jean-Marc Renard: springen we te lichtzinnig om met het begeleiden van onze sporthelden?

De muren zijn verveloos

in het armzalige vertrek,

waar ik, denkt Paul Verlaine,

alleen, als een hond verrek.

Een kamer, een tafel, een bed,

bloemenwaaiers van ijs –

zo crepeerde Paul Verlaine,

rue Descartes, Parijs.

(Jan Campert)

Verlaine, vrijdagmiddag. Niet dat van Paul, dat is Parijs, maar dat van GilbertBodart. Gevallen held, van de sportpagina’s verbannen naar de sectie justitie. Verlaine, provincie Luik, arrondissement Hoei. Hier woonde jarenlang de gewezen doelman van de nationale ploeg en Standard, viervoudig doelman van het jaar. Arbeiderszoon ook, niet zo ver van Oudoumont en zijn (kleine) kasteeltje waar Jean, zijn vader, samen met zijn echtgenote de kost verdient als conciërge. Zij wonen er nog steeds, Gilbert intussen niet meer. Een jaar of wat geleden verkocht hij zijn huis, op de hoek van de Tice du Paz, aan een promotor die er appartementen wil neerzetten. Het huis staat nog steeds overeind, leeg en langzaam aan het vervallen. Niet langer in Paz, in vrede, zoals ook zijn oud-bewoner er al een tijdje geen meer kent.

Verlaine. Petit village très calme, leest een plakkaat. Het is hier goed toeven, getuigde Bodart diverse keren in interviews die de dagelijkse voetbalactualiteit overstegen. Takken ruimen als de wind over de vlakte woei, dat deed hij graag. Toen hij nog in Beveren werkte, of bij Oostende, of zelfs in Wevelgem, maakte hij elke dag de verplaatsing vanuit Verlaine. Soms 400 kilometer per dag. Honkvast.

Russische roulette

Rust en weidsheid, dat is wat je overvalt als je het kerkplein oprijdt. De rust van een dorp zonder nachtleven of -winkel. Tegenover de kerk de bakker. Grégoire, vierde generatie inmiddels. Een vriend van de familie, elke zaterdag gaat hij langs bij Jean, 65 inmiddels, met wat een warme bakker aan lekkers fabriceert. Abattus, zegt hij, zijn de ouders van Gilbert B. Ze snappen niet hoe het zover is kunnen komen. Brave mensen die zich nu moeten herstellen van de klap, van de val. Zijn zonen houdt hij het altijd voor: jullie mogen groter willen worden, de ladder opklimmen, maar pas op. Mis geen tree, want de val komt heel snel. “En Gilbert, monsieur, is gevallen, zwaar.”

Dat lezen ze in de krant, want het fijne weten ze niet van de zaak. Daar dribbelde Gilbert de laatste jaren desgevraagd handig rond. Ook als de vraagsteller zijn eigen vader was. Die had ten tijde van zijn Standardperiode nog wel wat controle over zijn zoon, maar eens die naar Italië vertrok … Stilte, en veelbetekenende puntjes in hun ogen.

Dominique kent de familie ook goed, mag zich zelfs intimus noemen. Voor Gilberts ouders was hun zoon een god, zegt hij, en goden, daar heb je geen greep op. Vader was ook doelman, maar de zoon, die had het gemaakt. Dat hij niet sterk genoeg was om de verleidingen onderweg te weerstaan, weddenschappen, gokken, hoe hadden zij het tegen kunnen houden? Als ze het al hadden geweten …

In de bakkerij weten ze het, vanuit de krant: 6000 Belgen hebben gevraagd om een casinoverbod, vrijwillig. Uit zelfbehoud. Uit alle lagen van de bevolking. Een reflex die Bodart miste. Waarna hij (grote) gaten maakte, om andere te dichten. Hij bekende snel, vrijdag, signaleert het middagnieuws. Veelbetekenende blik. Uit opluchting? Geknik. Hoeveel sporters, vraagt Dominique, spelen geen Russische roulette op een of andere manier? Hij heeft het over pokerverhalen, 100.000 of niets en vaker niets dan iets. Hij haalt ook auto’s aan. De dood van Sterchele, de crash van Emile Mpenza. Onbegeleid spelen sommige sporters – inderdaad – Russische roulette.

Rol voor Standard

In de krant een cartoon. Bodart in de cel tot een van zijn bewakers: ” Moi, avant, j’étais aussigardien.”

Wrange humor.

Hun gedachten gaan ook uit naar de familie. Zijn vrouw. Zijn twee kinderen, pubers inmiddels en een bepaalde levensstijl gewend. Hoe moeten zij nu omgaan met de plotse realiteit? Het is ook een bekommernis van Peter Kerremans, zelf ook een gewezen doelman in Luik, bij Seraing, en na zijn carrière in de streek blijven hangen. Hij maakte wél een geslaagde overgang van sporter naar burger en verdeelt nu brillen. Voor de nabestaanden wil hij wel wat doen, maar op zich interesseert Bodart hem niet: “Het is een mens die ziek is. Van alcohol en drugs aanvaarden we dat ze mensen ziek maken en voor verslaafden zijn er behandelingen. Maar een gokverslaving is minstens zo gevaarlijk. En dat gebeurt veel meer verdoken.”

Kerremans kent het milieu, voorbeelden genoeg van spelers die ooit heel rijk waren en daar niet mee konden omgaan. Alles verloren. Slechte vrienden, slechte beleggingen, goedgelovig, of gewoon slecht omgegaan met de immense bedragen die hen vanaf hun achttiende naar de kop worden gegooid. Kerremans: “Ik heb indertijd goed verdiend, maar dat is nog niks vergeleken bij de bedragen van nu. Dan moet je verdomd stevig in je schoenen staan om daarmee om te kunnen. Als je 18 bent en plots in luxe baadt, heb je geen boodschap aan raad van je ouders. Je hebt je net tegen hen verzet! Dan kún je niet relativeren, denk je niet aan later. Ik destijds ook niet. Je leeft je jonge leven, door niets of niemand gestoord.”

Als je wint, heb je vrienden en die profiteren mee, ze waarschuwen nooit. Clubs laten hun spelers veel te vrij, onder het mom van: dit behoort tot de privésfeer. Kerremans: “En managers, tja, die brengen je graag naar een andere club, maar begeleiden ze je ook? Volgens mij hebben zij een heel belangrijke rol in het begeleiden van een sporter. Veel verder dan transfereren.”

In de bakkerij weten ze het: vroeger, helemaal in het begin, had Bodart iemand, een wat oudere mens, die geld voor hem belegde. Verstandig. Maar daarna … Gefluister. Niemand kan geloven dat Bodart het allemaal zelf verzon, maar wel dat hij erin meestapte.

Kerremans: “Het probleem komt na de carrière, als je niet meer wint, niet meer produceert. Als het milieu je niet meer kan gebruiken en niet meer naar je omkijkt.”

Wie heeft vandaag nog aandacht voor de verliezers van gisteren?

Kerremans: “Ze bestaan, de clubs die zich het lot van hun gevallen helden aantrekken. Bayern München haalde Gerd Müller van de straat, toen die met een alcoholprobleem sukkelde. De club gaf hem een job, redde allicht zijn leven. Oké, ik weet ook dat Bayern het deed omdat Müller een icoon was, voor een ander zouden ze het misschien niet hebben gedaan. Standard zou zich ook het lot van Bodart moeten aantrekken. Nu niet, maar later, er is nog een leven na de cel. Alleen weet ik ook dat Luciano D’Onofrio niks heeft met Bodart, hij kwam toen Gilbert al weg was. Maar de club heeft wél wat met zijn doelman.”

Persoonlijkheidsstructuur

Een rol voor de individuele makelaar? Danny Boffin zat destijds bij wat gold als een van de beste kantoren in België en ook hij redde het niet. In Nederland, dat toch stukken verder staat inzake begeleiding, gaven ze op vraag van een journalist van NRC Handelsblad tijdens de Olympische Spelen toe dat er nauwelijks inzicht is in het mentale leed dat topsport nalaat.

Jef Brouwers heeft dat wel en noemt zijn vraag om betere begeleiding een “haast permanente hulpkreet”. Het komt inderdaad in alle lagen van de bevolking voor. Brouwers: “Kijk maar naar de soap rond Ignace Crombé. Van succesvol met een gat in de missmarkt naar helemaal zot geworden, met interventies van de politie en wat weet ik allemaal. Zeer veel sporters gaan er behoorlijk mee om, maar een aantal niet en dat cijfer moeten we zo klein mogelijk houden.”

Het gaat daarbij, zegt Brouwers, om mensen met een persoonlijkheidsstructuur die vatbaar is voor uitspattingen. Wat Bodart overkomt, was te voorspellen, gezien zijn verleden. Dus had men veel eerder tussenbeide kunnen komen, ergens onderweg. Brouwers: “Als iemand als Michel Preud’homme, ooit zijn schoonbroer en toch een intelligente mens, openlijk zegt dat hij met Bodart niks meer te maken wil hebben, heeft dat zijn redenen. Ik kan me heel goed inbeelden dat Bodart in geen van zijn ‘problemen’ de initiatiefnemer was, maar hij had wel de persoonlijkheid om gretig te volgen en daarna misschien zelfs een leidersrol op zich te nemen. In mijn ogen is hij amper een misdadiger, ik zie hem eerder als iemand die met de ene put een andere wilde dempen. In het nauw gedreven is een mens tot alles in staat. Ieder mens, zowel u als ik.”

Minder dan in privémanagers gelooft Brouwers in ingrijpen van bovenaf, vanuit de clubs. Zeker voetbalclubs, die spelers alle dagen ter beschikking hebben, moeten hun rol kunnen spelen. Wielerploegen begeleiden meer vanop afstand, individuele sporters hebben het nog lastiger. Het argument dat veel dingen behoren tot het privéleven, geldt in deze niet.

Brouwers: “Vedetten worden goed betaald, dus moeten ze goed worden begeleid. Vang je verhalen op over pokeren of gokken, of uitgaan, of alcoholmisbruik, grijp dan in, wijs spelers ’s anderendaags op hun plichten. Stuur ze desnoods door en wacht niet tot iets uitlekt door een of ander ongeval. Ik ken er veel hoor, topsporters met een alcoholprobleem. Je wilt écht niet weten wat ’s avonds in zo’n Ronde van Frankrijk allemaal gebeurt. Vaak met medeweten van. Maar dat wordt allemaal toegedekt. Uiteraard is een Ferrari of een Lamborghini een privézaak – en tegelijk ook weer niet. Dat soort auto’s is voor mensen die ofwel zo rijk zijn dat zo’n auto maar een peulschil in hun vermogen is, ofwel niet kunnen omgaan met geld. Dus moet je dat zeggen tegen die man, niet repressief, niet door met boetes te zwaaien, maar door te wijzen op de regels, op de impact van gedrag en eventueel doorverwijzen naar een hulpverlener.”

Sporters mogen veel. Te veel. Omdat het helden zijn. Zoláng het helden zijn. Engelse ploegen hebben de traditie na het voetbalseizoen nog eens met de hele bende op stap te gaan, op een of andere zuiderse bestemming. Een orgie van drank en seks meestal. Soms, zoals in het geval van Leicester City, lekt er eens wat uit, als er onderweg ergens iets misloopt, veel vaker niet.

Brouwers: “Clubs moeten ook voorbereiden op het einde, op het zwarte gat. Op het burgerschap, weg van de schijnwerpers, als niet iedereen recht springt om alles voor ze te doen. De overgang van veel geld naar plots veel minder geld, wat een andere budgettering vraagt.”

Moet, zoals Kerremans voorstelt, ex-club Standard een helpende hand reiken? Brouwers: “Ach, in een ideale wereld wel, maar ik vrees dat dit de romantiek der dromen is.”

Casino Royale

Iemand die namens Anderlecht ervaring heeft met begeleiding is Yvon Verhoeven. Vlak voor Vincent Kompany zijn Gouden Schoen won, stelde Anderlecht – geleerd door de problemen van Aruna Dindane na dezelfde trofee – Verhoeven aan tot begeleider om zijn agenda te beheersen. Later deed hij het ook voor Anthony Vanden Borre. Verhoeven: “En daarna nog even voor MbarkBoussoufa, na diens Gouden Schoen. Op dit moment heeft niemand er nood aan, ook al ben ik enorm voor zo’n systeem gewonnen. Je weet echt niet wat er op die jongens allemaal afkomt. Kijk maar naar de Vanden Borre van de Spelen. Ik had er al geen goed oog in toen hij naar het buitenland vertrok. Niet klaar. Dat merk je nu aan zijn gedrag op het veld, ik heb geen contact meer met hem, maar ik vermoed dat hij daar aan zijn lot wordt overgelaten. Misschien, ik weet het niet, hadden we mits een betere begeleiding ook Mbokani in Brussel kunnen houden.”

Clubs gaan er dus nog steeds veel te licht overheen. Je blijft verhalen horen over poker. Ook op Anderlecht, waar manager Van Holsbeeck er toch de trainer eens over wil aanspreken, of het geen probleem kan worden. Verhoeven: “In welk milieu wordt niet gepokerd?” Casino Royale, internet, pokeren is sexy … Verhoeven: “Probeer daar maar wat tegen te doen. Die jongens verdienen miljoenen euro, iedereen is hun vriend. Ik denk dat begeleiding onontbeerlijk is, maar eerlijk, ik weet niet of Club Brugge of Standard op dit moment iemand hebben die zich met dat soort werk bezighoudt.”

Misschien toch maar beter even nadenken … S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content