‘Hij is niet zo geboren, hij heeft zichzelf zo gemaakt.’ Hoe Yazid Zizou werd : de wordingsgeschiedenis van stervoetballer Zinédine Zidane, afgelopen zondag op het EK nog maar eens de Franse Verlosser.

Er zijn twee Zidanes. Er is Zizou, de voetballer, de speler op het veld. Mogelijk de beste voetballer ter wereld van het moment, velen zijn het daarover eens. Drie keer werd hij als zodanig verkozen, en bij een rondvraag van de Uefa werd hij aangeduid als de beste voetballer van Europa van de laatste vijftig jaar. Wereldkampioen, Europees kampioen, winnaar van de Champions League, kampioen van Italië en van Spanje. Je kan bijna niet over deze speler schrijven en spreken zonder lyrisch te worden over zijn balbeheersing, de oplossingen die hij verzint en waarbij hij vaak iets totaal anders doet dan wat kon worden verwacht, het inzicht dat hij heeft en het gemak waarmee hij, bal aan de voet en in beweging, zijn gedachten uitvoert.

En er is YazidZinédine Zidane. De jongste zoon van Algerijnse immigranten, afkomstig van het godvergeten bergdorp Taguemoune. De trouwe echtgenoot van Véronique, de vader van Enzo, Luca en Theo. De man die niet met Ferrari’s rondrijdt maar met praktische pick-ups. Die geen villa betrekt, maar een oud, leuk rijhuis aan de rand van Madrid. Die zijn familie boven alles plaatst. Dat is de Zidane na het laatste fluitsignaal. Een doodgewone man met dun haar en goede ogen. Een niemand, bijna.

Het leven van Zidane bestaat uit deze twee verhalen. De combinatie daarvan maakt van hem de meest geliefde Fransman van het ogenblik. Dat is gebleken in januari laatstleden, bij de populariteitspoll die de Fransen jaarlijks met veel tamtam houden. Voor het eerst belandde Zidane daarin op de eerste plaats. De Fransen vereren deze wereldster zonder allure, dit genie dat niet uit de band springt.

De liefdesgeschiedenis tussen Frankrijk en Zinédine Zidane is zes jaar geleden aangevonkt. Op 12 juli 1998, om precies te zijn. Die dag verslaat Frankrijk Brazilië in de finale van het WK. Plaats van het gebeuren : Parijs. Uitslag : 3-0, met twee doelpunten van Zidane. De ploegopstelling van de nieuwe wereldkampioen laat zich bijna lezen als een gedicht. Youri Djorkaeff. Marcel Desailly. Christian Karembeu. Lilian Thuram. Bixente Lizarazu. Fabien Barthez. Maar het is Zidane die op 12 juli 1998 het gezicht van Frankrijk wordt. Zijn portret, overweldigend groot, vult diezelfde nacht nog de volle façade van de Arc de Triomphe. Een laserstraal smakt er tekst bij. “Merci Zizou.” Diezelfde nacht nog loopt de Champs-Elysées vol. Een mensenzee in rood-blauw-wit. Een massa. Eén erehaag voor Zidane. Dagen, weken, maanden ontsteekt Frankrijk in een roes en die jubel rijmt op één naam : die van Zidane. Diezelfde nacht nog wordt hij geadopteerd als de grootste zoon van de natie. De man die de Fransen de wereldtitel in het voetbal had bezorgd.

De euforie waaraan Frankrijk zich overgaf, was overweldigend. Waarnemers vonden in het verleden maar één voorbeeld van een vergelijkbare collectieve uitzinnige vreugde : bij de bevrijding van de Duitse bezetter in 1944. Overdreven ? Hervé Gattegno, de chef van de politieke redactie van Frankrijks grootste krant Le Monde, beweert nu nog altijd “dat de door Zidane bezegelde triomf in de WK-finale van 1998 in Frankrijk alles heeft veranderd.” Hij zegt dat zonder te lachen en je kan Le Monde en zeker zijn politieke katern bezwaarlijk een gebrek aan ernst aanwrijven. Gattegno verklaart zich nader : “Het was geleden van de Revolutie van 1789 dat de Fransen zich nog zo trots hadden gevoeld vanwege het feit dat de wereld aan hun voeten lag.”

Achterliggend was dit de blijde boodschap van de wereldtitel van 1998 : Frankrijk is nog altijd een modelland. Ook in tijden van globalisering. En vooral gold de wereldtitel voor de Fransen als een manifestatie van een geslaagde migrantenpolitiek. Op 12 juli 1998 verzoenden de autochtone Fransen zich met al hun landgenoten met roots in Algerije, Mali, Kameroen. Dankzij de wereldtitel kon Frankrijk zichzelf zijn ca-tastrofale koloniale verleden vergeven. De zege tegen Brazilië reinigde wat dat betreft het collectieve geweten. De spons ging over de vlekken van de geschiedenis. Immers, vijf spelers van het Franse wereldkampioenenteam waren migranten zoals Zidane. Die vijf vormden het levende bewijs dat de idealen van de Franse Revolutie intact waren gebleven in het land van hun oorsprong.

Het is, zoveel is duidelijk, een waanbeeld. Het strookt niet met de rauwe werkelijkheid van de alledaagse realiteit. Maar de wereldtitel voetbal gaf de Fransen een droom waarin ze konden geloven : dat de interculturele samenleving perfect kan functioneren en dat Frankrijk dat via het voetbal voor de hele wereld had aangetoond. De elf voetballers van de nationale voetbalploeg, hoezeer ze ook uit verschillende windstreken mogen komen : allemaal ‘Enfants de la patrie’ – Kinderen van het Vaderland. Voor allemaal breekt de dag van de glorie aan – Le jour de gloire est arrivé. Voor de match begint zingen ze dat allemaal, uit volle borst, in het nationale volkslied, de Marseillaise.

De catastrofale afloop van het WK van 2002 in Japan en Zuid-Korea heeft aan die droom, aan dat gevoel, geen enkele afbreuk gedaan. Nochtans, de fiere Franse ploeg kon toen geen enkele wedstrijd winnen, kon zelfs geen enkel doelpunt maken. Het werd voor Les Bleus een troosteloze afgang. Bij de terugkeer van de spelers uit Azië stond in de luchthaven geen enkele Fransman met verwijten en woede op hen te wachten. Er viel geen onvertogen woord. De wereldtitel van 1998 en, aansluitend, de Europese titel van 2000, zinderden nog na. Frankrijk was niet boos op zijn voetballers. Frankrijk treurde met hen mee. En pompte zich moed in voor de dag van morgen.

Uiteraard berust het op louter toeval. Zinédine Zidane werd geboren in 1972, hetzelfde jaar dat Jean-Marie Le Pen zijn Front National oprichtte. Eén keer haalde Le Pen Zidane over de hekel. Le Pen maakt er geen geheim van dat hij zich schaamt voor die “voetballende negertroepen in de Franse kleuren.” Vol haat noemde hij Zidane ooit “de zoon van Franse Algerijnen.” Ditmaal zweeg Zi-dane niet, ditmaal roerde hij de mond. Hij zei : “Ik voetbal zeker niet voor Le Pen.” Het was de langste politieke redevoering die hij tot dusver in zijn leven heeft gehouden.

Dat leven begon in La Castellane, een voorstad van Marseille. De omgeving was van grauw beton. In dit labyrint van goedkope huizen lag de Place de la Tartane : 150 meter lang, 30 meter breed. Omgeven door flatgebouwen, zo steil als tribunes. Op dat plein speelde Zidane, toen hij nog Yazid was en nog helemaal niet Zizou. De familie Zidane woonde in huisnummer 7, verhuisde nadien naar de Chemin de Bernex, nummer 7, aan de noordkant van het plein. Waar ze woonden, staan nu andere namen in de verroeste deurbel : Jimenez, Aquem, Santiago. Van voor de deur en met de rug naar het plein, reikt de blik tot de zee. De haven en haar industrie hebben zich in de kust gevreten. In het blauw van de Golf van Marseille stomen schepen. Ze komen uit Algerije, ze varen naar Abi-djan.

Waar Zidane opgroeide, is Afrika geen verre gedachte, maar een deel van elke dag. Op de vraag of hij in zijn jeugd met racisme werd geconfronteerd, antwoordde hij ooit : “Ik heb als kind nooit racisme gekend. Waar ik woonde, waren het allemaal buitenlanders.” Zijn vrienden heetten Malik, Nasser, Ahmed. En zo heten de kinderen op de Place de la Tar- tane in La Castellane nog altijd.

Misschien dat hij er nu als voetballer profijt uithaalt, misschien komt het wel door zijn jeugd dat hij nu als voetballer oplossingen ziet in een oppervlakte van één vierkante meter. Hij groeide namelijk op in een kleine ruimte. Met zeven in vier kleine kamers. Smail, zijn vader, was nachtwaker in een supermarkt. Midden van de jaren zestig was hij vanuit Algerije ingeweken. Eerst in Parijs, in Saint-Denis terechtgekomen. Voorts : zijn moeder, Malika. Zijn zuster : Lila. Zijn broers : Nordine, Farid, Djamel. Het alledaagse leven van deze mensen bestond uit werken en ’s avonds naar de televisie kijken. Wat deze familie hem gegeven heeft, zegt Zinédine Zidane zelf, is kracht en rust. Hij spreekt met bewondering over zijn vader. Hij zegt : “Alles wat belangrijk is in het leven, heb ik van hem geleerd.” Het allerbelangrijkste : dat je op basis van arbeid, ernst en deemoed een ordentelijk leven kan leiden. Dat je fatsoenlijk moet zijn en blijven.

Op de familiefoto’s biedt Smail Zidane doorgaans een treurige aanblik. Een man met een goedkope bril, waarachter zijn ogen diep in zijn gezicht zijn ge- kropen. Het gezicht door het vele nachtwerk getekend : zo grauw als het beton van La Castellane. Vrienden van de familie beschrijven hem als een goede vader, streng maar rechtvaardig, een praktiserende moslim, die geen enkele van de vijf gebeden per dag verzaakt. Een eenvoudige man, typisch een man van de eerste generatie migranten. Hij voelt zich in Frankrijk halvelings gast, halvelings burger. Hij wil geen moeilijkheden. Hij wil geen moeilijkheden maken. We willen geen narigheid : dat was in huize Zidane een wet.

Zijn ouders stelden vast dat in de kleine Yazid een vuur brandde. Ze zagen hoe de jongen, nog drijfnat van het zweet na zijn judotraining, meteen weer tegen een bal ging trappen. Dat hij terwijl hij voetbalde, vergat te komen eten. Dat hij voetbalde als in een soort van koorts. Dat hij een vastberadenheid bezat die te groot voor hen was.

Zijn eerste voetbalclub heette US Saint-Henri, een vereniging in de buurt. Zijn tweede onderkomen werd Sports Olympique de Septèmes, aan de uiterst noordelijke stadrand van Marseille. Daar, aan de Avenue du 8 Mai 1945, spelen ze nu nog voetbal, op datzelfde terrein van rode aarde, aan de oude autosnelweg richting Aix-en-Provence. Nog altijd staan er pijnbomen en kalkrotsen rond het veld, nog altijd is het clublokaal een houten keet waarvan de verf afbladdert. Nog altijd drijft de vereniging op vrijwilligers : vaders die de spelertjes naar de uitwedstrijden voeren, moeders die de uitrusting wassen en koeken bakken op het feest. Bij Sports Olympiques de Septèmes werd Zinédine Yazid Zi- dane ingeschreven als lid van de Franse voetbalbond, onder nummer 60447413.

Maar zijn eigenlijke trainingsterrein bleef de Place de la Tartane. Het plein verklaart veel over de kwaliteiten van de huidige voetballer Zidane. De ondergrond bestaat uit rode, stenen platen. Bevuild, besmeerd met troep. Een bodem die de geringste fout bestraft. Wie op dit terrein wil winnen, moet de balcontrole verzorgen en beheersen. Vrienden van toen vertellen dat Zinédine vocht voor de zege. Dat hij niet naar huis wilde gaan vóór zijn team gewonnen had. Dat hij de spelregels veranderde, om de wedstrijd te verlengen zodat de achterstand nog kon worden omgebogen in een overwinning. Dat hij dan woedend durfde te discussiëren, met als inzet : voort spelen.

Nog altijd klinkt ’s namiddags in La Castellane de echo van kaatsende ballen. Op de Place de la Tartane hollen kinderen in een wirwar achter een bal. Er is, sinds Zidane hier speelde, nog niets veranderd. Hij leerde hier bewegen. Hij kreeg hier de bewegingen van het voetbal onder de knie. Maar ook de bewegingen buiten het voetbal. Het vermijden van de sociale afgrond, die als een valkuil in La Castellane ligt. Dit is een oord waar meisjes veel te vroeg te veel kinderen krijgen en waar jongens veel te vroeg geen werk meer vinden. Van hier naar de glitterwereld van Madrid is even ver als naar een andere planeet.

Van hier is het zelfs heel ver naar Marseille, naar het centrum en de oude haven van de stad, en nóg verder naar het Stade Vélodrome van Olympique Marseille aan de Boulevard Michelet. Die weg heeft het kind Zidane vaak genomen. Om er de voetballers van Olympique Marseille te gaan bewonderen. Waagde nog niet te dromen dat hij daar ooit zélf tussen zou lopen. Had vooral oog voor die ene voetballer : Enzo Francescoli, de aartsgevaarlijke spits uit Uruguay maar de bescheidenheid zelf eens hij het stadion verliet.

Momenteel is Zidane zelf het idool van zijn buurt en van de stad Marseille. In La Castellane beweren de mensen dat Zidane zelf ooit heeft gezegd : “Wij zien hier niet de stront van Frankrijk.” En beneden in de stad Marseille is tegen een huisgevel een gigantisch portret van Zidane geschilderd. Twaalf op zeven meter en daaronder de tekst : “Made in Mar-seille.”

De man die Zinédine Zidane ontdekte, woont in Cannes, aan het oude voetbalstadion. Hij heet Jean Varraud, hij is 84 jaar en hij heeft grijs haar en jonge ogen. Varraud zou zelf het personage in een heldenverhaal kunnen zijn. Zijn vrouw had jarenlang een modeboetiek aan de Croisette. Rita Hayworth, Josephine Baker, Lauren Bacall – enfin, noem maar op ! – zijn er nog over de vloer geweest tijdens een Filmfestival. Ze drentelden er rond met de nieuwste creaties van Yves Saint-Laurent om de fraaie leden. Zélf dreef Jean Varraud jarenlang een bioscoop, de Vox. Maar niet fanatiek, vertelt hij. Voetbal was zijn ware passie. In de jaren dertig voetbalde hij voor Saint-Etienne. Een aanvaller. In de jaren veertig zakte hij af naar Cannes, speelde daar nog een paar jaar tot zijn knie het liet afweten.

Het verhaal van de ontdekking van Zidane heeft hij al honderden keren verteld, het behoort intussen tot het sportpatrimonium van Frankrijk. Nog één keer. Varraud was talentscout voor AS Cannes. In zijn witte Citroën schuimde hij de dorpen in de buurt af. Op een dag reed hij naar Aix-en-Provence, naar het trainingskamp van de selectie van voetballertjes uit de scholen van het Middellandse-Zeegebied.

Het was kerstvakantie. Zinédine Zidane was toen veertien jaar. Groter dan de meeste van zijn leeftijdgenoten. De trainer van de selectie noteerde in zijn rapport de volgende beoordeling over Zidane : “Op basis van zijn kwaliteiten : ontgoochelend.” Varraud, met zijn snelle, jonge ogen, wist wel beter. Hij zag het hele plaatje. Hij keek naar een jeugdvoetballer zoals hij er nooit een gezien had. Een jongen “die met zijn voeten kon spreken met de bal.” Varraud haalt met genoegen de herinnering op. Lachend : “Zijn kopspel leek nergens op. Zo’n grote jongen, maar hij had schrik van de bal wanneer die naar hem kwam gevlogen. Dan trok hij zijn hoofd in. Ongelooflijk.” Hij toont een foto, waarop hij samen met Zidane staat, arm in arm. Zidane heeft erop geschreven : “Voor meneer Varraud, met al mijn vriendschap voor een mens die me zeer dierbaar is.” Meneer Varraud bracht de jonge Zinédine Zidane naar de voetbalschool van AS Cannes.

Varraud beschrijft de jonge Zidane als een schuchter kind, vriendelijk, bleek, en ziek van heimwee. Hij was vijftien jaar en voor het eerst weg van huis, en op verzoek van zijn ouders verbleef hij bij een gastgezin. Zidane betrok kamer 207 van het regionaal internaat voor beroepsscholieren. Zijn buurjongens waren bakkers en timmermannen en kappers in wording. Tussen 1987 en 1990 leefde Zinédine Zidane er als in een klooster en zelf leidde hij bijna een bestaan als een monnik. Hij was geïsoleerd van zijn familie, van zijn vrienden.

Wat overbleef was : hard werken. Labeur is altijd het wezenlijke, grote geheim van Zidane geweest. En nog. Alle trainers die hem in hun team hadden, roemen zijn zin voor discipline, zijn drang om zich stelselmatig te verbeteren, zijn onbreekbare wilskracht. Toen hij in Cannes aankwam, had hij, bij manier van spreken, geen linkervoet. En, Varraud vertelde het al, van een kopbal had hij als straatvoetballer omzeggens nog niet gehoord. Dus ging hij aan de slag. Duizenden ballen heeft hij tegen de muur getrapt : met links, links, links, links. Duizenden keren is hij omhoog gesprongen om een bal aan een touw weg te koppen. Natuurlijk, elke jonge voetballer doet deze oefeningen. Het zijn oefeningen van alle tijden. Maar hier was een aankomend genie aan het werk en het voerde die oefeningen uit met een opvallende verbetenheid. Iets in deze mens – nog half kind, al half man – moet geweten hebben tot welke grote daden als voetballer hij geroepen was. Anders valt deze ijver niet te verklaren.

Met dezelfde vlijt kampte de jonge Zidane tegen zijn woede-uitvallen. Bezwoer hij het gevaar van rode kaarten. Hij putte zich uit in de kunst van de bescheidenheid : op het veld, in de kleedkamer, buiten het voetbal. Varraud : “Hij is niet als de grote Zidane geboren. Hij heeft van zichzelf de grote Zidane gemaakt.”

Op zeventienjarige leeftijd debuteerde Zidane in het eerste elftal van AS Cannes. Op 8 februari 1991 maakte hij tegen Nantes zijn eerste doelpunt in de Franse eerste klasse en kreeg daarvoor als premie een rode Renault Clio. Een jaar later ruilde hij het degraderende Cannes in voor Girondins Bordeaux, dat een half miljoen euro voor hem betaalde en hem zesduizend euro per maand voorschotelde. Bij Bordeaux werd Ziné-dine Zidane ‘Zizou’. Op 17 augustus 1994 deed hij zijn entree bij de Franse nationale ploeg. Hij werd ingebracht in de 63e minuut, Frankrijk stond toen 0-2 achter tegen Tsjechië. De eindscore werd nog 2-2, twee doelpunten van Zidane : een met zijn linkervoet, een met het hoofd. Hij schreeuwde het dezelfde nacht nog in de telefoon tegen JeanVarraud : “Ik heb gescoord ! Met links ! En met het hoofd ! Hebt u dat gezien ?”

Bondscoach was Aimé Jacquet. Hij heeft de verdere opmars van Zidane van nabij gevolgd. De sprong van Bordeaux naar Juventus Turijn, later de transfer – voor 71,6 miljoen euro – van Juventus naar Real Madrid. Jacquet houdt heden kantoor in het kasteel van Claire-fontaine bij Parijs, waar de nationale voetbalschool is gevestigd. En hij praat bijna als verliefd over Zidane. “Het spel wordt rustig wanneer hij in de buurt is. Iedereen voelt zich zekerder, vrijer, beter. Hij maakt de anderen beter, hij maakt de ploeg beter. Hij is de dienstbare leider : dat is zeer uitzonderlijk.”

Juist ja, de dienstbare leider. Hij toonde het afgelopen zondag weer op het EK. En stuurde Frankrijk van een 0-1-achterstand naar een 2-1-zege. Met eerst een onwaarschijnlijk mooie vrijschop en dan een prachtig omgezette strafschop. Zizou is klaar voor een nieuw denderend toernooi.

door Ullrich Fichtner

Zidane gaf de Fransen een droom waarin ze weer kunnen geloven.

‘Ik heb gescoord ! Met links ! En met het hoofd ! Hebt u dat gezien ?’

Zijn ouders zagen in hem een vuur branden dat hen overtrof.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content