‘Eigenlijk moet ik bij Racing Genk het Braziliaanse voetbal een beetje vergeten.’ De levensvreugde van de Braziliaan Alexandre Alfonso Da Silva.

Of er nog jonge, getalenteerde Braziliaanse voetballers op komst zijn naar Racing Genk ? Alexandre Alfonso Da Silva zegt dat hij het niet weet. Da Silva concretiseert de nog verse samenwerking tussen Racing Genk en de Braziliaanse club Marilia, die uitkomt in de eerste klasse van de staat São Paulo en in de tweede klasse van de Brasileirão, het interfederale kampioenschap.

“Natuurlijk,” vervolgt Alex Da Silva, “weet ik dat Racing Genk een aanvaller zoekt en bij mijn gewezen club Marilia loopt er een zeer goede spits rond. Ik zou niet liever wensen dan dat hij zou komen. Alleen : die nieuwe aanvaller moet iemand zijn die Ivan Bosnjak meteen kan vervangen, want we missen de Kroaat verschrikkelijk. En ik denk niet dat mijn gewezen ploegmaat er onmiddellijk zou staan. Zelf ben ik hier nu zes maanden en ik moet in mijn voetbal nog zoveel zaken uitschakelen. Eigenlijk moet ik het Braziliaanse voetbal een beetje vergeten. Hier gaat alles zo veel sneller, de bal vliegt van het ene strafschopgebied naar het andere. In Brazilië vergenoegt men er zich mee de eerste twintig minuten van een wedstrijd de bal gewoon te laten circuleren. Een studieronde, de zwakke plekken van de tegenstander aftasten. Maar hier vliegen ze er van de eerste tot de laatste minuut in. Daar zijn ook nadelen aan verbonden. Ze nemen hier niet altijd de tijd om een goede voorzet te geven. En voorts moet ik natuurlijk leren verdedigen.”

Drie keer verscheen Da Silva in de heenronde aan de aftrap. Maar hij had ook niet geloofd dat hij op slag tot een essentiële pion van Racing Genk zou uitgroeien. Hooguit hoopte hij correct om zijn opdracht – een waardige vervanger zijn voor Thomas Chatelle – te vervullen. “Thomas is een belangrijke speler, hij is onze aanvoerder. Er was langs zijn kant geen enkel spoor van jaloezie. Hij heeft me flink geholpen tijdens mijn interim. Thomas bezorgde me zelfs een paar excellente schoenen. Ik wist dat ik weer plaats moest maken zodra hij uit blessure terugkwam. Dat was de normaalste zaak van de wereld. Maar ik heb in iedere match meegespeeld en dat vind ik al een positief punt. Natuurlijk had ik graag van de trainer gehoord of hij tevreden over mij was. Dat zou me enigszins gerustgesteld hebben. Gelukkig heeft het publiek dat in zijn plaats gedaan. Het scandeert geregeld mijn naam. Dat is altijd een goed teken.”

De vele vrienden van Alex

Het illustreert de gevoelige aard van Alexandre Alfonso Da Silva. Een jongen die van witte kleren houdt – “Maar in de winter kan je hier in België beter een andere kleur dragen, want na een paar minuten heb je je vuil gemaakt.” – en die wat graag zou hebben dat Logan Bailly hem zou meenemen zodat hij de naam van zijn dochtertje op zijn arm kan laten tatoeëren, maar die toch schrik heeft dat zo’n tatoeage laten zetten pijn doet.

Lachen doet Da Silva altijd, hij beschrijft zichzelf als vrolijk en open. Dat brak hem al een aantal keren zuur op. “Ik heb soms te veel vertrouwen in de mensen. Dat was al zo toen ik nog een kind was. Niet dat ik daardoor al littekens voor het leven heb opgelopen, maar toch al dikwijls hartzeer. Maar dat is niet erg. Ik heb vreugde en vrolijkheid nodig om te leven. Ik ben graag onder de mensen, ik zie de mensen rondom mij graag lachen. Een Braziliaan leeft daarvan : van feesten, muziek, grappen. Dat zit ook in ons voetbal. De voorbereiding op een wedstrijd, bijvoorbeeld, verloopt in Brazilië heel anders dan in België. In Brazilië weerklinkt altijd muziek in de kleedkamer. Als dat niet zo is, vraagt de trainer of er iemand gestorven is. Dat wil daarom niet zeggen dat we niet geconcentreerd zouden zijn. Hier zit iedereen naar zijn schoenen te staren, je kunt een speld horen vallen. Dat weerspiegelt de mentaliteit hier. Maar het is natuurlijk aan mij om me aan te passen.”

Hij heeft het wel al gemerkt, zegt Da Silva : de mensen gaan hier minder gemakkelijk open dan in Brazilië. En hij geeft toe dat hij niet altijd weet hoe hij daarmee moet omgaan. “Let wel, ik klaag niet. Ik heb hier behoorlijk wat vrienden. Mensen op wie ik werkelijk kan rekenen. Maar mijn beste vriend is God. In Brazilië ging ik twee keer in de week naar de mis. Omdat ik er toch niets van begrijp, blijf ik hier uit de kerk weg. Maar thuis bid en zing ik veel.”

Wie zijn, na God, de beste vrienden van Da Silva ? Hij noemt Igor De Camargo, de aanvaller van Standard. “Ik weet dat hij bij Racing Genk problemen kende, maar dat heeft geen enkele afbreuk aan onze vriendschap gedaan. Hij was een van de eersten om me te bellen, om me te verzekeren dat ik op hem kon rekenen en om me tips te geven, die de ene of andere dag van pas zouden kunnen komen. Zo zei hij me om de bal niet te lang te houden. Daar houden ze hier niet van. Igor heeft veel moeilijkheden ondervonden om zich door te zetten, maar hij is altijd kalm gebleven. Ik wil zijn voorbeeld volgen. Ik geloof in mijn kwaliteiten, maar ik gun mezelf tijd.”

Junkies en dieven

Zoals de meeste Brazilianen leerde Alexandre Alfonso Da Silva al op jonge leeftijd op eigen benen staan. Hij was amper veertien jaar toen hij zijn familie en zijn geboortestad verliet en naar São Paulo trok. “Ik ben geboren in Uberlandia, de op een na grootste stad van de staat Minas Gerais, in het binnenland van Brazilië. Vroeger was dat een klein, rustig stadje. Ze speelden er voetbal op de pleinen, in de parken, op school. Maar Uberlandia telt tegenwoordig 800.000 inwoners en de sfeer is er grondig veranderd. Het is een gevaarlijke plaats geworden. Ze vallen je met een pistool aan om je pet te stelen. Veel van mijn jeugdvrienden zijn op het slechte pad geraakt. Het zijn junkies en dieven. Nee, ik denk niet dat ik zonder het voetbal in hun voetspoor zou zijn getreden. Ik heb toch wel een goede opvoeding genoten.

“Ik heb maar één broer : Leandro. Hij is 25 jaar en studeert radiologie. Normaal heeft elke Braziliaanse familie minstens drie kinderen, maar mijn ouders beseften dat ze niet over de middelen beschikten om zich meer kinderen te kunnen veroorloven. En dus zijn we maar met tweeën. Mijn vader, Francisco, werkt in een fazenda – een groot landbouwbedrijf van steenrijke eigenaars, hun voorvaderen hebben al die grond verworven op het moment van de kolonisatie. Mijn vader melkt er de koeien. Het is geen dikbetaalde baan, maar het geeft mijn familie de zekerheid dat ze elke dag te eten heeft. En we hebben ons eigen huis. Mijn moeder, Marli, is onderwijzeres. Zelf hield ik niet zo van de school. Ik denk dat ik gewoon een vak zou hebben geleerd, genoeg om mijn brood te verdienen.”

Maar op veertienjarige leeftijd, na een aankondiging op televisie, besloot Da Silva om “vlakbij” – hoewel, toch op honderd kilometer – zijn kans te wagen in een selectieproef die in Ituitaba werd georganiseerd op rekening van FC Sao Paulo. “Ze noemen dat een Peneira“, vertelt hij. “Wie dat organiseert, verdient er veel geld aan. Elke deelnemer moet tachtig reals – op dat ogenblik zowat zestig euro – betalen voor een stage van een week. Je moest ook je eigen eten kopen. We waren met tweeduizend, we sliepen met vijfhonderd in een zaal, op de grond. Er was maar één keuken en één toilet. Slechts vijf spelers werden geselecteerd. Ik was een van hen.”

Na zes maanden bij de jeugdploegen werd Da Silva uitgeleend aan Marilia, dat hem op zijn beurt verhuurde aan Corinthians en nadien FC Santos. “Maar de trainer die me had doen komen, werd vlug ontslagen en dus keerde ik terug naar Marilia, de club van mijn hart. Bij mijn tweede match in de eerste ploeg van die club kwam Willy Reynders me bekijken. Ik speelde centraal op het middenveld, dat is mijn favoriete positie. Hier vragen ze me soms om vooraan te spelen, maar dat verkies ik eigenlijk niet. En ik ben niet snel genoeg en defensief te zwak om me op de flank uit de slag te kunnen trekken. Maar ik klaag niet. Als ik zeven jaar bij Marilia ben gebleven, dan is het omdat ik begrepen heb dat een voetbalploeg niet alleen bestaat uit de elf spelers op het veld, maar ook uit de spelers op de bank en in de tribune.”

Specialiteit : Playstation

Alexandre Alfonso Da Silva tekende bij Racing Genk een contract voor drie jaar. “Ik was nog nooit in Europa geweest”, zegt hij. “Ik had alleen eens met FC Santos in Canada gevoetbald. We speelden er een vriendschappelijke wedstrijd tegen Sporting Lissabon, ter gelegenheid van de inhuldiging van het stadion van Toronto. In dat stadion wordt de finale van het volgende WK voor min-20-jarigen gespeeld.

“In Genk viel het stadion wel in mijn smaak. Het is natuurlijk veel kleiner dan de meeste voetbalstadions in Brazilië, maar het is een bijzonder functioneel stadion. Ik vind ook dat er veel volk naar ons komt kijken. Het stadion loopt bijna altijd vol. En ook voor onze uitwedstrijden trekken we veel publiek. Meestal is er hier geen omheining rond het veld. Dat is in Brazilië niet denkbaar. Na vijf minuten zouden de toeschouwers het veld oplopen. Maar hier in België is alles veel beter georganiseerd.”

Aan het Belgische eten raakt hij moeilijk gewend. “Niet te geloven hoeveel aardappelen jullie eten. In Brazilië eten we veel meer bonen. Nu, geen probleem. Mijn vrouw is dol op aardappelen. Vooral op frieten.”

Wat doet Da Silva als hij niet bij vrienden is ? “Videospelletjes, dat doe ik wel graag. Al oefen ik me daarin minder dan in Brazilië. Daar trokken we vaak op afzondering. Soms zaten we met tien of twaalf in een kamer videospellen te spelen, daar was dan evenveel lawaai als in een stadion. Ik denk dat ik beter op Playstation ben dan op een voetbalveld. Ik speel met Barcelona, en om met die ploeg te spelen moet je heel vlug zijn. Barcelona is ook mijn favoriete ploeg in Europa. Ik vind de Spaanse competitie de sterkste van de hele wereld.”

Straks wenkt de titel voor RC Genk. “Ik durf er niet aan te denken”, lacht Alex. “We hebben een goede ploeg, maar onze kern is niet zo breed. Dat hebben we goed gezien op Charleroi. Bosnjak, Vrancken en Soetaers ontbraken toen en dat kon je merken. Dat zijn, elk in hun rol, drie belangrijke spelers. Bovendien ben ik er zeker van dat de andere topclubs zich tijdens de winterstop zullen versterken. Die terugronde wordt een thriller. Het zal belangrijk zijn om bescheiden te blijven. In de eerste helft van de competitie was die nederigheid een van onze grote troeven.”

PATRICE SINTZEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content