Zoveel keus heeft de trainer van Standard, dat Alexandros Kaklamanos nooit zeker is van zijn plaats. Dat is, zegt hij, niet goed voor hem : ‘Als ik in vorm ben en ik mag niet spelen, ga ik een beetje kapot.’

Bij AA Gent was heel het tactisch systeem op hem afgestemd. Dat betaalde zich uit : in 82 competitiematchen maakte Alexandros Kaklamanos 37 doelpunten voor zijn tweede club in België – Sporting Charleroi was de eerste. Ook naast het veld was de inmiddels 29-jarige Griek belangrijk in Gent : als stille persoonlijkheid had hij meer impact dan de buitenwereld soms besefte. De publiciteit opzoeken deed hij niet, nooit liet hij zich betrappen op onprofessioneel gedrag of onvolwassen uitspraken. Dat wil hij ook zo houden bij Standard, waar hij nog geen status verwierf en met concurrentie krijgt af te rekenen. Met ook nog Emile Mpenza en Sambegou Bangoura beschikt trainer Dominique D’Onofrio immers over drie prima spitsen voor hoogstens twee plaatsen.

Waarom zat je twee weken na je uitstekende prestatie op Anderlecht op de bank tegen Westerlo ?

Alexandros Kaklamanos : “Geen idee. Ik ken de reden niet en ik moet ze ook niet kennen. Ik moet doen wat me opgedragen wordt. Als mij gezegd wordt op de bank te zitten, ga ik op de bank zitten. De week daarop kan het anders zijn. Bij Standard ben je nooit zeker van je plaats.”

Ben je al populair in Luik ?

“Dat valt best mee. Je weet hier snel wat ze van je denken : als ze je niet zien zitten, gaan ze namelijk meteen fluiten. Maar dat hoorde ik hier nog niet, dus het zal wel goed zijn. Het klopt dat ik aanvankelijk lange tijd niet scoorde, maar we wonnen wél. Dat helpt. Ik begreep ook snel dat men hier één zaak heel belangrijk vindt : dat je je helemaal geeft. Of je goed dan wel slecht bent, maakt dan niet veel uit. Ik geef elke week alles en dat wordt geapprecieerd. Maar het kan nog beter. Standard heeft nog niet de beste Kaklamanos gezien.”

Met AA Gent voetbalde je een paar keer op Sclessin. Voelde je toen al : dit wordt mijn club ?

“Wij wisten ons met Gent bij Standard nooit van tevoren kansloos. Telkens was Standard op de sukkel, zodat we wisten dat er iets in zat. Op voorwaarde dat iedereen honderd procent met zijn gedachten bij de zaak was. Faalangst had ik hier nooit, de andere spelers van Gent evenmin : uit tegen Standard heb je toch niets te verliezen. Daardoor kwam ik altijd heel ontspannen aan de aftrap.”

Nu niet meer.

“Toch wel. Maar het uitgangspunt is anders. Dat is één van de verschillen tussen Gent en Standard. Het gaat ook om meer geld. Je moet iets doen om aan je centen te komen, je krijgt het geld hier niet meer in de schoot geworpen zoals vroeger. Toen passeerde iedereen hier met de glimlach langs de kassa zonder zich te hebben moeten inspannen. They took easy money, vaak jarenlang, veel geld zonder daar veel voor terug te geven. Pas als ik speel en win, verdien ik goed. Ik heb daar geen probleem mee.”

Durf je te zeggen dat je, als je hier niet wint, uiteindelijk méér verdiende in Gent ?

“Nee, dat klopt niet. Ik verdien hier óók meer als we verliezen, maar het verschil is niet zo groot.”

Ben je op het juiste moment naar Standard gekomen ?

“Twee jaar geleden wilde Standard me al, maar om financiële redenen was dat niet haalbaar. De prijs die Gent toen voor me vroeg, lag te hoog. Overigens ben ik niet tegen mijn zin in Gent gebleven : ik was er graag, kende er iedereen en in die vertrouwde omgeving was het ook gemakkelijk om te blijven functioneren. Ik was gelukkig in Gent.”

Was Standard de enige geïnteresseerde club ?

“Ik hoorde wel eens iets, maar niets concreets. Ik heb geen vaste manager. Mijn vorige manager was een Griek : hij kende niets van de Belgische markt en daarom kon hij me ook niet meer helpen. Ik koos uiteindelijk niet voor één van de vele managers die me af en toe opbelden. Voor deze transfer heeft Freddy Luyckx bemiddeld, maar ik heb geen contract met hem en dus ook geen verplichtingen.

“Terwijl ik met vakantie was in Griekenland, belde Michel Preud’homme me op. Hij kon tot een akkoord komen met Gent en vroeg me om naar Luik te komen. Ik zei : oké.”

Hoe gaat het nu met je ? Want na drie wedstrijden voelde je je niet zo goed, zei je, hoewel Standard op dat moment met zeven op negen stond.

“Vooral hier is het belangrijk dat je een goede start neemt om het publiek rustig te houden. De verwachtingen zijn hier altijd hoog en vaak loopt het in het begin niet zo goed. Daarom wilden we goede resultaten in de eerste vier, vijf wedstrijden. Eerst gewoon winnen, zonder ons te bekommeren om de kwaliteit van het spel, om vertrouwen te krijgen. En nadien op dat elan doorgaan én beter gaan voetballen.

“Een start bij een nieuwe club is altijd moeilijk. Want : hoe speel je je ploegmaats het best aan, hoe lopen ze ? Ik voelde me niet honderd procent fit toen de competitie begon. Maar dat is altijd zo bij mij : ik kom traag op gang. Maar ik spaar me niet en werk altijd hard, ook als ik me niet honderd procent goed voel. Ik was vaak moe na de training, maar dat was ik in Gent ook.”

Bij AA Gent was je heel belangrijk, ze missen je daar. Je was er ook de enige spits.

“Gent geloofde in mij en gaf me volop vertrouwen. Natuurlijk waren ook zij wat argwanend in het begin. Zoals overal testen ze je eerst, maar eens ik door mijn examen was, rekenden ze er heel erg op mij. Dat heb ik graag. Als ik vertrouwen voel, wil ik veel teruggeven en bewijzen dat ik dat vertrouwen waard ben. Ik zal me nooit een sterspeler voelen, maar ik ben graag belangrijk. Als ik voel dat iemand in mij gelooft, geef ik alles wat ik in me heb, mijn hart en mijn ziel. Hier is de situatie anders. Je hebt zoveel goede spelers voorin, niet alleen Kaklamanos. Voorin heeft de trainer keuze zat, terwijl dat op andere posities niet zo is. Sommige spelers zijn zeker van hun plaats.”

Maakt dat je onzeker ?

“Voor mij is dat niet goed. Als ik na een goede prestatie naar de bank verhuis omdat de trainer de voorkeur geeft aan iemand anders, dan breekt hij me als het ware. Als ik in vorm ben en met vertrouwen voetbal, ga ik een beetje kapot als ik niet mag spelen. Maar ik zeg daar niets over. Dat heb ik nooit gedaan. Ik zal het ook nooit doen. Behalve als een trainer me om mijn mening vraagt, dan geef ik ze ook. Maar zelf zal ik nooit uitleg vragen of klagen via de pers. De trainer neemt niet alleen een beslissing, maar draagt ook de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn keuze.”

Wat voor trainer is Dominique D’Onofrio in vergelijking met je vorige trainers ?

“Hij werkt graag hard. En hij probeert je bij te sturen tijdens de wedstrijd. Maar als hij de spelers meer vrij zou laten, zou hij er meer kunnen uithalen. Soms moet een trainer vanaf de zijlijn iets bijsturen, maar als hij de héle tijd staat te roepen, verkrampen spelers. Dan gaan ze denken : als ik iets verkeerd doe, begint hij te roepen. Bij Gent deed Patrick Remy het ook. Ik heb hem af en toe onder vier ogen gevraagd om niet voortdurend te staan roepen. Zelf sta ik niet verkrampt op het veld, hoor, ik heb geen last van stress. Het is maar een spel. Maar om dat spel goed te spelen, moet je vrij zijn in je hoofd. Is dat het geval, dan kan je veel.”

Bij Gent stond je alleen in de spits, hier niet. Wat heb je het liefst ?

“Het was niet zo moeilijk om alleen in de spits te lopen bij Gent, omdat we de tegenaanval speelden. De tegenstander begon meestal wel met vier verdedigers aan de partij, maar omdat die vaak mee oprukten, kreeg ik veel ruimte op de counter. Nu spelen we met twee of drie spitsen en blijven de verdedigers van de tegenpartij achterin. Er is dus veel minder ruimte. Tegen Cercle waren we de hele tijd in de aanval, maar het leverde niets op omdat Cercle met tien man voor de eigen goal bleef hangen. Daarom : we moeten niet de hele tijd willen aanvallen, maar slim spelen en geduldig zijn.”

Soms hanteert Standard de lange bal op jou, soms kiest het voor kort combinatievoetbal. Wat verkies jij ?

“Het tweede. Niet dat ik bang ben in de duels, maar op zo’n diepe bal is het niet gemakkelijk om de tegenstander te verrassen. Het is beter om hem via korte combinaties uit verband te spelen.”

Zou de voetballer Alexandros Kaklamanos die Griekenland verliet, zich nog herkennen in de Alexandros Kaklamanos van vaandag ?

“Technisch ben ik een stuk beter geworden. Ik doe nu dingen op het veld die ze niet geloven in Griekenland als ik het hen vertel. Die vooruitgang heb ik te danken aan alle trainers, van allemaal heb ik geprobeerd iets op te pikken. Maar het meeste leer je uit de wedstrijden. Wie speelt, wordt beter. Als je niet speelt, maakt het niet uit wat de trainer je aanreikt. Een training is geen wedstrijd.”

Er spelen weinig Grieken in België. Hoe kwam jij hier aanwaaien ?

“Puur toeval. Ooit zat ik anderhalf jaar bij Olympiakos. Het eerste jaar wonnen we de titel, maar toch stuurden ze me weer naar een kleinere club. Als jongere speler kan je daar niets tegen inbrengen. Na twee jaar bij kleinere clubs begreep ik dat ik geen echte toekomst meer had in Griekenland : Olympiakos zou me gewoon verder uitlenen aan zulke clubs en dus kon ik het wel vergeten om ooit nog voor een grote club te spelen. Omdat ik vond dat ik meer waard was dan dat, vroeg ik mijn toenmalige manager om een club voor mij te zoeken in het buitenland. Toevallig werd het Charleroi, maar ik had even goed in Nederland of nog een andere competitie kunnen belanden.”

Kennen ze je nog in Griekenland ?

“Ja, hoor, ze bellen me regelmatig. Tenminste : als ik scoor.”

Maar je bent niet in beeld voor de nationale ploeg die zich plaatste voor het EK van volgende zomer in Portugal. Zit Griekenland dan zo dik in de goede spitsen ?

“Bondscoach Otto Rehhagel houdt vast aan zijn vaste mensen. Wie er één keer bij hoorde, blijft international, ook al komt hij niet aan spelen toe in zijn club. Angelos Charisteas van Werder Bremen is zo’n voorbeeld. Twee keer heeft hij gezegd dat naar mij kwam kijken, maar ik heb hem niet gezien. Ik denk dat ik de kwaliteiten heb om bij de nationale ploeg te horen. Maar Griekenland heeft zich geplaatst zonder mij, dus wat maakt het uit dat ik dat hier zeg ?”

Stel dat je je met Standard plaatst voor de Champions League, zou dat een verschil maken ?

“Dat denk ik wel. Maar zover zijn we nog niet.”

Waarom breken Griekse spelers zo moeilijk door bij ons ? Ook Anastasiou had het moeilijk bij Anderlecht.

“Het duurt een tijdje eer je aangepast bent. Het weer is slecht, de mensen reageren anders. Als jij morgen voor langere tijd naar Griekenland verhuist, zal je ook een aanpassingsperiode nodig hebben.”

Over het eten kan je alvast niet klagen. Het krioelt hier van de Griekse restaurants.

“Dat is waar. Wat ik het meeste mis, is mijn familie. Mijn vrouw leeft wel hier, maar dat is niet hetzelfde. De mensen hier trekken zich niets meer aan van hun kinderen eens ze achttien zijn. Belgen missen dat samenhorigheidsgevoel om met de hele bende af te spreken of samen op restaurant te gaan. Ieder doet zijn eigen ding.”

Droom je nog wel eens van een transfer naar een grote club ?

“Ik weet niet of ik dat op mijn dertigste nog mag ambiëren. Als er zich geen grotere club aandient, dien ik met plezier mijn contract bij Standard uit. Dan zal ik tweeëndertig zijn. Later wil ik terug naar Griekenland, maar niet meer om te voetballen.”

In je beginperiode bij Gent sprak je je ontevredenheid over Wallonië uit en hemelde je Vlaanderen op. Die uitspraak bracht je in problemen.

“Dat klopte niet helemaal. Ik was heel ontevreden over de voetbalclub Charleroi en ik vond de stad niet mooi. Daar zal iedereen het toch wel eens over zijn ? Maar met de mensen zelf en de supporters had ik géén problemen. Toen ik in Luik tekende, hield ik mijn hart opnieuw vast. Het enige wat je als bezoekende speler van Luik te zien krijgt, zijn de rokende fabrieken langs de Maas als je van de snelweg naar het stadion rijdt. Het was een openbaring toen ik zag hoe groot en bruisend het stadscentrum van Luik is.”

Spreek je al een beetje Frans ?

Un petit peu. We moeten elke week verplicht naar de Franse les. Wie niet gaat, krijgt een boete. Het is moeilijk, omdat de structuur van het Frans helemaal verschilt van de Griekse taal. Hier zeg je bijvoorbeeld : je travaille. Dat zijn twee woorden. In het Grieks heb je daar één woord voor. Ik hou ook niet zo van lessen, ik leer de dingen liever op mijn manier. Het is voor mij extra moeilijk omdat ik het Frans eerst naar het Engels moet vertalen en dan naar het Grieks. Maar ik versta het en als ik naar de winkel ga, krijg ik meestal wat ik wil.”

Kreeg je in Gent Nederlandse les ?

“Alleen in het laatste jaar, onder Jan Olde Riekerink, die ik overigens een goede trainer vond. Maar ik heb geen Nederlands geleerd. Misschien was het anders geweest als het meteen in mijn eerste jaar zou zijn opgelegd, maar dat is toen niet gebeurd : men sprak toen meer Frans op de club.”

Waarom vond je Olde Riekerink een goede trainer ?

“Omdat je met hem goed over voetbal kon praten en omdat hij me vertrouwen gaf. Goede trainers geven vertrouwen aan hun spelers.”

Wat versta je daaronder ?

“Dat hij, als ik al eens een fout maak, zegt : het is niet erg, je kan het.”

Wanneer zal het een goed seizoen geweest zijn voor jou ?

“Als ik goed speel en het team zo aan ten minste een plaats in de Uefacup help.”

Je zegt niet : als ik tien of twintig goals maak.

“Ik word liever tweede met Standard dan dat ik tien keer scoor en de ploeg grijpt naast Europees voetbal. Vergis je niet : ik zal heel gelukkig zijn als ik dit jaar honderd keer scoor. Maar spreken is gemakkelijk. De enige waarheid ligt elders : op het veld. The truth is in the game. Alleen dat telt.”

Kan Standard Anderlecht nog bedreigen voor de titel ?

“Geen idee. We moeten ons niet te veel bezighouden met de andere ploegen, alleen met onszelf. Het enige waar ik bang voor ben, is dat we zelf een inzinking krijgen. We moeten meer onszelf vrezen dan de tegenstander.”

door Geert Foutré

‘Ik zal me nooit een sterspeler voelen, maar ik ben graag belangrijk.”Standard moet meer zichzelf vrezen dan de tegenstander.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content