Ondanks het geknoei van de laatste jaren en de ophefmakende gokaffaire viert K Lierse SK volgende week toch zijn honderdste verjaardag. Vier getuigenissen over geel-zwart vroeger en nu.

Hoe en waarom bent u supporter van Lierse geworden ?’ Het was onlangs een vraag op de website van Lierse. Eén antwoord beklijft : ‘Mijn stiefbroer supporterde voor Club Brugge, ik voor Standard. Thuis werden ze de ruzies moe en ze stelden voor om voor één ploeg te kiezen. Toen nam ik de krant en ging met mijn vinger de ploegen in de rangschikking af. Toen mijn stiefbroer stop riep, wees mijn vinger Lierse aan. Mijn broer ging kijken, vond de sfeer tof. Zo ben ik meegegaan.’

Doorgaans wordt men supporter van Lierse van vader op zoon. Traditioneel rekruteert geel-zwart zijn fans in Lier en omstreken, de stille Kempen. Zolang de club zijn plaats in de voetbalwereld kende, ging dat goed. Pas sinds Lierse de lijfspreuk ‘ de grootste kleine club in België’probeerde om te vormen tot ‘ de kleinste grote club in België’loopt het fout. Sindsdien kleurt het wapenschild meer zwart en minder goud. Net als de voorbije twee jaar is het bang afwachten op het verdict van de licentiecommissie.

Dood is Lierse nog niet. Een paar weken geleden daagden voor de quasi uitzichtloze opgave van de hekkensluiter tegen Lokeren nog 6700 toeschouwers op, evenveel als voor de topper Zulte Waregem-Genk. Ondanks alle ellende trok Lierse vorig seizoen nog gemiddeld 7000 kijkers. Dat is evenveel als Germinal Beerschot uit Antwerpen.

In het kampioenenjaar trok Lierse gemiddeld 8600 kijkers. Het is ook in een provinciestad met 32.000 inwoners perfect leefbaar in de eerste klasse, dankzij het ruime hinterland van de Kempen, maar het dreigt na de fouten van de voorbije vijf jaar op zijn jubileum de laatste adem uit te blazen.

David Brocken

Sinds 15 december staat David Brocken in Kessel dagelijks op het veld als jeugdcoördinator. De trainingsaccommodatie ligt er nog even krakkemikkig bij als toen hij zelf jeugdspeler was, maar dat deert de opvolger van Marcel Vets niet. Het enthousiasme in de buik van de club is nog groot. Hier liggen de roots van het Lierse succes. “Toen ik nog in Noorwegen zat, had ik de indruk dat Lierse zijn ziel kwijtraakte. Dat kon alleen omdat de vorige trainers niet met de jeugd wilden werken. Niet omdat hier geen talent was. Talent is er altijd. Je moet er alleen mee willen werken.” Zo ziet Brocken in de huidige juniorenlichting “veel talenten rondlopen die zelf nog niet beseffen dat ze straks misschien van hun hobby hun beroep zullen kunnen maken.” Zelf noemt hij zich het beste voorbeeld dat niet altijd de uitblinkers het halen. “Ik stond in een ploeg met veel grotere talenten. Velen van hen strandden onderweg naar de top of haakten versneld af. Het grootste talent was Nico Van Kerckhoven en iets later Dirk Huysmans. Nu nog doet het pijn als ik besef dat Dirk slechts in de vierde klasse speelt.

“Mijn grootvader en mijn vader waren Liersesupporters. Ik ging als snotter van drie al met hen mee. Op mijn zesde vroeg ik of ik bij Lierse mocht voetballen. Ik ben altijd een supporter geweest van Lierse. Mijn groot idool was Erwin Vandenbergh, ook Bertho Bosch. Toen de spelers van de A-kern af en toe jeugdtraining kwamen geven, lag ik daar twee dagen van wakker. Er was geen afstand tussen de kernspelers en de jeugd.

Erik Gerets heeft ons de ogen geopend. Die kwam in de kleedkamer na onze laatste match onder Herman Helleputte, zei droog dat iedereen bij de start van de voorbereiding op het volgende seizoen maximaal twee kilo aangedikt mocht zijn, wenste ons een prettige vakantie en verdween. Iedereen besefte dat er een nieuw hoofdstuk begon, dat we op de toppen van onze tenen zouden moeten lopen. Gerets liet me inzien dat ik als voetballer geld en prijzen kon pakken. Tevoren was ik gemakzuchtig. Ik had af en toe een trap onder de kont nodig. Zonder hem had ik nooit bij een topclub gespeeld. Opvallend is wel dat we pas kampioen werden toen Kjetil Rekdal vertrok, een van de beste spelers waar ik ooit mee op het veld stond. Bepalend waren Stanley Menzo, Eric Van Meir, Nico Van Kerckhoven, Pascal Bovri. Wanneer het wat minder ging op training, stroopte laatstgenoemde de mouwen op. Dat werkte zo aanstekelijk dat iedereen daarin meeging.”

Brocken blééf na de titel : “In dat titeljaar kwamen de aanbiedingen voor mij pas heel laat, toen ik besefte dat de Champions League haalbaar was. Toen hadden de meesten al elders getekend, niet beseffend dat ze kampioen zouden kunnen worden. Anders, weet ik zeker, waren ook zij gebleven. Nu heeft Lierse bij het beklimmen van de trap een aantal treden overgeslagen. Ze zijn weer naar beneden gedonderd.”

Brocken verliet Lierse op zijn achtentwintigste : “Ik zat vijf keer met Gaston Vets aan tafel. Telkens herhaalde hij dat hun bod het hoogsthaalbare was. Nergens, zei hij, zou ik meer kunnen verdienen, want Anderlecht, Brugge en Standard waren voor mij niet haalbaar. Hij schrok zich rot toen ik vervolgens naar Anderlecht ging.”

Ook na zijn vertrek bleef Lierse in zijn hart. “Eén keer werd het me te veel. Toen ik hoorde dat Vets overwoog om Gaston Peeters als manager aan te trekken, belde ik hem op en smeekte hem dat niet te doen. Ik had Peeters leren kennen in Lommel. Drie dagen later hoor ik dat hij het toch werd. Dat vond ik zo erg. Of ik met hem had kunnen samenwerken ? Nooit !”

Nu werkt hij dagelijks met vrijwilligers die al bij Lierse waren toen hij zelf zijn jeugdopleiding kreeg : “Vaak voel ik me nog de kleine Brocken. Ik wil ervoor zorgen dat ook mijn kinderen en kleinkinderen straks nog naar het Lisp kunnen gaan om er talent uit eigen opleiding te zien ontluiken, net zoals ik dat aan de hand van mijn vader kon.”

Neel De Ceulaer

Nog altijd woont ex-speler en ex-manager Neel De Ceulaer de thuiswedstrijden van Lierse bij. Hij voetbalde bij Lierse vanaf zijn negende. Al toen hij op zijn zeventiende in 1965 in het eerste elftal debuteerde, had Lierse de reputatie dat het vaak in de tweede helft van het seizoen op de rem ging staan. De Ceulaer wil er niet op ingaan, maar sommige spelers uit die tijd kan hij niet echt aanbevelen voor het Lierse elftal van de eeuw.

In 1969 won hij de beker van België met een mix van oudgedienden die de titel van 1960 nog meegevierd hadden en talentrijke jongeren. In 1970 schakelde Lierse over naar profvoetbal. Enkel Anderlecht en Standard waren op dat moment al profclubs. Twee jaar eerder ging De Ceulaer aan de slag bij Esso in de Antwerpse haven, waar hij nog steeds werkt. “Toen was er training om vier uur ’s middags. Ik stopte in de Antwerpse haven om twee uur. Het gebeurde wel eens dat de bruggen openstonden en ik pas na vier uur arriveerde. Bij Esso kreeg ik in 1970 twee jaar onbetaald verlof, want plots werd er ’s morgens en ’s middags getraind. Na die twee jaar moest ik kiezen tussen terugkeren of prof worden. Het voorstel van Lierse vond ik onvoldoende. Daarom ging ik op mijn achtentwintigste naar de tweedeklasser Boom waar ik werk en voetbal kon combineren.”

Het hoogtepunt uit zijn carrière was de Europese campagne toen Lierse in 1970/71 de Europese kwartfinale haalde tegen Milan. Hij speelde mandekking tegen Gigi Rivera, toen een van de beste voetballers in Europa. Daarvoor schakelde Lierse Leeds, Rosenborg en PSV (met Guus Hiddink als invaller) uit. “Leeds was toen een Europese topploeg. Alleen Billy Bremner was er niet bij, er stonden wel acht internationals op het veld. Toen we ginder na de 0-2-thuisnederlaag aankwamen, waren die mannen nog aan het trainen. Op zes minuten tijd maakten we nog voor de rust drie goals. We kregen wel een staande ovatie van het thuispubliek. Eigenlijk was ik daar ziek, maar de dokter van Leeds gaf me een pilletje. Een aantal jaar geleden zag ik een van die internationals, Cooper, terug toen hij als lid van Southampton naar Lierse kwam. Hij kon zich niet herinneren dat Leeds ooit van Lierse verloor. Tot ik hem een krantenartikel onder de neus duwde, tot groot jolijt van zijn spelers.”

In 1988 vroeg het bestuur hem of hij geen manager wilde worden. De Ceulaer had net als trainer Heultje van de eerste provinciale naar de derde klasse gebracht. Lierse wilde de schuldenberg afbouwen door zoveel mogelijk spelers van eigen jeugd door te laten stromen. “Laten we wel wezen : bestaat het licentiesysteem in 1988 al, had Lierse het toen nooit gehaald.” Extra ambitie bracht Erik Gerets, die bij zijn komst tot eenieders verbazing een titelpremie in zijn contract wilde : “Geen ongelofelijk hoog bedrag. Gerets vergrootte de waarde van een aantal spelers. Op zijn verlanglijstje stond op nummer zeven Bart De Roover. De eerste zes waren niet haalbaar. Ook Deflandre niet.”

In de voorbereiding voor het kampioenenjaar hoorde De Ceulaer dat de grootste jeugdtalenten ( Snoeckx, Huysmans en Peeters) bereid waren hun aflopend contract te verlengen. “Toen ik het bestuur aanmaande zo snel mogelijk met die jongens rond de tafel te zitten, stelden ze voor dat zo lang mogelijk vooruit te schuiven : ‘Nu zijn ze te duur, aan het eind van het seizoen zullen ze met minder tevreden zijn.’ ( lacht hartelijk)

“Toen ik in 2000 vertrok, was Lierse helemaal schuldenvrij. De onkosten waren ook niet hoog. Tot het begin van het kampioenenjaar deden secretaris Benny Van Dijck en ik er alles zelf. Ik dan nog na mijn uren. Ik ging weg omdat ik me niet meer kon vinden in de manier waarop Lierse het zag. Voorzitter Freddy Van Laer ging akkoord met de vernieuwing van de tribunes, maar wilde geen extra toren met kantoren bouwen. Dat kostte meer dan twee miljoen euro extra. Gaston Vets wilde dat wel. De tweede fout is dat ze een paar jaar later meer dan dertig profs hadden. Een club als Lierse mag er maximaal achttien hebben, aangevuld met jongeren. Vets was een zakenman, die wilde kopen en verkopen. Dat gaat niet voor een kleine ploeg. Wat kunnen wij kopen ? Zelfs in Kroatië krijgt Lierse alleen vierde keus. Probeer daar nog iemand te vinden die je achteraf met winst kan doorverkopen. De enige spelers die voor Lierse echt geld opbrachten, waren de eigen jeugdspelers. Als je die verwaarloost, snij je in eigen vlees. De lucratiefste transfer was die van Nico Van Kerckhoven, die ongeveer drie miljoen euro opbracht. De duurste speler die ik ooit haalde ? Klaus Eftevaag voor 150.000 euro.”

Herman Helleputte

Westerlotrainer Herman Helleputte kende als speler nooit een andere club dan Lierse, waar hij op zijn 33ste hulptrainer werd op aangeven van trainer Dimitri Davidovic. Later werd hij er hoofdtrainer. Na zijn vertrek naar Germinal won zijn opvolger Erik Gerets prijzen.

Helleputte werd prof toen hij in 1973 samen met vijf andere jeugdproducten (waaronder Willy Wellens) in de kern belandde. “Mijn ouders hadden een volkscafé waar heel veel supporters van Lierse kwamen”, vertelt hij. “Het was vanzelfsprekend dat ik naar Lierse zou gaan. Mijn eerste trainer was trouwens Bernard Voorhoof . Die kwam af en toe iets drinken in het café en ging dan met mij buiten met de bal spelen.

“Vanaf mijn zesde ging ik samen met mijn vader naar het Lisp. Vijftien was ik bij die indrukwekkende Europese campagne. Een jaar eerder ging ik ook op verplaatsing mee naar Manchester City. Normaal zou ik met mijn moeder mee naar Leeds gaan, we waren al ingeschreven voor de vliegreis. Maar omdat Leeds in Lier met 0-2 won, besliste men maar een van de twee vliegtuigen te charteren. Wij hadden plaatsen in het tweede en kregen ons geld terug. Tijdens de rust belde een bevriende cafébaas vanuit Leeds : ‘Ge zult het niet geloven, maar het staat hier 0-3.’ Van radio of tv was er niemand mee. Niemand geloofde hem. Na de wedstrijd belde hij : ‘0-4 !’ Opnieuw werd er gelachen. Toen we om tien uur naar het nieuws op de radio luisterden, sprak Bob Deps de historische woorden : ‘Lierse is een wereldploeg.’ Het mooiste moment was de terugwedstrijd tegen Rosenborg, waar Lierse een 4-1-nederlaag uit de heenmatch goedmaakte. Pas twintig minuten voor tijd viel de eerste goal. Ook naar PSV en Milaan ging ik mee.”

Als speler beleefde hij twee korte Europese campagnes. De nederlaag bij Carl Zeiss Jena in 1978 blijft hem bij : “Nooit in mijn carrière ben ik zo weggespeeld als in Jena, terwijl we conditioneel sterk stonden. Negentig minuten werden we weggeblazen. Tijdens de wedstrijd voelden we dat er iets niet klopte bij die mannen.”

Helleputte zag Jan Ceulemans op zijn zeventiende debuteren, Erwin Vandenbergh was amper zestien. “Erwin was een stille, een van de weinigen die geen alcohol dronk. Geen sfeermaker zoals Bertho Bosch. Die liep in het bos met een stok achter ons. Wij moesten de handen omhoogsteken, waarop hij zich voordeed als een Duitse soldaat die krijgsgevangenen voortduwde. Op een dag gingen we naar Waregem en deed hij alsof hij Carl Engelen een duw gaf aan de rand van een vijver. Carl draaide zich om en haalde uit, pats, in het gezicht van Bosch.”

Toen Dany Verlinden naar Club ging, kwam Jean-Marie Pfaff. “Voor zijn eerste wedstrijd zat het Lisp nokvol. Jean-Marie wist hoe hij dingen gedaan kon krijgen. Hij wilde graag kastjes in de kleedkamer en vroeg of ik geen schrijnwerker kende. Ik kende er één, maar de gemiddelde wachttijd bedroeg zes maanden. Jean-Marie vroeg me die man te bellen en nam de hoorn over : ‘Hallo, ’t is hier de Jean-Marie.’ Twee dagen later waren de kastjes daar, tiptop in orde en hélemaal gratis.”

Als trainer maakte Helleputte geen bezwaar wanneer het bestuur de betere spelers liet vertrekken : “Ik was een Lierseman. Als het bestuur wilde verkopen, deed het dat maar, dan pakte ik er wel nog een jongere bij.” Wie was de beste speler die hij ooit bij Lierse meemaakte ? ” Kjetil Rekdal. Hij liep traag, maar weinigen konden zo snel voetballen.”

Nu nog komt Helleputte graag naar Lier en Lierse : “Lierse ademt, net als Lier, gezelligheid uit. Was ik geen trainer, ik ging nog altijd kijken. Behalve dit seizoen. Met de ploeg waarmee het dit seizoen aanvatte, kon ik me niet vereenzelvigen. Belachelijk dat men elf of twaalf buitenlandse spelers meende te moeten kopen.”

Marcel Vets

Vorige week zag Marcel Vets, technisch directeur bij de jeugd, de inderhaast opgetrommelde doelman Jochem Tanghe als 68ste jeugdspeler naar het eerste elftal doorstromen sinds hij in 1976 jeugdcoördinator werd. Zelf voetbalde Vets tot 1965 dertien jaar in de eerste klasse met Berchem Sport. Toen Bob Quisenaerts hem benaderde om de invallers te trainen, vroeg Vets of hij niet met de jeugd mocht werken. Na 38 jaar als leraar Nederlands en Engels in het middelbaar onderwijs en 30 jaar jeugdcoördinator bij Lierse zou hij opnieuw dezelfde keuzes maken : “Met jeugd werken is ongelofelijk. Ik probeer de moderne generatie wel te laten inzien dat ze niet het slachtoffer mogen worden van gemakzucht.”

Toen hij in 1976 begon, was jeugdwerking braakliggend terrein. “Westerlo zat in de derde klasse. Moeiteloos haalden wij daar Frank Dauwen. Vandaag zou dat niet meer lukken.”

Tot voor een paar jaar bleven jeugdspelers op het Lisp tot ze een kans kregen. “Die kansen kwamen er omdat dat van bovenaf toegejuicht werd, omdat de trainers die hier toen waren de jeugd een kans gaven. Doorstroming hangt in de eerste plaats af van de hoofdtrainer. Hij bepaalt wie in de kern zit en wie in de eerste ploeg speelt. Timothy Dreesen had al een jaar meer ervaring in de eerste klasse moeten hebben.”

Vorig jaar zag Vets Sven Verdonck en drie ploegmaats naar Genk vertrekken. Geld kon Lierse zijn jeugdspelers nooit bieden. Toch brokkelt de jeugdwerking niet af : “Als je ziet hoe we met bescheiden middelen competitief blijven met clubs die veel meer middelen inzetten, kan je niet anders dan besluiten dat we heel succesvol zijn.”

De eerste spelers die onder zijn hoede doorstroomden, waren Dany Verlinden, Marc Mertens en Alain Van Baekel. Nummer 67 was Kane De Veler. Elf van hen werden international : Dany Verlinden, Frank Dauwen, Gert Verheyen, Nico Van Kerckhoven, David Brocken, Dirk Huysmans, Karel Snoeckx, Bob Peeters, Jurgen Cavens, Carl Hoefkens en Stein Huysegems. Absolute toppers werden ze niet. Dat moet men de jeugdopleiders niet verwijten, vindt Vets : “Het grote probleem bij de jeugd is de school. Voor mij primeren de studies nog steeds. Met die geweldige salarissen van een jaar of tien geleden heb ik daar even aan getwijfeld, maar ik ben al lang terug bij mijn mening van toen. Je wordt alleen maar voetballer door uren te kloppen. Of ze hier drie dan wel vijf keer per week trainen, maakt niet uit. Ze worden nooit profvoetballer met de uren die ze op de club doorbrengen, wel met wat ze erbuiten doen. Ze moeten de passie hebben om zichzelf te verbeteren. Een speler in de eerste klasse die niet tweevoetig is, was in zijn jeugd te lui.”

Passie is het sleutelwoord. “Je moet de jeugd enthousiast maken. Als je les boeiend is en jij een boeiende persoon bent, heb je ze vast. Eens de school voorbij zijn jonge voetballers 24 uur beschikbaar. Wat een weelde ! Op voorwaarde dat je ermee werkt. Geef de oudere kernspelers een vrije dag, maar nooit de stagiairs ! Afgewerkte producten vind je niet op de leeftijd van achttien jaar, omdat ze tot dan veel tijd aan de school moeten besteden. Op achttien moeten talenten, net als scholieren, naar de universiteit. Daarom moeten in de bovenbouw naast de hoofdtrainers begeleiders beschikbaar zijn die keihard met die jongens werken. Wil een club jeugdspelers in de eerste ploeg halen, dan moet je daar in de kritieke jaren mee werken. Niet door playstation in het spelershome te installeren. Waarom loopt een jonge speler verloren ? Bij gebrek aan begeleiding in de cruciale jaren ! Waar is de opvang van jongeren die plots met hun kop op tv komen, zakken vol geld hebben en daarom overal waar ze in het uitgaansleven verschijnen succes hebben ?”

Jarenlang besefte Lierse niet hoe verwend het was. “Hier vond men het doodnormaal dat er elk jaar twee talenten doorbraken. De vorige vijf jaar kwamen alleen Stein Huysegems , Stef Wils, Cliff Mardulier, Jurgen Raeymaeckers naar boven. Naar Liersenormen was dat niet voldoende. Maar als bovenaan de rem wordt opgezet, is dat niet gunstig voor de jeugd.”

Op dit moment ziet het er voor de Lierse jeugd weer goed uit, ziet Vets : “De nieuwe trainer, René Trost, is jeugdminded en heel enthousiast. Dat hebben we hier nodig.”

GEERT FOUTRÉ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content