Er bestaat een enorm verschil tussen de voetbalwereld en de politiek. Maar hoe langer Pol Van Den Driessche in beide werelden zit, hoe meer gelijkenissen hij vindt.
1.Terminologie
“Laten we offensief spelen, we blijven te vaak aangewezen op verdedigen en achtervolgen”, hoor je vaak in de politieke cenakels. Of nog: “Hoe kunnen we de andere in de (buitenspel)val lokken”, “Voor die fout verdient zo’n minister geel, misschien zelfs rood!” en “Er wordt paniekvoetbal gespeeld.” Voetbaltermen en -uitdrukkingen zijn schering en inslag in het politieke discours.
2. Kleuren
Voetbalploegen en partijen hebben ook eigen kleuren: groen, rood, blauw, paars, zwart, geel, wit of een combinatie ervan. Voor oranje moet je naar het noorden. Sportfans tooien zich met die tinten op matchdagen, de fanatiekelingen zelfs van top tot teen. Toch dragen ook politici en militanten soms iets opvallends. Het knalrode jurkje van Freya Van den Bossche, de felblauwe dassen tijdens liberale recepties of de oranje bloemen op CD&V-feestjes zijn daar de niet altijd even geslaagde voorbeelden van.
3. Roofbouw
Zowel voetballers als politici handelen bijzonder gedreven om hun doelstellingen te halen. Soms balanceren ze op het randje van wat een menselijk lichaam aankan, plegen ze roofbouw op hun lichaam. Voetballers lopen zich te pletter of hervatten de trainingen te snel na een blessure, opgelapt door gespecialiseerde artsen en klaargestoomd door handige kinesisten. Politici, van hun kant, slapen te weinig. Tijdens talloze avondvergaderingen en veelvuldige recepties drinken ze liters koffie en kappen ze al eens te veel alcohol achterover. Tussendoor stillen ze hun honger fast en vettig.
4. Kwetsbaarheid
Bovenal zijn de twee specifieke beroepsgroepen hoogst kwetsbaar. Voetbalspelers letterlijk, politici vooral figuurlijk. Eén fatale trap of ongelukkige val kan een gedroomde voetbalcarrière breken, één domme fout of een fatale uitschuiver betekent niet zelden het einde van een politieke loopbaan. Sportlui herstellen doorgaans wel sneller dan politici.
5. Afhankelijkheid van pers
Als sportjournalisten aanhoudend inhakken op de prestaties van een bepaalde speler, dan wordt de sporter onzeker en dreigt hij weg te glijden. Ik ken spelers die wegkwijnen bij de neersabelende zinnetjes van reporters. Datzelfde geldt zo mogelijk nog meer voor politici: het negatieve oordeel van de Wetstraatpers kan vernietigende gevolgen hebben. Om nog maar te zwijgen van de gruwelijke commentaren die door idioten op het internet worden gepost bij om het even welk initiatief dat een politicus neemt. Of die een sportman te slikken krijgt na een offday.
6. Afhankelijkheid van supporters
Als dan ook nog eens het publiek – al dan niet ten gevolge van de afbraakcampagne in de media – de voetballer of de politicus gaat afvallen, is het hek helemaal van de dam. Beiden zijn voor hun overleven inderdaad afhankelijk van de ‘supporters’. Als de publieke opinie tegenzit, dreigt depressie en verzuring. Een opmerkelijk fenomeen is wel het volgende: bepaalde sportlui en Wetstraatbewoners kicken erop wanneer zij aanhoudend worden beschimpt; het zijn als het ware de sm’ers van de kleedkamer en de parlementaire wandelgangen.
7. Onzekerheid
Voetballers en politici hebben ook gemeen dat ze onzeker zijn, al geven ze dat publiekelijk zelden toe. Dat strookt immers niet met het ‘superieure’ beeld dat hoog gehouden moet worden. Toch tobben allen meer dan eens per jaar over hun toekomst, verbazend genoeg ook die enkelingen die al ‘binnen’ heten te zijn. De leden van beide beroepsgilden hangen in belangrijke mate af van de beslissingen die hun leiders nemen. Het is de trainer, de voorzitter of de sterke man/vrouw – de top – die de lakens uitdeelt in de club of in de partij. Zij beslissen wie mag meespelen en op welke plaats. Die voetballers en politici kunnen, ook al presteren zij persoonlijk sterk, de dieperik in worden gesleurd door onjuiste manoeuvres en tactische blunders van de top.
8. Gevecht
Voetbal noch politiek is een bezigheid voor te zachtgeaarde mensen met een week hart en een tere huid. Het spel is ruw, de confrontaties dikwijls pijnlijk. Op het veld en in de kleedkamer, maar evengoed in de Wetstraat en binnen de partijhoofdkwartieren. Het gaat loeiend hard tegen de tegenstrevers, want die moeten eronder worden geduwd en dat wordt op gejuich onthaald. Maar evenzeer binnen de eigen ploeg en in de eigen partij gaat het er niet zelden onzacht aan toe: te nadrukkelijk succes voor een ploegmaat of een partijgenoot wordt als bedreigend voor de eigen positie ervaren. Het uitvallen van de ene is voor de andere een zegen. Altijd is het vechten voor de eigen plaats. Al beseffen de meesten wel dat je uiteindelijk slechts resultaten kunt boeken als je geregeld in ploegverband speelt, nogal wezenlijk om te overleven. Te grote individualisten gaan onder al dan niet heimelijk hoongelach op hun bek. En tribunespelers zijn niet altijd de lievelingen van de trouwe aanhang.
9. Grootverdieners
Politici en voetballers verdienen stevig en beschikken over een aardige pensioenregeling. Al moet gezegd – zonder rancune, maar als vaststelling – dat het er in de voetbalbusiness ver over is. Dat tientallen eersteklassespelers in dit land een veelvoud verdienen van de vergoeding die de eerste minister van dit moeilijke koninkrijk opstrijkt, is onredelijk. Nog een verschil in dat verband: de macht van het geld en van de ‘commerce’ nam enorm toe in de sportwereld, in de politieke wereld verloor deze factor aan belang, gelukkig maar. Zie de strakkere deontologische regels en wettelijke verplichtingen tijdens verkiezingscampagnes, gevolgd door de verplichte opgave van het vermogen en van de mandaten die politici hebben.
10. Levensduur
Tot slot is ook de ‘levensduur’ van beide beroepsgroepen opvallend gelijklopend. Een voetballer rendeert tien tot vijftien jaar. Parlementsleden houden het in de huidige omstandigheden gemiddeld even lang uit. Afscheid nemen verloopt haast altijd pijnlijk en evolueert doorgaans naar verzuchtingen in de zin van: “In mijn tijd was het beter en we werkten harder.” De vrees voor het zwarte gat is groot, niet het minst voor de partners van de sport- of politieke goden.
Laat me eindigen met nog één merkwaardige belevenis. Wie het geklungel en gemarchandeer van de voorbije maanden op het hoogste niveau van de Belgische voetbalwereld aanschouwde, zou de lust voelen dat beschamende gedoe te vergelijken met een verfoeilijk politiek compromis dat ’s nachts en na sloten whisky in een kasteel werd bedisseld. Maar deze vergelijking doet de Belgische politiek werkelijk onrecht aan. Immers, de eerste minister of koninklijke bemiddelaar of junta van partijvoorzitters die met zulk krakkemikkig akkoord buitenkomt, zou met pek en veren worden ingesmeerd en de Wetstraat uitgejaagd. Terecht overigens.
Pol Van Den Driessche is CD&V-senator en bestuurslid van Cercle Brugge.
door pol van den driessche – beeld: jelle vermeersch
Zowel in politiek als in voetbal is het altijd vechten voor de eigen plaats.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier