Met Guy Thys is vorige week de meest succesvolle bondscoach die dit land ooit gekend heeft, overleden. Reden genoeg voor de dag- en weekbladen om uit te pakken met uitgebreide lofbetuigingen van spelers die de periode onder Thys hebben meegemaakt. Wat daarbij opvalt, is dat Thys niet zozeer wordt geloofd om zijn briljant tactisch vernuft (oké, die match tegen Maradona uitgezonderd), maar vooral om zijn psychologisch inzicht.

“Guy Thys was voor mij een vaderfiguur”, laat Jan Ceulemans weten. “Als geen ander slaagde hij erin een geheel van persoonlijkheden om te smeden tot een collectief”, is de teneur in de kranten. In een interview dat Thys met De Morgen gaf rond de eeuwwisseling, vertelde hij zelf dat zijn sterkste capaciteit erin bestond elke speler individueel aan te voelen. Vloeken op de éne, terwijl hij de andere extra aanmoedigde. Tiens, waar hebben we zulke zaken nog gehoord ? Waarom wordt Aimé Anthuenis geloofd ? En Robert Waseige ? Als ik uw blad mag geloven, niet steeds wegens hun progressieve oefenstof of flexibele tactiek, wel omdat ze “psychologisch sterk” zijn (wat dat dan ook moge betekenen). En om even buiten het voetbal te kijken : waarom kent Justine Henin dit jaar haar doorbraak en waarom komt Frank Vandenbroucke er eindelijk weer door ? Omdat ze hard getraind hebben natuurlijk, maar misschien ook omdat ze een psycholoog in de arm hebben genomen, die enkele psychische hindernissen heeft helpen wegnemen, waardoor het talent en de training optimaal kunnen renderen.

Is het omdat het voetbal toch nog steeds een mannenbastion is, een machobastion zeg maar, dat het mentale zo verwaarloosd wordt ? Een voetballer is toch geen softie, die bij een zielenknijper op de sofa moet ? De medische begeleiding van voetballers daarentegen kent weinig grenzen. Anderlecht betaalde vorig jaar fortuinen om Gilles De Bilde met vitaminepreparaten fit te houden. Emilio Ferrera en Paul Put zweren terecht bij een wetenschappelijke begeleiding in het opstellen van individuele trainingsprogramma’s. Elke zichzelf respecterende profclub heeft een hele garde medici, fysiotherapeuten, kinesisten en aanverwanten om niets van het lichaam aan het toeval over te laten. Maar qua psychische begeleiding beperken de trainers zich tot “psychologisch inzicht”, tot “vaderlijk zijn” of tot de fascinerende, maar behoorlijk zweverige kletspraat van iemand als Jerko Tipuric. Voor een wetenschappelijk onderbouwde psychologische begeleiding is er vooralsnog geen plaats in het voetbalwereldje. Nochtans bestaat er een hele bibliotheek aan wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van bijvoorbeeld faalangst op de individuele prestatie, of over de groepsprocessen die maken dat een collectief faalt of verbetert.

Op die manier kan de wetenschap het psychologisch inzicht van Thys concretiseren, waardoor het ook systematischer kan worden toegepast in de mentale begeleiding van voetballers. Wie weet zou dat kunnen voorkomen dat Anderlecht opnieuw uiteenvalt in kliekjes (” Broos spreekt zo weinig”), zoals vorig seizoen, of dat Brugge opnieuw faalt in een alles-of-niets groepswedstrijd in de Champions League (“Op zo’n veld hangt het van toevalligheden af”). Niet elke trainer is immers begiftigd met de psychologische doortastendheid van Guy Thys.

Bij het lezen van de uitspraken van de heer Demeyere omtrent de komst van Wilhelmson naar RSCA ( SM/VM nr.31 van 30 juli 2003), en de reacties van de supporters daarover, moet ik toch wel eens goed lachen. Want laat nu net dit het gegeven zijn, waarin de dirigenten en supporters van Club Brugge zich de jongste jaren onsterfelijk belachelijk hebben gemaakt. Steevast werden de spelers die ze aantrokken aangekondigd als ongelooflijke toppers, die gewild waren door alle toppers uit pakweg Italië of Spanje, maar die wegens Vanhoves mooie ogen voor Brugge kozen. Jankauskas, Simic, Nemec, Serebrenikov, Spilar en noem maar op, allemaal waren het witte merels die de Belgische competitie overstegen. Eerlijk gezegd heb ik er nog maar weinig van gezien, hoor !

Ook dit jaar weer van hetzelfde : Gvozdenovic, Rozenahl en co, echte toppers waren het. Afgaande op hetgeen ik zag in de Brugse Metten, ben ik er niet bang van, moet ik zeggen. Wat Stoica betreft, kunnen we kort zijn : wat ze in Anderlecht reeds langer wisten, en men in Brugge willens nillens zou gaan ontkrachten, is de conclusie dat hij simpelweg te weinig karakter heeft voor de top.

Sven De Maeght, Spermalie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content