Vandaag en de komende weken pakt Sport/Voetbalmagazine uit met de unieke cadeaureeks Goden van het Belgisch voetbal (zie ook p. 8). Elke week zetten we hier één speler in de kijker. Voor de jaren tachtig is dat Preben Elkjær Larsen, de geniale woelwater van Sporting Lokeren.

Grillig als de winden die over het vlakke Seeland waaien, zo was ook de Deense voetballer Preben Elkjær. In België – en alleen in België – staat hij bekend als Preben Larsen. Een ijzersterke spits: op het wereldkampioenschap van 1986 in Mexico werd hij uitgeroepen tot derde beste speler van het toernooi (na Maradona en doelman Toni Schumacher), hoewel de Denen al in de achtste finale waren uitgeschakeld.

Maar ook naast het veld had de vlotte Deen een zekere reputatie: verstokte roker, liefhebber van snelle wagens. Over zijn verblijf bij de 1. FC Köln in 1977, toen hij amper twintig was – “te jong voor de Bundesliga”, zei hij achteraf – doen de wildste verhalen de ronde. De spartaans harde trainer Hennes Weissweiler, met wie Elkjær het absoluut niet kon vinden, vroeg hem ooit of het klopte dat hij in een bar was gezien in het gezelschap van een mooie dame en een fles whisky. Elkjær zou geantwoord hebben dat daar niks van klopte, het waren twee vrouwen en een fles wodka …

Toch aarzelde Sporting Lokeren geen moment toen het in 1978 de jonge Deen kon binnenhalen, reputatie of niet. Elkjær zelf relativeert dertig jaar later dat imago van moeilijke jongen wel wat. “Ik was jong, hé,” zegt hij in keurig Nederlands, “maar ik heb het nooit te bont gemaakt, nooit gedronken, altijd respect betoond voor mijn ploegmaats en voor de club.” Misschien waren het vooral de verhalen uit Keulen die hem voorafgingen? “Dat zou kunnen,” lacht hij, “maar toen was ik nóg jonger …”

Onvoorspelbaar, onhoudbaar

Voor Lokeren is de transfer een schot in de roos. Hij scoort meteen bij zijn debuut, de kwartfinale van de beker van België tegen Standard. Het is een historische wedstrijd: Lokeren buigt tegen de Rouches een 0-3-achterstand om in 5-3-winst. De jonge Larsen wordt meteen tot publiekslieveling gekroond.

Met het Poolse duo LatoLubanski vormt hij tussen 1980 en 1982 een voorhoede van Europese allure. De drie L’en snijden menige defensie aan flarden. De doeltreffendheid van Lubanski, de snelheid van Lato en de onvoorspelbaarheid van Larsen, geruggensteund door het briljante passspel van René Verheyen en RaymondMommens, bezorgen de Waaslandse club enkele jaren na elkaar een plaatsje in de nationale top vier. In 1981 wordt Lokeren zelfs vicekampioen na Anderlecht.

In de UEFA Cup behaalt Lokeren lang geen onaardige resultaten. Een van de hoogtepunten is de achtste finale tegen Real Sociedad in 1981. De Spanjaarden moeten na het 1-0-verlies op Daknam in eigen huis de aanvalstrom luiden. Larsen maakt gebruik van de ruimte die hij krijgt om de Spaanse defensie twee keer te grazen te nemen. Sociedad maakt nog gelijk, maar Lokeren mag naar de kwartfinale, die het nipt verliest tegen AZ. Het seizoen daarop begint het Europese avontuur met een gelijkspel tegen het gereputeerde Nantes. Na de 1-1 buitenshuis spijkert Lokeren de Fransen op Daknam tegen het eigen doel. Larsen maakt weer twee goals: de 1-0 en de 4-0.

Larsen is in zijn beste dagen onhoudbaar. Hij koestert zijn vrijheid, maar werkt zich wel te pletter. Hij maakt acties, spurt achter schijnbaar verloren ballen aan en gebruikt slag om slinger zijn sterkste wapen: de bal aannemen met de rug naar het doel, bliksemsnel omdraaien en er dan als een pijl vandoor gaan. Oog in oog met de keeper weet hij als geen ander zijn cool te bewaren. Talloos zijn de stiftertjes waarmee hij de goalies grabbelend in het ijle achterlaat. Maar evengoed knalt hij de bal er van ver in, scoren is immers zijn tweede natuur. In zes jaar en 190 wedstrijden voor Lokeren zet hij maar liefst 98 keer de netten bol.

Voor iemand die krullende dribbels op de mat legt en alle kanten van zijn schoen gebruikt, is Larsen ook fysiek opmerkelijk sterk. Een gespierde torso, stevige benen en niet bang om het duel aan te gaan. Integendeel, Larsen is vaak zelf degene die uitdeelt. Redenen genoeg waarom verdedigers er niet van houden tegen Larsen te spelen. Voor een spits is dat altijd een compliment.

Tomeloze inzet

Lokeren mag dan al intens van zijn rusteloze Deen houden, de liefde is meer dan wederzijds. Na de kadaverdiscipline bij het Keulen van Weissweiler komt hij in een warme omgeving terecht. “De mentaliteit in België sloot veel beter aan bij de Deense”, blikt hij terug. “Mensen als voorzitter Etienne Rogiers en Aloïs Derycker zorgden ervoor dat je je echt goed voelde op de club. Het was de ideale omgeving om mezelf te ontwikkelen.”

Ontwikkelen op velerlei vlak, zo mag die uitspraak gerust geïnterpreteerd worden, want Larsen maakt in Lokeren ook een keuze die zijn verdere leven zal bepalen. Hij wordt verliefd op een meisje uit Doorslaar, een gehucht van de Lokerse deelgemeente Eksaarde, en hij trouwt met haar. Het bezorgt de Deen rust en stabiliteit – dit jaar vierden ze hun dertigjarig jubileum.

Preben Larsen blijft tot 1984 bij Lokeren en verhuist dan naar het Italiaanse Hellas Verona, op dat ogenblik een goede middenmoter in de Serie A. De geel-blauwen beginnen uitstekend aan het seizoen en kloppen Juventus met 2-0. Een van de goals komt op naam van Larsen en getuigt van tomeloze inzet. Bij een tackle op de rand van het strafschopgebied speelt hij een schoen kwijt, maar met de andere knalt hij het leer nog tegen de touwen. Hellas doet wat niemand voor mogelijk had gehouden: het slaagt erin zijn momentum een heel seizoen vast te houden en sleept op de voorlaatste speeldag de scudetto in de wacht. Geen enkele provincieclub zou daar nadien nog in slagen.

Danish Dynamite

Larsen blijft – na zes jaar Lokeren – vier jaar in Verona, alvorens nog even uit te bollen bij het Deense Vejle BK. Het typeert hem, zegt hij zelf: “Ik kreeg wel aanbiedingen, maar wanneer ik me ergens goed voel, ga ik daar niet graag weg.” Lokeren en Verona zijn – met alle respect – toch niet dé grote clubs, maar Larsen ziet dat anders: “We hadden toen wel grote ploegen. Kampioen spelen in Italië is niet niks. En zoals gezegd: ik was er gelukkig. Had ik me beter gevoeld bij Arsenal? Dat weet je niet, hé.”

Aan internationale erkenning ontbreekt het Preben Elkjær Larsen in elk geval niet. Met de nationale ploeg – het fameuze Danish Dynamite – gooide hij halverwege de jaren tachtig hoge ogen. Op het EK’84 en het WK’86 hadden de Denen misschien wel de beste ploeg van het toernooi. “In elk geval beter dan de Deense ploeg die in 1992 het EK won waaraan ze eigenlijk niet hadden mogen deelnemen”, zegt Larsen stellig.

In 1986 knallen de Denen door de groepsfase met overwinningen op Schotland (1-0, doelpunt Larsen), Uruguay (6-1, hattrick Larsen) en West-Duitsland (2-0). In de achtste finale stuiten ze echter op Spanje (1-5) en een ontketende Butragueño, die vier keer scoort. Het Spaanse voetbal lag hen op de een of andere manier niet, zegt Larsen. Twee jaar eerder waren de Iberiërs ook al de boeman geweest. In de halve finale van het EK domineerde Denemarken, maar Spanje wist met 1-1 de strafschoppen te halen. Larsen knalde de laatste de tribunes in, zijn meest memorabele misser ooit.

In de groepsfase van dat EK hadden de Denen gewonnen van onze Rode Duivels. Met 3-2, na een 0-2-achterstand, door een goal en een uitgelokte penalty van Larsen. Het was een bijzondere wedstrijd omdat heel wat Denen in België aan de kost kwamen: Larsen zelf, maar ook Olsen, Brylle en Arnesen van Anderlecht. “Die match moest gewonnen worden,” lacht Larsen nu, “anders hadden we het mogen horen als we weer bij onze clubs kwamen. Nu was het er heel stilletjes …”

Hoewel hij na zijn carrière weer in zijn thuisland is gaan wonen, volgt Larsen het Belgische voetbal nog steeds. Twee week-ends geleden was hij in België en bekeek hij enkele wedstrijden op tv. “Niet vet hé!”, zegt hij in onvervalst Vlaams. “Het is toch een heel ander niveau dan vroeger.”

Om zelf iets aan dat niveau te doen, als trainer bijvoorbeeld, daar bedankt hij voor. In 1995 was hij even trainer van Silkeborg en hij realiseerde zich toen dat hij gewoon geen 24 uur op 24 meer met voetbal bezig wil zijn. Hij heeft enkele bedrijven opgericht, een veilinghuis zelfs, en levert als analist commentaar voor de Deense tv. “Ik heb geleerd dat er heel wat andere mooie dingen in het leven zijn”, besluit hij. Om er op zijn eigen schalkse manier aan toe te voegen: “En die kosten allemaal geld!” S

Volgende week: de jaren negentig met Frans van Rooij.

door peter mangelschots – beelden: reporters

“Lokeren en Verona waren geen grote clubs, maar hadden wel een grote ploeg.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content