Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Maandag 19 mei 2003 heeft de twintigste uitverkiezing van de Profvoetballer van het Jaar plaats. Paul Courant, die als speler nog mee aan de wieg stond van het referendum, overloopt de erelijst.

Iets meer dan twintig jaar geleden zat Paul Courant, toen spelend voor Cercle Brugge maar out met een polsblessure, rond de kerstboom te filosoferen met journalist Rik Van Cauwelaert. Over bekroningen en prijzen ging het. Allebei vroegen ze zich af of ook in België, zoals in Engeland, de profspelers niet hun eigen voetballer van het jaar konden kiezen. “Om eerlijk te zijn,” bedenkt Courant nu, “dacht ik toen dat het niet van de grond zou komen, of’ alleszins geen lang leven beschoren zou zijn. Want zo is het toch vaak in België ? Maar kijk, intussen zijn we aan de twintigste editie, en hopelijk zal de prijs met de jaren aan allure blijven winnen. Aan de erelijst zal het niet liggen, want daar staan serieuze namen op. De Gouden Schoen, waarvan ik de evolutie als media-evenement betreur, heeft ook zijn traditie, maar dit is anders. Hier zijn het de spelers die uit hun eigen midden hún speler van het jaar kiezen en dat vind ik een mooie bekroning van een seizoen. Een voetballer kan goed iemands kwaliteiten inschatten hoor, echt waar. Naast iemands kwaliteiten hecht hij ook belang aan zijn persoonlijkheid.”

Jan Ceulemans

Jan Ceulemans won de eerste drie edities, van 1984 tot ’86. Courant : “Als je de namen overloopt, zijn het stuk voor stuk mooie mensen die allemaal geschiedenis hebben geschreven in het Belgische voetbal. Jan is één van de grootste voetballers die ik heb gekend en zonder meer één van de grootste die België heeft gehad. Mensen van een bepaalde generatie verwijzen naar hem, zoals mensen van een andere generatie aan Van Himst of aan Coppens refereren. Qua fysiek vergelijk ik Jan een beetje met Vieri, iemand die in Italië door voetbalinsiders zéér hoog wordt ingeschat. Jan kon zelf ook ooit naar Italië, naar Milan. Geloof me maar dat hij het nu enorm betreurt dat hij daar niet op is ingegaan.”

Juan Lozano

Juan Lozano was de laureaat van 1987. Courant : “Intrinsiek de beste voetballer die ik heb gekend. Ik heb Coppens nog gekend in zijn nadagen, maar dat tel ik niet mee. Ik vermoed dat Juan de trofee gewonnen heeft op basis van zijn hele carrière.”

Marc Degryse

In 1988 al was er een eerste keer Marc Degryse. Hij won de trofee nadien ook in 1990, ’95 en 2000. Courant : “Marc is iemand van wie ik vind dat hij internationaal onvoldoende bereikt heeft. Bij Club Brugge was hij heel goed, bij Anderlecht ook, maar bij PSV heeft hij niet gebracht wat iedereen er van verwachtte. En nadien ging hij naar de verkeerde club in Engeland, Sheffield Wednesday. Geen grote club. Ik vergelijk Marc een beetje met Zola. Zet Marc bij Chelsea tussen dezelfde spelers, en hij is volgens mij een even grote voetballer als Zola. Op dat vlak hebben wij Belgen een achterstand. Het ligt voor een stuk aan onze mentaliteit dat we het niet genoeg afdwingen, maar we hebben ook niet de ondersteuning van de hele entourage. Een Italiaan of een Nederlander hebben dat absoluut wel. Later, toe hij zijn carrière afsloot, heeft Marc wel weer erkenning gekregen. Mooi.”

Bij sommige Clubfans leeft er ergernis omdat met Degryse nu iemand terugkeert naar de club die hij ooit verraadde door naar Anderlecht te vertrekken. Mannen als Franky Van der Elst of Ceulemans die de ploeg wél altijd trouw bleven, konden er later dan weer niet aan de slag. Courant : “Dat zijn emoties, meer niet. Je moet kijken naar het moment en de kwaliteit. Als Marc de club wat kan bijbrengen, moet je naar de rest niet kijken. Marc is in hart en nieren een West-Vlaming en een Clubsupporter gebleven, daar ben ik honderd procent van overtuigd. Die overstap naar Anderlecht moet je kaderen in het moment. John Cordier zaliger ( toenmalig voorzitter van KV Mechelen, nvdr) en ik discussieerden toen ook met hem, maar Anderlecht was en is gewoon de grootste club van België, erkend in het buitenland. Nog steeds. Ik vind het goed dat ex-spelers in het management gaan zitten. Bayern is een voorbeeld. Er is maar één club in Italië waarvan ik denk dat ze beter is : Juventus. Al de rest, Inter, AC Milan en AS Roma : dat zijn, zoals ze daar zeggen, casino’s. Bij Juve zit er een filosofie achter, bij Bayern ook. Niet toevallig staan er daar ex-spelers aan het roer. Jonge mensen die vooruit denken. Daarom is het ook goed dat Michel D’Hooghe nu voorzitter wordt van een club als Club Brugge. Er zijn nóg kenners hoor : Eddy Wauters en Jos Verhaegen, die doen niet zomaar wat. Misschien dat vandaag niet meer mogelijk is wat zij vroeger wel konden, maar voetbalwijsheid blijft voetbalwijsheid.”

Marc Emmers

Plots valt Courants oog op de winnaar van 1989, Marc Emmers. Courant : “Daar schrik ik van, omdat hij als persoonlijkheid toch heel anders was dan de anderen. Het was het seizoen van de Mechelse titel, allicht is hij mede bekroond voor het succes van de ploeg. Marc was meer sportief een sterkhouder van het elftal dan mentaal, want daarvoor had hij niet de grote persoonlijkheid. Marc had als extra troeven ook zijn polyvalentie, zowel offensief als defensief, zij het tot zijn eigen grote spijt. Hij had er moeite mee dat men hem vaak op verschillende posities uitspeelde. Bij Mechelen was dat veeleer offensief, in Anderlecht defensief.”

Enzo Scifo

Enzo Scifo was de beste volgens zijn collega’s in 1991. Courant : “Om dezelfde redenen als Juan Lozano, denk ik : voor zijn briljante voetbalkwaliteiten. Hij is niet voor niks naar het buitenland gegaan, waar hij bij een aantal goeie clubs heeft gevoetbals. Zoals nog anderen is hij nadien teruggekeerd naar Anderlecht, en dat is nooit goed. Zeer weinig spelers kunnen dat op topniveau maken. Rijkaard, Cruijff en nu Litmanen, maar veel heb je er niet die kunnen beantwoorden aan het verwachtingspatroon.”

Philippe Albert

Courant maakte Philippe Albert, de laureaat in 1992, mee tijdens zijn periode bij KV Mechelen. “Toen Cordier zaliger en ik Philippe kochten, was het op vijf minuten beslist. Charleroi vroeg 45 miljoen frank, wat voor een verdediger toen heel veel geld was. Ik heb het toch doorgedrukt omdat ik een man als hij in ons elftal wilde en nog een grote progressiemarge in hem zag. De eerste wedstrijden zat hij op de bank, omdat we nog Rutjes en Clijsters hadden. Philippe kon ook linksachter spelen, maar dat deed hij niet graag en toen hij naar de bank vloog, was dat zéér tegen zijn zin. In november, toen hij alweer aan het spelen was, kregen we al een bod van Juventus van 8 miljoen Duitse mark, zo’n 160 miljoen frank. Omdat hij zelf niet wilde, ging dat toen niet door. Cordier was daar heel ongelukkig om. Het jammere aan Albert vind ik dat hij te laat met goede toptrainers is geconfronteerd, mensen die hem tactisch konden sturen. Dat was zijn probleem. Ik vergelijk hem nu een beetje met Van Buyten, die wél het voordeel heeft dat hij sneller naar een grotere club vertrok. Als Philippe dat ook had gedaan, zou hij een nog grotere carrière gemaakt hebben.”

Pär Zetterberg

Pär Zetterberg, net als Ceulemans drie keer Profvoetballer (in 1993, ’97 en ’98), was de eerste buitenlander op de erelijst. Courant leerde hem kennen tijdens zijn periode als technisch raadgever bij Anderlecht. “Pär is een Zweed, maar een buitenlander wil ik hem niet noemen. Hij is bij wijze van spreken hier in België opgegroeid. Ongetwijfeld hoort hij thuis in het rijtje van winnaars. Hij kwam veel aan de bal, kon beslissend zijn, hij bepaalde alles.”

Deze zomer keert hij terug naar Anderlecht. Courant : “Daar is moeilijk nu al wat over te zeggen. Ik weet niet in welke mate de trainer inspraak had in zijn komst, maar wat ik wel kan zeggen, is dat Anderlecht uitstekende, zelfs zéér goeie jonge spelers heeft en dat het die nu maar eens moet gebruiken. In het buitenland zijn veel clubs daar al mee bezig. Het eeuwige probleem voor zo’n oudere speler die terugkeert, is de vraag of hij zich nog kan inleven in de veranderde omstandigheden en in de wereld van de jonge spelers. Het kán lukken als Pär, die intelligent is, niet te fel de vader van die jongens wil spelen, want dat accepteert een jonge speler van vandaag niet meer.”

Lorenzo Staelens

Lorenzo Staelens was de laureaat in 1994. Courant : “Hij staat er terecht tussen, maar Franky ( Van der Elst, nvdr) niet en dát vind ik spijtig. Het zijn niet dezelfde spelers, maar toen Timmy Simons de Gouden Schoen won, dacht ik spontaan terug aan Franky. Dat is toch de sterkte van Club, dat ze zo’n spelers vinden : Timmy in Lommel, Franky bij RWDM. Als je ziet wat hij later heeft betekend voor Club, had hij deze erkenning toch verdiend. Eigenaardig dat het niet gebeurd is. Misschien dat zijn gedrag op het veld iets verklaart ( van Van der Elst wordt verteld dat hij ongelooflijk kon zagen tegen de scheidsrechter, nvdr), maar ik vind dat populariteit niks te maken mag hebben met kwaliteit. Op zijn positie moet je ook in de eerste plaats aan je elftal denken en soms misschien een keer – ik zoek het woord – bijna intimideren. In Argentinië vinden ze die positie heel belangrijk, meer dan de nummer tien is dat daar de strateeg.”

Luc Nilis

Luc Nilis kreeg zijn trofee toen hij voor PSV voetbalde (1996), zes maanden nadat hij in Nederland de trofee van beste voetballer had ontvangen. Courant : “Dat wist ik al niet meer. Het blijft moeilijk te begrijpen. Ik zag ooit een video met beelden van Luc, samengesteld door Carl Huybrechts. Als dat een band is met doelpunten van een Zuid-Amerikaan en die cassette belandt bij een topclub, dan nemen ze daar het eerste vliegtuig om hem te gaan scouten. Luc was fenomenaal in die periode, maar hij was helaas een Belg.”

Souleymane Oulare

Souleymane Oulare won in 1999. Courant : “Hem vind ik ook een beetje verrassend in dit rijtje, juist omdat een voetballer goed kan inschatten wat een speler waard is. Maar Genk speelde een goed seizoen, Strupar had al de Gouden Schoen gewonnen, en misschien heeft dat allemaal meegespeeld.”

Walter Baseggio

Walter Baseggio was de winnaar in 2001. Courant : “Ik ken Walter van bij de jeugd in Anderlecht. Hij heeft het al heel goed gedaan. Op een bepaald ogenblik is hij van de spitspositie teruggevallen naar de nummer tien en nog dieper op het middenveld. Een opvolger voor Yves Vanderhaeghe zie ik niet in hem, want hij heeft iemand naast zich nodig. In mijn periode had hij wat moeite met gewicht en gemakzucht, maar dat laatste heeft te maken met de opleiding bij Anderlecht. Een nummer tien bij Anderlecht is omringd door de beste spelers en moest nooit volgens de moderne normen meedenken. In Ajax gaan vergelijkbare spelers er nooit zo los door. Vreemd hoor, want laat hun jeugdploegen tegen elkaar spelen en Anderlecht wint drie van de vijf keer. En toch breken er daar meer spelers door. Walter heeft een goed kopspel, een goede traptechniek, een goeie vista, maar als hij morgen naar Italië moet, zal hij mentaal sterk moeten zijn. Dan zal hij beschouwd worden als een indringer, zelfs al spreekt hij Italiaans. De meeste Belgische spelers zijn te gemakzuchtig. Leven als een echte prof is op alle vlakken een vak.”

Wesley Sonck

Vorig jaar werd Wesley Sonck uitgeroepen tot Profvoetballer van 2002. Courant : “Ik kan begrijpen dat hij graag naar het buitenland gaat, maar het is moeilijk. Als je ziet wat Wesley allemaal won en dat hij wil vertrekken en dat de club mee wil werken, maar dat het toch niet lukt…Het zou ongetwijfeld een voordeel geweest zijn als hij deze palmares bij een club als Anderlecht bijeengevoetbald zou hebben. We hebben allemaal gezien wat er daar gebeurd is na die goede campagne in de Champions League. Eigenlijk zou Wesley nu ook die stap moeten kunnen zetten.”

door Peter T’Kint

‘Jan Ceulemans is één van de grootste voetballers die België heeft gehad.’

‘Vreemd dat Franky Van der Elst nooit tot Profvoetballer is uitgeroepen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content