Via een online-enquête wil de UCI vanaf morgen meningen verzamelen om het wielrennen naar een ‘stralende toekomst’ te leiden. Een heel optimistische gedachte voor een sport die in haar grootste crisis ooit beland is. Waar liggen de pijnpunten en wat zijn de mogelijke oplossingen? Een analyse.

Wanneer u zich zaterdagmorgen samen met duizenden andere, kinderlijk blije wielerfans richting het Gentse Sint-Pietersplein begeeft, laat u zich dan niet te veel verblinden. De enorme populariteit van de koers in Vlaanderen is immers geen maatstaf voor de gezondheidstoestand van de sport. Ze werpt een te romantische schijn op de échte realiteit: het wielerhuis staat in lichterlaaie. De koersen die de laatste tijd in Frankrijk, Italië en Spanje wegens geldgebrek moesten inkrimpen of het loodje legden, zijn niet meer op twee handen te tellen, in Nederland dreigt na Rabobank ook Vacansoleil op het einde van het seizoen te stoppen en Duitsland heeft het bezoedelde peloton al langer uitgespuwd.

De krater na het ontploffen van de Lance Armstrongbom is immens: het beeld van het wielrennen als dé dopingsport werd opnieuw bevestigd. En zelfs nog versterkt toen in Nederland een golf van bekentenissen het land overspoelde, Michael Rasmussen zijn dopingboekje openklapte en onder meer Fränk Schleck, Luis León Sánchez en Mario Cipollini aan de Fuentesgalg gehangen werden. Daarbovenop maakt in Italië procureur Benedetto Roberti binnenkort zijn dossier openbaar in het onderzoek tegen dokter Michele Ferrari en tal van zijn nog onbekende cliënten uit het peloton. Diezelfde Roberti die al melding maakte van nieuwe wondermiddelen als Chinese epo en Aicar en verklaarde “dingen te hebben gezien die mensen niet voor mogelijk achten”. Ondanks (de niet helemaal uit de lucht gegrepen) berichten over een nieuwe, propere generatie is er volgens hem in het wielrennen zelfs “nog niets veranderd”.

Toch haalden opvallend veel ploegleiders, voormalige en huidige vedetten (Philippe Gilbert, Fabian Cancellara, Mark Cavendish, Alberto Contador…) de voorbije weken hun pennen boven om vette strepen onder het dopingverleden te trekken. Alleen in Nederland lichtten enkele renners het deksel van de omerta op, maar daarbuiten, en zeker in België, bleef het vastgeroest op een stinkende pot.

Zelden hebben we de jongste weken meer struisvogels gezien dan toen we mensen uit de wielerwereld vroegen of ze ‘iets’ wilden opbiechten, desnoods anoniem. Zelfs Johan Museeuw stak zijn kop weer in het zand, hoewel hij in september nog vertelde dat in zijn tijd doping “er voor bijna iedereen bij hoorde” – lees: ook voor hem en niet alleen in zijn laatste jaar. Heeft ook hij ondervonden dat het koersmilieu ‘klikkers’ uitspuwt en zelfs bedreigt, zoals onlangs enkele Nederlandse (ex-)renners na hun bekentenis ervaarden?

Nochtans zou je als propere coureur toch luidop schande moeten spreken van al die valsspelers die jou al die mooie zeges afgenomen hebben. Helaas bleef een vloed van keiharde antidopingstandpunten uit. De jonge prof Tim De Clercq schreef wel een moedige brief, de Duitser Marcel Kittel haalde uit naar alle huichelaars, Joaquim Rodríguez pleitte in de wielerspecial van dit magazine als eenzame Spanjaard voor zwaardere/levenslange straffen en Team Sky pakte uit met een (hopelijk niet hypocriete) nultolerantiepolitiek.

Maar daar bleef het bij en zo blijven de besmette figuren ongestoord in de wielermolen meedraaien. Waarom mogen bijvoorbeeld Aleksandr Vinokoerov en Vjatsjeslav Jekimov aan de touwtjes trekken bij Astana en Katjoesja?

Waarom mag Dirk Demol, jarenlang de rechterhand van Johan Bruyneel, wél nog, zonder enig onderzoek van de Belgische bond, ploegleider zijn bij RadioShack-Leopard? Of mag ook Freddy Viaene, die in het Usada-dossier genoemd wordt als “een van de vier mensen die écht wisten wat er met Armstrongs lichaam gebeurde”, voortwerken als hoofdsoigneur van BMC?

Waarom werkt José Ibarguren nog altijd bij Omega Pharma-Quick-Step? Een Spaanse dokter die bij verscheidene dopingploegen (Banesto, Lampre, Saunier-Duval, Fuji-Servetto) werkte en zich dit jaar zelfs voor de rechtbank zal moeten verantwoorden in de Mantovadopingzaak in Italië? Wat is de toegevoegde waarde van zo’n arts, van wie Marc Coucke in de Kruitfabriek zei dat hij “niet weet of hij wel zo’n kwalijk verleden heeft”?

Omslag nodig

Ondanks dat alles blijven naïeve believers of hypocriete opportunisten het brandende huis als een glanzende, mooie villa verslijten. “Kijk naar al dat volk, ‘we’ zijn goed bezig.” Maar als het wielrennen iets vooral níét mag doen, dan is het vastklampen aan de statusquo. Iedereen moet beseffen dat de sport voor een kruising staat: fundamenteel hervormen of een volgende crisis afwachten die een nieuwe lading fans/sponsors doet afhaken. En die het, de laatste jaren nochtans meer internationale, wielrennen weer laat verschrompelen tot een regionale, West-Europese sport.

Zo’n catharsis is noodzakelijk om hét probleem aan te pakken: een gebrek aan capabele, besluitvaardige managers bij de UCI, organisatoren en ploegen, die verder denken dan hun eigenbelang. Daardoor krijgt men het dopingmonster niet gemuilkorfd en blijft het, op zich aantrekkelijke, wielerproduct op wankele economische fundamenten ronddobberen. Het wielrennen kán gered worden, maar alleen door mensen die aan langetermijnoplossingen werken en het onderlinge gekrakeel overstijgen.

Het hart van die revolutie? Een radicale wijziging van de antidopingstrijd. Vooral het systeem áchter het dopinggebruik uit het verleden (na Festina 1998) en de links naar het hedendaagse peloton moeten worden blootgelegd. Daarom is het cruciaal dat gebruikers en niet-gebruikers de omerta versplinteren, maar ook besmette renners, managers, artsen en/of dealers in kaart brengen, zoals Michael Rasmussen al gedaan heeft en Thomas Dekker van plan is.

Dat kan alleen via een waarheidscommissie die opereert over de landsgrenzen en de ploegen heen, want eenzame initiatieven zoals die van de Nederlandse wielerbond en bij Team Sky leidden tot willekeur. Het WADA en de UCI bekvechten over onder welke voorwaarden ze zo’n commissie willen opstellen, maar de vraag is of dat wel een taak is voor de, op zijn minst niet onbesproken, UCI.

Beter is een onafhankelijke instantie waaraan mensen uit het wielermilieu hun volledige verhaal (inclusief medeplichtigen) uit de doeken kunnen doen in ruil voor een juridisch gecheckte, stevige strafvermindering. Wie dat binnen een bepaalde termijn doet, is daarna weer welkom in de sport, behalve in een leidinggevende of medische functie. Wie zwijgt en van wie erna blijkt dat hij toch gezondigd heeft, moet definitief verbannen worden.

Toekomstgericht

Tegelijkertijd zijn toekomstgerichte maatregelen noodzakelijk. Dat dit jaar naast het bloedpaspoort ook het steroïdenpaspoort wellicht zijn intrede doet en dat het WADA vanaf 2015 de schorsingen verstrengt van twee naar vier jaar is daarom toe te juichen. Net als de nieuwe UCI-regel die een renner na een ontstekingsremmende cortisone-injectie verplicht acht dagen te rusten. Iets wat de MPCC, de ‘beweging voor een proper wielrennen’ waar nu 32 teams – al dan niet voor de schone schijn – lid van zijn, al eerder voorgeschreven had.

Daar mag het echter niet bij blijven. Om het ‘systeem’ schoon te maken én te houden, moeten teammanagers grondiger gescreend worden op hun vaardigheden en verleden. Zoals ProTeams alleen maar zouden mogen werken met geaccrediteerde dokters, gesuperviseerd door een onafhankelijk artsenteam. Én onder een ethische, medische code, die ook het buitensporige gebruik van pijnstillers, cafeïne- en slaappillen aan banden legt – een miskend probleem in het peloton.

Andere te overwegen pistes:

1) De collectieve verantwoordelijkheid aanzwengelen door teams hun WorldTourlicentie af te nemen na drie dopingplassen op een jaar. Of door hun jaarlijkse inbreng in de antidopingstrijd een pak te verhogen. Die bedraagt nu slechts 98.000 euro, geen één (!) procent van hun gemiddelde budget. Meer geld betekent meer en gesofisticeerdere controles, zeker buiten competitie – hét afschrikmiddel bij uitstek. Laat die bovendien door een onafhankelijke instantie als het WADA uitvoeren en niet meer door de UCI, al moet dat dan ook voor andere sportbonden gelden. Zo hef je elke zweem van partijdigheid op.

2) Verlicht de kalender en de wedstrijden, vooral de nog altijd te zware grote rondes. Met kortere etappes en minder cols per rit. Natuurlijk gaat dopinggebruik vooral om concurrentievoordeel – ook op de 100 meter sprint in de atletiek – maar bij renners die niet drie weken lang uitgewrongen worden, zal de drang naar de spuit dalen. Bovendien zal het grote publiek rapper geloven dat een Tour uitrijden, of zelfs winnen, ook clean kan.

3) Maak van de WorldTour een gesloten liga van 18 ploegen, waarbij licenties alleen overgenomen kunnen worden. Je kunt geen doping bestrijden, maar tegelijkertijd prestaties, via een te ondoorzichtig puntensysteem, sterk bepalend laten zijn voor het zo belangrijke startrecht het jaar erop (vooral in de Tour). Een potentiële blaasbalg voor een dopingvuur, zeker voor teams die hun licentie dreigen te verliezen. Bovendien neem je zo ook het argument weg om die WorldTourranking op punten af te schaffen.

Businessmodel

Met een gesloten circuit creëer je ook een steviger platform voor sponsors, waarvan er de laatste jaren te veel afhaakten of beslisten om niet in de wielerwereld te stappen. Een sport waarvan, zoals gezegd, het businessmodel sowieso al labiel is. Naast doping hét grote probleem van het internationale peloton, waar wielerteams ongezond afhankelijk zijn – voor ruim 90 procent – van sponsors. Of leven bij gratie van mecenassen als Zdenek Bakala (Omega Pharma – Quick-Step), Andy Rihs (BMC) en Gerry Ryan (Orica-GreenEdge). Andere inkomstenbronnen als startgelden en merchandising zijn op dit moment niet meer dan aalmoezen. En van delen in de tv-rechten is helemaal geen sprake omdat Tourorganisator ASO het grootste deel van die koek voor zich houdt.

Zdenek Bakala pleitte daarom met acht ploegen voor een World Series Cycling (WSC): een compactere kalender met zes grote klassiekers, drie grote ronden en tien nieuwe rittenwedstrijden van vier dagen, verspreid over de hele wereld. Die ‘Champions League van de koers’ zou 100 miljoen euro per jaar – vooral aan tv-rechten – genereren, geld dat voor het eerst ook naar de teams zou terugvloeien. Schijnbaar revolutionair, maar niet meer dan een blauwdruk van wat Wouter Vandenhaute al in 2006 voorstelde met zijn Cycling 2020-project. Die botste echter op monopolist ASO (en begon dan met de overkoepelende Flanders Classics), terwijl Bakala de Tourorganisator niet eens raadpleegde – een tactische blunder die van de WSC een doodgeboren kind maakte.

Ook de UCI schoot zijn plan twee weken geleden af omdat “de historische wedstrijden in het gedrang zouden komen” en ze twijfels had bij de nieuwe rittenkoersen. Niet ten onrechte, al zouden alle teams de opzet – een verlichting van de kalender en vooral een betere verdeling van de inkomsten – wel moeten blijven nastreven.

Dat kan echter pas als alle partijen eendrachtig samenwerken. De cleane renners, met hoeveel (of weinig) ze ook mogen zijn, verdienen het om in een financieel florerende, mondiale en nog altijd wondermooie sport actief te zijn. Maar vooral dat de wielerfans op het Gentse Sint-Pietersplein zaterdag en ook de komende jaren in hun zuiverheid geloven als een van hen na een mooie solo over de finish bolt.

Sagan versus de rest

Philippe Gilbert zal dat zeker niet zijn, gezien diens forfait voor de koers die hij al twee keer won (na twee… solo’s, waarvan een van 50 km). Zijn piek volgt later, in de Ardense klassiekers. Ook Tom Boonen heeft de topvorm nog niet te pakken na twee operaties. Raakt hij op tijd klaar voor zijn recordpogingen in de Ronde en Parijs-Roubaix? In de Hel moet hij alvast niet afrekenen met Peter Sagan, de 23-jarige wonderboy die in Oman de (nochtans sterke) tegenstand degradeerde. Het zal niemand verbazen als hij, met iets meer parcourskennis en ervaring op zak, de vele dichte ereplaatsen van vorig jaar de komende weken inruilt voor minstens één klassieke zege. Misschien zelfs drie, want Sagan zet alles op Milaan-Sanremo, de Ronde en de Amstel. De vorig jaar ongelukkige, en nu héél gemotiveerde Fabian Cancellarawil daar een Zwitserse boomstam voor steken, maar de vraag is of hij op de Poggio en andere Paterbergen de sprintsnellere Slowaak zal kunnen losgooien.

Gilbert, Boonen, Sagan en Spartacus: rond die totempalen lijkt het wielrennen de komende weken te zullen dansen. Aan andere hongerige Belgen als Sep Vanmarcke, Greg Van Avermaet en Jürgen Roelandts om de kleinere pluimen op hun hoed te steken. Te beginnen met de Omloop.

Dat de beste moge winnen. Maar vooral de eerlijkste…

DOOR JONAS CRETEUR & BENEDICT VANCLOOSTER – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Het systeem áchter het dopinggebruik uit het verleden en de links naar het hedendaagse peloton moeten worden blootgelegd.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content