‘Don’t cry for me, Italia.’ Met Davide Rebellin (33) behoort zondag voor het eerst een Argentijn tot de favorieten op het WK.

De frustratie was groot bij Davide Rebellin toen de Italiaanse bondscoach Franco Ballerini hem niet selecteerde voor het WK in Hamilton vorig jaar. Een uitleg kreeg Rebellin niet, maar wél de toezegging dat hij deel zou uitmaken van de vijfkoppige selectie voor de Olympische Spelen in Athene. Toen de bondscoach zijn belofte niet hield, was de maat vol voor Rebellin. De in belastingparadijs Monaco residerende renner van het Duitse Gerolsteiner zette de procedure in om van nationaliteit te veranderen. “Het WK wil ik voor Argentinië rijden”, stelde Rebellin resoluut. “Gepasseerd worden voor Verona, in eigen land, zou ik niet kunnen verkroppen.”

Het klonk als muziek in de oren bij Claudio Morresi, de Argentijnse minister van sport. “Het zou voor de vele jongeren in ons land die de prachtige sport die het wielrennen is beoefenen, een enorme stimulans betekenen”, verkondigde Morresi op een persconferentie in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires op 8 september jongstleden. “We zullen dan ook alles in het werk stellen om Davide Rebellin zo snel mogelijk van een Argentijns paspoort te voorzien.” Voor de internationale wielerunie vormde dat alvast geen probleem, de UCI gaf meteen haar fiat.

Verzet kwam er wel van Bruno Reverberi, teammanager van Panaria. Twee van zijn renners, Guillermo Ruben Bongiorno en Alejandro Alberto Borrajo zagen hun kansen op een WK-deelname tot nul herleid. Argentinië mag in Verona immers met slechts één renner aan de start komen. De officiële protestbrief van Reverberi aan de Argentijnse wielerfederatie werd echter weggelachen. En dus zal er voor het eerst een Argentijn tot de favorieten behoren op de WK-wegrit.

Pas dit seizoen, op zijn 33e, brak Rebellin echt door. Nochtans gold hij in de jeugdcategorieën als een van de allergrootste beloftes van zijn land, wat onder meer resulteerde in een tweede plaats op het WK voor amateurs in 1991. Maar de stap naar de profs, die hij een jaar later zette na de Olympische Spelen van Barcelona, bleek groot. Giancarlo Ferretti haalde hem binnen bij M.G., maar in vier jaar bij de Italiaanse topploeg kon hij nauwelijks overtuigen.

Bij Polti boekte hij in 1996 zijn eerste grote succes. Rebellin won in de Giro de rit naar de Monte Sirino, droeg zes dagen de roze leiderstrui en kwam uiteindelijk uit op een zesde plaats in het eindklassement. Maar een echte ronderenner is hij nooit geworden. De klassiekers, dat zou zijn uitverkoren terrein blijken, want in 1997 won hij voor het Franse La Française des Jeux op een week tijd zowel de Clásica San Sebastián als het Kampioenschap van Zürich. De start van een hele reeks, zo dachten waarnemers. Het zou anders uitdraaien.

Rebellin keerde terug naar Polti (voor twee seizoenen) en maakte vervolgens deel uit van Liquigas (ook al voor twee seizoenen). Een derde grote klassieke zege kwam er niet. De Italiaan toonde wél een grote regelmaat en mocht geregeld de handen in de lucht steken in kleinere rittenwedstrijden en semi-klassiekers. In de Ronde van Venetië, bijvoorbeeld, een 1-1-wedstrijd, dezelfde categorie als pakweg de Omloop het Volk en de E3-prijs in Harelbeke. Drie jaar op rij toonde Rebellin zich de sterkste in Venetië.

Bij zijn belangrijkste overwinningen in die periode citeert de renner zelf nog een rit in de Ronde van Zwitserland (1998), de Ronde van de Middellandse Zee en de Ronde van Friulië (beide in 1999). Zijn laatste seizoen bij Liquigas (2001) noemde hij, tot voor zijn huidige campagne, zijn beste ooit. Elf koersen won Rebellin, waaronder een tweede keer de Ronde van de Middellandse Zee, een rit én het eindklassement in Tirreno-Adriatico en twee etappes in de Ronde van het Baskenland. Rebellin sloot het jaar af als het nummer drie op de UCI-ranglijst. “Alleen die grote klassieke zege ontbrak alweer”, toonde hij zich zelfkritisch. Dichte ereplaatsen (tweede in Luik-Bastenaken-Luik, derde in de Clásica San Sebastián) volstonden niet langer.

In plaats van te kiezen voor een absolute topploeg, waar hij zeker gezien zijn hoge ranking de mogelijkheid toe had, verkaste Rebellin naar het eerder bescheiden Gerolsteiner. Vooral dankzij de UCI-punten die hij verzamelde, kon de Duitse formatie zich staande houden bij de elite. “Een stille, bescheiden jongen, maar op en top een professional”, zo omschreef ploegleider Christian Henn zijn kopman.

En een doorzetter, “iemand met een ijzeren moraal”, liet Henn in februari nog optekenen in de Wielerspecial van Sport/Voetbal Magazine. “Zo kwam hij vorig jaar lelijk ten val in de Waalse Pijl. De diagnose luidde : schouder uit de kom. Iedereen binnen de ploeg dacht dat we de daaropvolgende weken niet meer op hem moesten rekenen. Twee dagen later liet hij weten toch te willen starten in Luik-Bastenaken-Luik. Dat wordt niks, vreesden we, maar Davide eindigde als twaalfde, en nog eens vier dagen later, op 1 mei, won hij zowaar Rund um den Henninger Turm.”

Een karakterman, iemand die zich altijd dubbel plooit, een noeste werker – die houding op de fiets ook : als een kompel die na een dag hard labeur onder de grond het daglicht ziet en doodvermoeid naar huis rijdt. Maar een winnaar ? Nee, dat zag de gemiddelde wielerliefhebber niet in Rebellin. Tot die wonderbaarlijke week in april. De Amstel Gold Race, de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik : drie keer stond hij op het hoogste schavotje, een nooit eerder vertoonde prestatie, die de Italiaan meteen een nieuwe bijnaam opleverde, Tre-Bellin.

Aan koosnaampjes heeft hij trouwens geen gebrek. Tintin (of Kuifje), omwille van zijn haarsnit, bijvoorbeeld. Vrouwlief Selina, die ook de manager is van haar fietsende man, vond plagiaat maar niks en creëerde Rebelix. Op zijn flashy website (www.rebellin.it), een ontwerp van Selina, valt te lezen (ook te horen en te zien) dat Rebellins alter ego Rebelix een vlot, vrolijk en boeiend baasje is. Kortom, een schril contrast met het beeld dat over Davide Rebellin zelf bestaat.

Un chierichetto, een misdienaar : voor een beduidend minder vleiend ’troetelnaampje’ zorgde Giancarlo Ferretti, toen hij neoprof Rebellin in 1992 bestempelde als “een veel te braaf ventje.” Een imago dat meer lijkt te corresponderen met de werkelijkheid dan dat van de avontuurlijke Rebelix. Het katholieke geloof kreeg Davide van thuis mee, net als de wielermicrobe – zijn vader was eigenaar van een klein wielerclubje in San Bonifacio, zijn één jaar oudere broer Simone probeerde het ook even (zonder succes evenwel) bij de profs.

Een saaie piet, met dat beeld ben je in Italië gedoemd om ongeliefd te blijven. De tifosi willen flamboyante helden, genre Marco Pantani en Mario Cipollini. Davide Rebellin werd in eigen land nooit in de armen gesloten, niet door Franco Ballerini, niet door de wielerfans.

Zondag kan de huidige leider in de wereldbekerstand hun ongelijk bewijzen als hij zich in Verona tot eerste Argentijnse profwereldkampioen op de weg kroont.

door Roel Van den broeck

Met het imago van saaie piet ben je in Italië gedoemd om ongeliefd te blijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content