In Sjenyang, Sjanghai en Peking schrijven de jonge Rode Duivels enkele mooie bladzijden in het boek van de Belgische voetbalgeschiedenis.

Sommige beelden van grote sportgebeurtenissen blijven voor altijd in het collectieve geheugen gegrift. Met veel plezier zullen de voetballiefhebbers dan ook altijd terugkijken naar de ereronde die de jonge Belgen op zaterdag 16 augustus liepen op de atletiekpiste van het Workers’ Stadium in Peking. Symbolischer kan de naam van een stadion haast niet zijn, want wat de jongens van Jean-François de Sart er uiteindelijk tot een goed einde brachten, was niet minder dan een Herculeswerk. Het Workers’ Stadium zal voor altijd dezelfde herinneringen oproepen als het Olympisch Stadion in Rome waar de Rode Duivels in 1980 de finale van het EK speelden, het stadion van Leon in Mexico waar ze tijdens het WK van 1986 Rusland met 4-3 versloegen en dat van Puebla waar ze na een 1-1 tegen Spanje met strafschoppen de halve finales van datzelfde WK bereikten.

Ook de sfeer die aan deze historische wedstrijd in Peking voorafging, zal nooit worden vergeten: de drukkende hitte van Sjanghai, de stad die het best de overgang van China naar de moderne tijden symboliseert, en de koortsachtige ambiance in Sjenyang, waar de hele bevolking eerst nog achter China stond, maar waar de jonge Rode Duivels na hun zege tegen het thuisland genoeg krediet vergaarden om al in de volgende partij tegen Nieuw-Zeeland volop te worden aangemoedigd met een luid gescandeerd ‘ Bilishi, Bilishi‘ (België in het Chinees).

De Belgische olympische voetbalploeg speelt in een heel ander tijdperk dan deze die in Antwerpen in 1920 voor 400 toeschouwers olympisch kampioen werd door Tsjecho-Slowakije te verslaan. Ook het EK waarop de kwalificatie voor Peking werd binnengehaald en waarop voorzichtig de hoop werd uitgesproken dat de beloften misschien tot iets moois in staat waren, lijkt ondertussen al vergeten. “Het belangrijkste is dat we samen gegroeid zijn”, legt Sébastien Pocognoli uit. “Er werd al lang gezegd dat deze generatie iets in haar mars heeft en nu zijn we het ook aan het tonen. Het is goed te zien dat we sinds het EK allemaal nog een jaartje rijper geworden zijn.” De Sart wijst er ondertussen fijntjes op dat dit succesje niet zomaar uit de lucht is komen vallen. “Al negen jaar werken we heel hard, zowel op het fysieke als op het tactische en psychologische vlak”, zegt hij.

De voetballers zijn voor België in ieder geval tot nu toe de positieve uitschieter op deze Spelen, hoewel ze er zelf al vanaf het begin in geloofden. Ze wilden meteen alles geven en uitten heel wat vertrouwen in hun mogelijkheden. Door de heisa rond het vertrek van Marouane Fellaini en Vincent Kompany liet de groep, waarin sprake is van enkele opvallend hechte vriendschappen, zich nooit beïnvloeden. “Ik heb in ieder geval geprobeerd om ervoor te zorgen dat het randgebeuren weinig impact kon krijgen op de jongens”, zegt De Sart nog. “Ik heb hen enkel op de hoogte gebracht van de uiteindelijke beslissingen, maar eigenlijk kon je zo voelen dat de groep met alles heel sereen omging. Het zijn echte profs, die weten dat ze boven die toestanden moeten staan en die beseffen dat het hun concentratie en hun prestaties niet mag aantasten.”

Wanneer er toch wat zure oprispingen waren, zoals toen Laurent Ciman weigerde om in de wedstrijd tegen China op twee minuten van het einde in te vallen, wisten de groep en de betrokkenen dat snel weer tot de juiste proporties te herleiden. “Dat was natuurlijk fout van mij, maar De Sart luistert goed naar de groep en beseft daarom heel goed waarom ik zo gefrustreerd was. Alles is ondertussen uitgepraat”, legt de nieuwe verdediger van Club Brugge uit.

De revanche van een nobody

De rol die Jean-François de Sart bij de ontwikkeling van deze generatie jonge voetballers heeft gespeeld, is niet te onderschatten. Hoewel hij al negen jaar hard werkt en vrij behoorlijke resultaten haalt, bleef de goegemeente vooraf redelijk sceptisch. Vóór het vertrek naar China aarzelden sommige kranten trouwens niet om hem als een nobody te bestempelen en om kritiek te uiten op zijn zogenaamd te lichte trainingen. Dat is trouwens niet erg gefundeerd, want in China duurde geen enkele oefensessie minder dan twee uur. Door voldoende tegengewicht te bieden aan de Braziliaanse techniek, door de wedstrijden tegen de kleine teams China en Nieuw-Zeeland simpel naar zijn hand te zetten en door de stunt tegen Italië, heeft De Sart in ieder geval een en ander op zijn cv gezet. Op een manier die wat doet terugdenken aan de stijl van Guy Thijs, want ondertussen moest de Luikenaar ook nog omgaan met alle negatieve extrasportieve gebeurtenissen en als ‘vliegende keeper’ fungeren om de flaters van de Belgische voetbalbond op te vangen.

De omstandigheden waren niet ideaal, maar De Sart zette zijn troepen perfect uit de wind. “Om tot een mooi resultaat te komen heeft een goede groep evenveel nood aan een goede trainer als een goede trainer aan een goede groep”, vertelde aanvoerder Maarten Martens.

“We hadden een gids nodig om de kwaliteiten van deze groep tot hun recht te laten komen. De Sart heeft die rol perfect gespeeld”, liet zijn adjunct Jean-François Rémy optekenen. “Mijn voornaamgenoot straalt rust en zekerheid uit. Al jaren volgt hij dezelfde lijn. Hij heeft een basis neergezet waarop hij voortbouwt. Ondanks de soms verwarrende externe gebeurtenissen nam hij de druk op zich en dat zorgde bij de spelers voor extra motivatie. Jean-François is niet iemand die nu blij is dat hij revanche kan nemen op wie niet in hem geloofde, maar hij is volgens mij wel ongelooflijk fier dat nu blijkt dat zijn vele uren werk in de schaduw goed hebben gerendeerd.”

Ook de rest van de staf laat zich in dezelfde bewoordingen uit. “Van de steden waar we geweest zijn, hebben we werkelijk niets gezien”, vertelt kinesist Bernard Vandevelde. “In Sjenyang en Sjanghai bleven wij na de training gewoon doorwerken, want iedereen wist wat hem te doen stond.”

Dat De Sart naast zijn functie als beloftecoach nog altijd bij een bank werkt, belet immers niet dat hij alles rond het team sterk heeft geprofessionaliseerd, met name door zich heel goed te omringen. Tegen de zin van de voetbalbond in drong De Sart onder meer aan op de komst van een specifieke fysiektrainer in de persoon van Mario Innaurato. “De Sart is me zelf het voorstel komen doen om voor de bond te werken, omdat hij mijn werk kende”, vertelt Innaurato, die zeker ook de nodige verdiensten heeft. Het zorgvuldig analyseren van alle spelersgegevens leidde er immers toe dat de Belgen, van wie vóór de start van het toernooi nog door velen werd verwacht dat ze in de Chinese oven levend zouden verbranden, zich nu opmerkelijk fris en fysiek sterk tonen. Zelfs Jan Vertonghen, die bij de tests in Leuven nog het meest had afgezien, kon zich uiteindelijk vrij gemakkelijk aanpassen. “In Leuven had ik vooral last van dat masker”, zegt hij, “maar ik moet toegeven dat ik er niet helemaal gerust op was.” Uiteindelijk legde hij echter samen met Faris Haroun veruit de meeste kilometers af.

Hier wordt gelachen

Wie de groep dag na dag volgt, stelt een grote maturiteit vast, die echter ook gepaard gaat met heel wat grappen en grollen. “Waarom halen we met deze groep wel resultaten en met de A-ploeg nog niet?”, vraagt Maarten Martens zich luidop af. “Wellicht omdat het altijd gemakkelijker is als je allemaal ongeveer dezelfde leeftijd hebt. Wellicht ook omdat de tegenstand hier toch een stuk minder is. Met het A-elftal tegen Portugal spelen bijvoorbeeld is toch nog altijd heel andere koek. Momenteel zitten wellicht te veel jongeren in de A-kern. Men mag gewoon nog niet alles van ons verwachten. Bij de A-ploeg zijn we nog niet in staat om onze verantwoordelijkheid op te nemen. Hier wel.”

“Misschien zijn we bij de A-ploeg gewoon te timide”, laat Kevin Mirallas zien dat hij het ook niet zo goed weet.

“Men laat ons hier zijn wie we zijn”, klinkt Logan Bailly dan weer overtuigd. “Het is goed dat we even weg zijn uit België. Onlangs zei men dat ik 185 per uur had gereden en dat ik daarom eigenlijk niet zou mogen meekomen naar deze Spelen… Ik reed ten eerste niet zo snel – bon, ik kan er wel tegen dat men de waarheid verdraait – maar waar ik het moeilijk mee heb, is dat mijn ouders daaronder lijden. Hoe dan ook: ik vind dit toernooi fantastisch, omdat we de hele tijd kunnen lachen en enkel met jongens van dezelfde leeftijd omgaan. Het is eigenlijk kinderlijker en dat is ook logisch want we halen kwajongensstreken uit waarmee spelers als pakweg Bart Goor of Daniel Van Buyten niet meer zouden kunnen lachen…”

“Ook de persoonlijkheid van de trainer zorgt voor een belangrijk verschil”, laat nog een andere speler zich ontvallen. “Eigenlijk gaat het niet goed met de A-ploeg door de trainer. Als de voetbalbond wil dat deze generatie succes haalt, moet ze eigenlijk haar vertrouwen schenken aan De Sart. Die kent ons tenminste.”

Mexico als symbool

Kenmerkend voor de groep is ook dat ze nergens schrik van heeft en niet te beroerd is om de lat hoog te leggen. Nog voor de stunt tegen Italië viel al her en der het woord “medaille” te horen.

“Toen we hier aankwamen, kende niemand ons en we hebben willen tonen wat we waard zijn”, legt Bailly uit. “Dat we ons voor de Spelen kwalificeerden, is natuurlijk geen toeval, maar we hadden de indruk dat we onze aanwezigheid voortdurend moesten rechtvaardigen. Ik denk dat de andere landen nu wel zullen begrepen hebben dat we ook iets vertegenwoordigen. We blijven in ieder geval uitgaan van onze eigen sterkte. Wie de tegenstander ook is, maakt ons echt niet uit. We blijven de lat hoog leggen.”

Keeperstrainer Jacky Munaron was erbij toen het Belgisch voetbal in Mexico zijn historisch hoogtepunt beleefde en hij ziet duidelijke parallellen. “Deze week hebben we daar voortdurend over gepraat. We zeiden hen dat het de mooiste pagina is uit de Belgische voetbalgeschiedenis en dat ze de sleutels in handen hebben om iets gelijkaardigs neer te zetten.” Aanvoerder Maarten Martens pikte het goed op: “Voor elke match gaan we in een cirkel staan. Vlak voor de partij tegen Italië zei ik tegen de maats dat het niet was omdat we in de kwartfinale stonden dat we het anders moesten aanpakken. Ik zei ook dat iedereen gewoon zijn opdracht zo goed mogelijk moest uitvoeren. We hebben een schitterende groep met twee of drie leiders die de anderen op sleeptouw nemen. Bij iedereen is de wil aanwezig om er elke keer weer het beste van te maken.”

Naast de jongens die heel talentvol zijn en altijd worden genoemd, zitten er in het team ook meer dienende spelers, die de grote verdienste hebben dat ze hun niveau hebben weten op te krikken. “Ze leren heel veel van elkaar”, bevestigt ook Jacky Munaron. “Wie niet bij die groep zat, geraakt er snel perfect in geïntegreerd. Het beste voorbeeld is dat van Jeroen Simaeys, die eigenlijk nieuw was en nadien in de eerste en tweede match Kompany moest vervangen en vervolgens tegen Italië na 18 minuten zijn kompaan in de centrale as, Thomas Vermaelen, zag wegvallen. Dat belette hem niet om telkens de juiste oplossingen te kiezen.”

Ook De Sart is uiteraard blij met de progressie die sommige jongens hebben getoond. “Van tijdens onze eerste oefenmatch tegen Nederland voelde ik dat we er klaar voor waren. Natuurlijk heb je nood aan spelers die het verschil kunnen maken, maar dat we nu bij de laatste vier zijn, is zeker ook te danken aan het feit dat sommige jongens door alles goed op te pikken tien tot vijftien procent beter zijn gaan voetballen. Dat is iets waar niet alleen zijzelf, maar ook de staf en de andere jongens in de groep veel verdienste aan hebben.” S

door stéphane vande velde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content