‘Als het niet goed gaat’, weet vader Thijs, ‘zegt Bernd niks meer.’ Gelukkig gaat het bij Genk al een tijdje goed. ‘Ik heb dan ook nog nooit zoveel geweend als vorig seizoen.’ Moeder en zus grijnzen instemmend. Tijd voor een avondje Thijs.

Als in huisnummer 24 de fles wijn op tafel komt en het gezellig wordt, geeft dat meer dan eens aanleiding tot kwinkslagen en hilariteit. Zeker als den Bèr van wal steekt. Vader AlbertThijs mag het, geflankeerd door Bernd en zus Lise, namelijk graag uitleggen. Hij was niet voor niets zeven jaar lang Bernds trainer. Eén jaar zelfs had hij hem en zijn zus ook als leerling in de klas. Voor moeder Irène reden genoeg om het gesprek vanuit de achtergrond te volgen, maar haar inbreng, is er niet minder om geweest.

Viel dat mee, Bernd, je vader als trainer ?

Bernd, met plat water : Mja, hij is voor mij altijd strenger geweest dan voor de anderen, maar ik heb daar nooit problemen mee gehad. Hij heeft mij alles geleerd.

Irène, vanop de sofa : Op het voetbalveld ging het beter dan samen in de klas.

Bernd : Pa zocht het zelf, door een zandbak voor de klas te zetten ( grijnst). Als hij even wegging, haalden we daar wel kwajongensstreken mee uit en zo. Maar pa was heel populair.

Albert : Ik ben een hele losse. Ze moesten niet als soldaatjes in de klas niet gaan zitten. Werken was wel werken, maar ik gaf ze letterlijk heel veel schouderklopjes en vertrouwen. Anders krijg je niks terug. Maar wat die school betreft, Bernd kan koppig zijn, hé. Ik ben extrovert, hij is eerder introvert.

Bernd : Ik praat als het moet, terwijl als hij begint… ( grijnst).

( Gelach)

Albert : Hij is iemand die een sfeer van vertrouwen nodig heeft, een omgeving met regels waaraan iedereen zich houdt. Als het niet goed gaat, dan zegt Bernd niks meer.

Zie je, Bèr, nu zaken terug die jij Bernd vroeger hebt geleerd ?

Albert : Ach, vroeger was hij heel snel. Veldlopen heeft hij zelfs ook ooit nog gewonnen. Maar toen heeft hij zijn groei gekend, hé. Maar qua manier van voetballen, dat is altijd geweest zoals hij nu speelt. Het collectieve zat er altijd al in. Het zou gemakkelijker geweest zijn als hij vroeger altijd naar doel was gelopen en gescoord had. Als ouders dat zien van hun zoon staan ze vol bewondering. Maar ik zei tegen hem : leg die bal maar af voor een ander. De mensen stonden te roepen : Bernd, shot die bal er zelf in ! Maar voor mij was het goed zo. Hij had toen als miniem al naar Standard gekund, die rekruteerden hier in die tijd alles. Op zijn vijftiende heeft hij als eerstejaars scholier zelf beslist om te gaan. Ik heb hem wel maar voor één jaar laten tekenen. Ik wist niet of hij het aankon, meteen nationaal spelen. Maar na een maand stond hij in de nationale jeugdploeg, terwijl hij in Limburg niet had mogen meedoen met de provinciale selectie omdat hij eerstejaars was. Henrotay bleef vragen om te tekenen en toen kwam ook Anderlecht, waar we zijn gaan praten. Ik vergeet het nooit : toen we naar Luik reden, de berg af, zei hij : papa, jong, ik blijf bij Standard, hier krijg ik als jongere meer kans. Toen heeft hij getekend.

Irène : En ’s anderendaags mocht ik het ook weten.

( Gelach)

Albert : Bij Standard mocht hij op zijn zeventiende veertien wedstrijd met de eerste ploeg meedoen onder Waseige. Zijn geluk is geweest dat hij onmiddellijk scoorde toen hij inviel tegen Aalst. Dat blijft hangen en daar komt de pers op af. Ik ging elke dag mee met hem naar ginder. SimonTahamata moest daar toen jongeren begeleiden en bijschaven. Ik sprak hem aan omdat er na zijn groeiproblemen in de rug weer wat aan Bernds wendbaarheid en explosiviteit gewerkt moest worden. Maar Tahamata moest wachten op orders van boven en nooit heeft hij spelers kunnen bijtrainen. Dat heb ik altijd heel jammer gevonden.

Irène : Voor Bèr was het zo dat hij door al die jaren dat hij daar kwam in Standard iedereen kende. Hij deed daar met iedereen een babbeltje en dan kom je in Genk, ja, waar hij een volledige onbekende is. Dat was een serieuze aanpassing.

Lise, jij speelde zelf ook voetbal, konden Bernd en jij met elkaar over voetbal praten ?

Lise : Dat is maar heel effe geweest, hoor. Toen was ik nog heel jong ( lacht).

Albert : Lise begon aan alles, maar…

Lise : … het karakter om het te blijven doen, had ik niet echt. Ik was 11 jaar of zo en de anderen waren allemaal ouder. Dat was niet zo tof. Maar ik heb thuis nooit iets anders gezien dan voetballen, dus… Maar ik was niet echt goed. Ik denk niet dat ik dat van thuis heb meegekregen ( lacht).

Albert : Als ze klein waren voetballen zij en Bernd wel eens samen hier achter op het gras. Hier in de streek was toen ook een beetje een cultuur van vrouwenvoetbal bij Herk Sport.

Lise : Op die leeftijd hadden we heel andere interesses. Ik was elf, Bernd vier jaar jonger. Hij was ook bijna nooit thuis : elke avond trainen, ieder weekend voetballen.

Irène : En Lise was ook heel dikwijls op stap.

( Gelach)

Jij moest jezelf natuurlijk verzorgen, Bernd.

Albert : Wij hebben hem nooit iets opgedrongen, hij heeft dat altijd uit zichzelf gedaan.

Bernd : Toen ik 15, 16 was, ging ik nog altijd om negen uur slapen als we moesten spelen. Ik vond dat normaal.

Albert : Van die zaken trekt hij zich altijd een beetje terug, hé. In zijn Standardperiode – ik vergeet het nooit – heeft in de Foot zijn hoofd eens op de cover gestaan met als opschrift : Tête de houille ( lacht).

Bernd : Ik probeer nu eenmaal altijd rustig te blijven.

Albert : Dat verwijt ik hem soms : dat hij te weinig zegt. Hij verkoopt zich niet. Anderen praten alsof het normaal is dat ze in de nationale ploeg staan. Dat doet hij niet of te weinig.

Bernd : Dat heb ik nooit gedaan en ik denk ook niet dat ik dat zal doen. Verschillende mensen die in het voetbal aan de top hebben gestaan, hebben het mij al gezegd dat ik mij meer moet profileren in de pers, alles beter moet bespelen. Maar ik zeg dan : als ze mij niet kunnen waarderen om mijn voetbalkwaliteiten, dan hoeft het voor mij niet. Ik wil me niet in de nationale ploeg praten. Ik zou daar niet mee kunnen leven. Twee wedstrijden goed spelen en dan in de krant van alles gaan verkondigen, dat zal ik nooit doen. Als ik zoiets van een ander lees, denk ik wel eens : ach, arm schaap, je gebruikt de kranten voor iets waar je eigenlijk helemaal geen recht op hebt.

Albert : Maar wat ik nog wou zeggen : zijn kameraden van vroeger op school en in het voetbal, zijn nu nog altijd zijn kameraden, naar wie hij ’s zondags in derde provinciale gaat kijken. Diezelfde jongens komen nog altijd bij hem thuis binnen. Kijk, dat vind ik fijn. Ik heb die vroeger ook allemaal in de klas gehad en getraind.

Bernd : Pa heeft die ook een stuk opvoeding meegegeven. Hij was altijd vrij streng, riep veel, ging soms wel eens tekeer langs de lijn. Maar al die mannen zeggen mij nu nog : Bèr is de beste trainer die we gehad hebben, die leerde ons iets.

Albert : Bernd bleef bij mij op training, dus als hij met de preminiemen getraind had, kwam hij daarna met de miniemen en vaak ook de kadetten nog eens meedoen, want ik gaf drie trainingen na elkaar. Hij heeft als preminiem nog competitief zaalvoetbal gespeeld, is zelfs kampioen van België geweest. Dat liet ik hem doen, omdat dat technisch er in zat. Dat balgevoel trainen, wordt in de jeugd eigenlijk te weinig gedaan. Je ziet ze vaak met de bal lopen tussen paaltjes, maar daar leer je niks mee.

En moeder stond ondertussen thuis altijd klaar ?

Albert : Veel alleen gezeten ook.

Irène : Ik was de moeder die zorgde, zo was het.

Bernd : Ma, kom er toch bij zitten.

Albert : Ik heb dertig uren in de week jeugd getraind, maar als ik het moest opnieuw doen, ik deed het niet meer. Idealisme is heel mooi, maar je laat je beter goed betalen en dan ben je de man. Als je zou weten wat ik er allemaal voor deed, je zou mij uitlachen.

Bernd : Hij deed eigenlijk de ronde van Limburg om spelers op te halen.

Albert : Mijn benzinekosten waren hoger dan wat ik ervoor kreeg. Ik deed de hele organisatie voor drie ploegen. Meer dan dertig uur zat ik op het veld.

Irène : Dat is ook een reden voor een succesvol huwelijk zeggen ze : dat je je partner niet veel ziet.

( Gelach)

Albert : We hebben er al eens een meningsverschil over en ik zou het achteraf bekeken nooit meer doen. Ik heb zaken, ook van de kinderen, soms niet gezien omdat ik te idealistisch met dat voetbal bezig was. Bernd is eens gevallen, waardoor er een plastieken pijl in zijn mond door zijn gehemelte zat en hij naar het ziekenhuis moest. Je bent daar dan niet bij… Van die zaken dus.

Bernd : We reden vroeger samen helemaal naar Vechmaal, een klein dorpje achter Tongeren, om iemand op te halen, dan naar Tongeren, naar Vliermaal… en na de training om acht uur iedereen weer terugbrengen. Gewoon om die drie gasten dat te gunnen van te kunnen trainen en spelen. Dat was echt wel heel fijn, maar op het einde kreeg je er heel weinig voor terug. Het hoofdbestuur kocht dan mannen aan die hun zakken kwamen vullen, waarna ze de kas van de jeugd kwamen leeghalen… Als er zoiets gebeurt, is het helemaal gedaan bij mijn pa. Dan mag hij daar nog twintig jaar voor gewerkt hebben.

Albert : Maar ik heb er geen ruzie voor gemaakt, want dat kan ik niet. Nu doe ik behalve af en toe eens een sportkamp niks meer.

Hoe voelt het dan om na al die inspanningen als vader te horen dat Bernd in de selectie van de nationale ploeg zit ?

Lise : Hij is zijn grootste supporter.

Albert : Ik zou graag hebben dat hij eens speelde ( lacht). Maar ik ben fier op wat Bernd heeft bereikt. Wat ik fijn vind : als Bernd naar huis rijdt na een wedstrijd, soms om half een ’s nachts, belt hij me nog altijd op. Hij weet dan dat ik voor tv zit of op video zit op te nemen. Vrouwen kijken toch anders dan voetbal, hoor. Die zien alleen maar hem, hé. En dan… ( vouwt biddend de handen).

Lise : Ik heb de wedstrijd tegen Madrid gezien en toen was ik eigenlijk heel blij dat Bernd er niet bij liep, want ik jaag me daar heel fel in op. De laatste twintig minuten heb ik de tv afgezet. Ik kon er niet meer tegen. Mama ook hoor. Die lijkt wel rustig, maar dat is ze niet. Die jaagt zich meer op, maar innerlijk. Voor je het echt ziet, moet het al heel erg zijn.

Bernd : Ma is echt de bezorgde, beschermende moeder. Voel je nog iets ?Heb je nog pijn hier ? Heb je nog pijn daar ? Als ik dan zeg van niet, is het van : je gaat het toch zeggen, hé ? Je liegt toch niet, hé ? Maar als ze het niet meer zou vragen, je zou het missen. De familie en mijn vrouw zijn toch wel heel belangrijk. Als het goed gaat, heb je niemand nodig, maar op de mindere momenten heb ik altijd steun gevonden.

Irène : Als ik op het voetbal ben, heb ik wel altijd schrik van : oei, ze gaan hem toch niet serieus blesseren ? Ik ben altijd heel blij als de wedstrijd gedaan is. ( gespeeld ernstig) Net zoals ik ook altijd heel blij ben als ik op de wedstrijd aankom. De terugweg verloopt toch altijd iets rustiger.

Lise : Want op de heenweg is papa altijd een beetje opgejaagd, hé.

( Gelach)

Irène : Bij die wedstrijd in Praag ben ik de laatste tien minuten niet meer kunnen gaan zitten. Kruipen ze nu nog door het oog van die naald of niet ?

Albert : En toen kwamen er nog vier minuten bij.

( Hilariteit)

Bernd : Zelfs onze trainer, die altijd heel rustig is, hield het niet meer. VT4 maakte toen opnames voor hun docusoap ( waarvan de uitzending maandag begint, nvdr) en ze vonden de beelden van die wedstrijd fantastisch. De trainer zat naar het schijnt op zijn knieën en gooide toen zijn bril op de grond. Echt waar. Fantastische beelden, zeggen die mannen. Zo’n spanning.

Albert : Weet je, vorig seizoen heb ik naast het veld meer geweend dan ik ooit gedaan heb. Van blijdschap omdat het zo goed ging. Ik heb een hele grote mond, maar zo’n klein hartje… Dat is het, hé.

door Raoul De Groote

‘Bernd verkoopt zich niet. Dat verwijt ik hem soms.’ (Vader Albert Thijs)

‘Bij die wedstrijd in Praag ben ik de laatste tien minuten niet meer kunnen gaan zitten.’ (Moeder Irène Thijs)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content