Het eerste nummer

Op 20 maart 1980 verscheen het eerste nummer van het toen veertiendaagse Sportmagazine. Wat stond daar zo allemaal in?

Een actie van Jan Ceulemans met de Rode Duivels tegen Luxemburg op de cover, met de titel ‘Operatie Italië 80′, presenteert het 168 pagina’s dikke nieuwsmagazine van de sport, dat aanvankelijk tweewekelijks verschijnt. Op de radio zijn de meest gehoorde hits van het moment ‘ I have a dream‘ van Abba, Don McLeans ‘ Crying‘ en dé nieuwe hit van Garland Jeffreys: ‘ Matador‘.

Yoga, wandelen, zwemmen, een kop koffie en een trappist. Liefst ook nog een tweede.’ Odette Meuter

‘Woord vooraf’ toont hoe nauw sport en politiek kunnen verweven geraken. Na de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan in december 1979 riep de Amerikaanse president Jimmy Carter op tot een boycot van de Olympische Spelen in Moskou. Het BOIC gaat wél naar Moskou, België is één van de 81 aanwezige landen. Midden in het nummer beschrijft voormalig atleet Roger Moens een eerste aflevering van de geschiedenis van de Olympische Spelen, van de oorsprong in de Oudheid tot de Spelen in 1908 in Parijs.

Ander voorpaginanieuws zijn de botsingen tussen Vlaamsgezinden en Luiksgezinden in de toen erg woelige Voerstreek, de Amerikaanse gegijzelden in de Amerikaanse ambassade in het Iraanse Teheran, de zege van Michel Pollentier in de Ronde van Vlaanderen, en John McEnroe die in het mannentennis na 34 weken Björn Borg even van de eerste plaats duwt.

Het inleidend artikel met een antwoord op de vraag ‘Waarom Sportmagazine?’ staat bescheiden en amper op te merken op bladzijde 7: ‘Er was een tijd dat sport vermaak voor de grote massa werd bevonden, maar met de tv wordt sport in elke huiskamer binnengebracht. Nu is iedereen toeschouwer geworden. Achter de sport zit een hele achtergrond, die gaan wij belichten. We willen weten wat er schuilgaat achter de grote overwinningen en de onverwachte nederlagen. Wat we weten, zullen we ook schrijven. Bij ons geen verering, maar ook geen gemakkelijke kritiek.’

Diabolix

De eerste ‘Tribune’ wordt geschreven door Vlaams minister van Sport Rika De Backer. ‘Wij hebben per jaar ongeveer 150 vrije dagen. Sport kan hier een voorname plaats innemen. Meer sport voor meer mensen is een haalbaar streefdoel.’

Het openingsverhaal, ‘Schuldenlast weegt zwaar op RWDM’, leert dat de Brusselse topclub financieel een reus op lemen voeten is, al draait ze bij het verschijnen net als de vorige jaren volop mee in de titelrace. RWDM zal derde worden, de laatste keer dat het in de top drie eindigt.

Het coververhaal ‘Italië ’80 wordt geen Mexico ’70’ probeert te achterhalen wat dat EK België gaat kosten, hoe de voorbereiding verloopt en wat de spelers krijgen, maar de zoektocht levert alleen vage antwoorden op. Wel haalde de KBVB een Engels bureau, Trademark Development, binnen om aan een prille vorm van marketing te doen. De bedenker van de naam voor de nieuwe mascotte, Diabolix, een man uit Anderlecht, krijgt als beloning twee tickets voor de vriendschappelijke interland België-Uruguay.

In Nederland is alles van tevoren geregeld, dankzij marketingbureau Kortekaas dat tegen een commissie van 15 procent sponsors binnenhaalt à rato van 50.000 euro per sponsor. In juni zal het 250.000 euro verzameld hebben. Elke Oranjespeler weet al dat hij, ongeacht het resultaat, van het EK terugkeert met 20.000 euro. In België, waar de bond handig om de vraag heen dribbelt, vindt Sportmagazine alleen dat de spelers die aan alle acht de kwalificatiematchen deelnamen elk 5000 euro verdienden.

In de aanloop naar de vriendschappelijke interland op de Heizel tegen Luxemburg wordt bij de Duivels een eerste spelersraad opgericht, met Julien Cools, René Vandereycken, Eric Gerets en Swat Van der Elst. Die raad weigert prompt een ploegfoto met een drankenproducent die zich zonder voorafgaand akkoord van de spelers aanmeldt.

Om zeep

Onder de titel ‘5 minuten tv’ vragen de reporters bedrijfsvoerder Marc De Windt van Marc Zeepcentrale wat hij in wielersponsoring ziet. ‘Eerst sponsorde ik een basketclub, Roeselare. Maar na een tijdje dacht ik: wat krijg ik voor mijn geld? Ze spelen in vierde klasse voor een paar honderd mensen. Wielrennen komt op tv, met foto’s in de kranten.’ Joseph Bruyère is één van de vier Walen in de ploeg. Het jaar ervoor had Marc vier Nederlanders: ‘Maar daar verkocht ik niets, dus heb ik er nu nog maar één en nam ik vier Waalse renners. We beginnen dit jaar namelijk ook in Wallonië te werken. Onze sportdirecteur, Patrick Lefevere, tot vorig jaar zelf nog renner, is een goed organisator.’ Zeepcentrale heeft ook voormalig Tourwinnaar Lucien Van Impe onder contract. ‘Je zou mijn omzet in de streek van Lucien, in en rond Mere, eens moeten zien.’ Na afloop van elke koers wil Marc zijn renners op het tv-podium zien, zelfs degenen die niet geïnterviewd worden. ‘Dat is toch telkens vijf minuten gratis publiciteit. Op het voetbal zie je de publiciteit niet.’ Zijn kompaan James Storme, ex-voetbalprof, weerlegt dat: ‘Ik werd betaald om voor een bepaald publiciteitsbord voor dood te blijven liggen. Ik kreeg een pak geld, recht in the pocket.’

Het eerste nummer

‘Het IJsboerke zint op wraak’ onderzoekt hoe IJsboerke-eigenaar Staf Janssens, op dat moment één van de grootste wielersponsors, en zijn voormalige Duitse kopman Dietrich Didi’ Thurau van gezworen vrienden in geen tijd aartsvijanden werden. De nieuwe kopman Daniel Willems – samen met Fons De Wolf hét aankomend talent in het Belgische wielrennen – antwoordt op de vraag wat hij daarvan vindt: ‘Ik weet nergens van.’ Het is zijn strafste quote.

Het eerste nummer

Hilarisch is de opening van een acht pagina lange situatieschets in de Belgische jumpingwereld (‘Het beste paard moet van stal’): ‘Je hebt er die een paard afdoen als een kop, een staart, vier poten en wat ribstukken. Iets om naast de eerste de beste ordinaire koe in het uitstalraam van de slager te leggen.’ Eric Wauters is in 1980 de beste ruiter van België. ‘Hij kan zelfs op een ezel een jumping winnen’, staat er, maar of hem dat ooit is gelukt, staat er dan weer niet bij.

IJshockey

Tijd voor zes pagina’s ijshockey. In België dan nog, onder de titel: ‘Eurocompetitie of dorpsvermaak?’ De enige Belgische ijshockeyclub in de Nederlandse topcompetitie, Olympia Heist-op-den-Berg, wordt getraind door een Pool. Er spelen tien Canadezen die voor zes maanden worden ingehuurd. Wonen, eten, vervoer; alles inbegrepen kost één speler de club amper 25.000 frank per maand, 600 euro. Peanuts, ook voor die tijd. De Nederlanders noemen Olympia ‘het vreemdelingenlegioen’. Soms betreedt in een wedstrijd geen enkele Belg het ijs. Herentals, Deurne, Brussels en Luik spelen met Belgen, maar wel een divisie lager, in de hoogste Belgische klasse. Zij trekken géén 1000 toeschouwers, zoals Heist.

Het eerste nummer

Ook Odette Meuter uit Charleroi, beste karabijnschutter in België, krijgt zes pagina’s. Na de Olympische Spelen van 1976 gaat ze op haar 42e ook mee naar Moskou, waar ze negende wordt in het karabijnschieten op 50 meter. ‘Schieten is een heerlijke sport, omdat je niet tegen anderen kampt. Het gaat uitsluitend tegen jezelf. We verdienen geen cent, er is geen publiciteit, er zijn geen toeschouwers.’ Odette, vandaag 81, heeft op dat moment een job bij ADEPS, de Franstalige tegenhanger van Bloso. Ze oefent vier keer per week en tracht gezond te leven: ‘Yoga, wandelen, zwemmen, een kop koffie en een trappist. Liefst ook nog een tweede.’ Santé, Odette!

Ook polsstokspringer Patrick Desruelles trekt naar Moskou. Met een sprong van 5,55 behoort hij ineens tot de wereldtop; het wereldrecord is op dat moment 5,71 meter. Hij traint in de zomer op de piste van het Beerschotstadion. ‘Volgens mij zijn er tien kanshebbers op olympisch goud. Negen anderen en ik.’ Voorwaar een erg bescheiden uitspraak voor een rasechte Antwerpenaar.

Een motorcrossverhaal gaat op zoek naar de Belgische opvolgers van wereldkampioenen Joël Robert en Roger De Coster. De Coster, die naar Californië verhuist, duidt André Malherbe aan als zijn opvolger in de 500 cc, samen met André Vromans. Bij de kwartliters wordt veel verwacht van Georges Jobé, terwijl in de 125 cc Gaston Rahier zijn leidersplaats moet afstaan aan Harry Everts, vader van Stefan Everts.

Het eerste nummer

Fresh Air

‘Vlucht over het Koekoeksnest’ is een voorbeschouwing op de basketplay-offs en een portret van het opkomende talent uit het Belgische basket. De 18-jarige Danny Mebis komt voorlopig nog uit voor de Antwerpse derdeklasser Oxaco.

Fresh Air kan een vierde opeenvolgende titel haast niet meer ontgaan, maar het gebeurt toch. De club met stamnummer 3 is opgericht in Schaarbeek, maar speelt na verhuizingen langs Jette en Molenbeek inmiddels in de Henri Simonetzaal in Anderlecht, de zaal aan de hoofdingang van het Lotto Park van RSC Anderlecht. Fresh Air, dat naar Belgische normen een gigantisch budget van negen miljoen frank (225.000 euro) hanteert, mikt op de Europese play-offs, maar de trainer moet in Wenen wel zelf op zoek naar de sporthal waarin gespeeld zal worden. Een paar jaar later gaat de club failliet. In 1989 wordt Fresh Air opnieuw opgericht in Jette waar het uitkomt in de Waals-Brusselse tweede klasse (Régional 2A).

Lokeren verdient kampioen te worden. Mijn eigen blauw-zwart, zeg maar lauw-zwart, bekoort me minder.’ columnist Johan Anthierens

Uiteindelijk wordt Racing Maes Mechelen kampioen, de ploeg van Willy Steveniers en van Ed Murphy, die goed is voor 30 punten per match. ‘De enige manier om hem te stoppen is hem op weg naar de sporthal op te pakken voor hardrijden’, staat er.

In het volleybal gaat de titelstrijd tussen twee ploegen die elk amper vijftien jaar oud zijn, maar niet lang meer te leven zullen hebben: uittredend kampioen Ibis Kortrijk zal na zeven landstitels in 1987 opgaan in Knack Roeselare. In 1980 moet het buigen voor het Brabantse VBC Ruisbroek, dat in die jaren wel nog de zaal vol krijgt, maar in 1983 uit de hoogste klasse zakt en een paar maanden later failliet gaat. ‘Bij gebrek aan sponsors, zoals zoveel volleybalploegen in die tijd’, zegt Roger Braillard, die de club mee oprichtte en later als manager van VC Lennik nog eens hetzelfde meemaakt. ‘Met dit verschil dat we bij Ruisbroek semiprofs hadden en bij Lennik profs. De ploeg die nu in Ruisbroek in derde provinciale volleybalt, is opgericht door mensen die toen bij ons in de zaal zaten als supporter.’

Het eerste nummer

Club kampioen

De slotreportage, gewijd aan Sporting Lokeren, stelt de vraag: ‘Bekroont de titel 10 jaar fusie?’ Het antwoord kunnen we al verklappen: nee! Al was het hen wel gegund, schrijft Johan Anthierens, één van de drie columnisten in die eerste jaargang in zijn mijmeringen onder de naam ‘Spelbederf’: ‘Lokeren verdient kampioen te worden, het is de enige equipe die maandenlang aangenaam verrast. Maar ik denk dat RWDM kampioen wordt, met Lokeren en Standard op plaatsen twee en drie. Mijn hoogsteigenste blauw-zwart, zeg maar lauw-zwart, bekoort me minder.’ Anthierens heeft een schitterende pen, maar geen goeie glazen bol. Lokeren eindigt door een te krappe kern en tal van blessures pas vierde. Club haalt het in de eindsprint van Standard. RWDM wordt derde, Anderlecht pas vijfde. Charleroi en Sporting Hasselt degraderen. De Limburgers halen amper tien punten, het laagterecord.

Het eerste nummer

De andere columnisten in die beginperiode zijn Nic van Bruggen en Jan Mulder. Van Bruggen is bij een thuiswedstrijd van New York Cosmos – dat gemiddeld 47.000 kijkers lokt, 30 goed betaalde profs telt en slechts één Amerikaan in de basis heeft – het meest onder de indruk van het scorebord, dat met computergestuurde aanmoedigingen voor extra sfeer zorgt. Toen Van Bruggen pr-man Chuck Adams vroeg of de club ook een jeugdopleiding had, antwoordde die verbaasd: ‘ Why?’

Mulder onthult onder de titel ‘Anderlecht-Standard’ waarom hij uiteindelijk voor Anderlecht tekent, en niet voor Standard, en wat dat zoal tot gevolg kan hebben: ‘Een Luikenaar vroeg me een handtekening en reikte me door het raampje van mijn auto een papier toe. Ik schreef het op en zei vriendelijk: voilà. Daarop ging de fan uit Luik voor mijn auto staan, scheurde het blaadje in tien stukken, veegde zijn handen af en liep weg.’ Na zijn eerste wedstrijd voor Anderlecht met de reserven ontvangt Mulder een enveloppe met de premie van 2400 frank (60 euro) die hij geschrokken teruggeeft: ‘Dat mag niet, hoor.’

Op de voorlaatste pagina staat een oproep om vragen te sturen naar de lezersrubriek: ‘Het laatste woord’. ‘Niet dat wij altijd het antwoord weten, zo slim zijn wij nu ook weer niet. Maar we kunnen het wel voor u opzoeken.’

Daar staat ook de quiz ‘Wie weet meer’ … dan Walter Meeuws, in dit geval. De Rode Duivel weet het juiste antwoord op vier van de tien vragen, en merkt terecht op: ‘Verdomme, geflest.’

Om uw kennis te testen nog eens de laatste vraag: ‘Wie van deze drie Belgische boksers heeft nooit een gevecht geleverd tegen Sugar Ray Robinson? Cyriel Delannoit, Milo Saerens of Karel Sys?’

De oplossing staat op pagina 12.

Van het eerste nummer van 20 maart 1980, welteverstaan.

Het eerste nummer
Het eerste nummer
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content