Karel Geraerts (Standard) is thuis niet de enige die het tot profvoetballer schopte. Van de gebroeders Geraerts is hij zelfs de enige die nog niet voor een buitenlandse club speelde.
De Geraertsen zijn een landbouwersvolk uit Opgrimbie (Maasmechelen). Vader Luc zou als teenager ooit in de belangstelling van Standard Luik gestaan hebben, maar werkte sindsdien toch vooral hard op de boerderij. Kippen fokken, granen telen, kerstbomen kweken. Onlangs startte hij voor zijn drie zonen een bedrijf in parketvloeren op. NV WIKARO : Wim (25), Karel (22) en Roeland (21). Jonge mannen die weten wat arbeiden is en die graag voetballen.
Wim : “Roeland was onze keeper destijds.”
Roeland : “En die heeft veel tranen gelaten ( lacht), héél veel zelfs. Ballen tegen mijn hoofd en…”
Karel : “Wij deden dat niet met opzet, hoor. Het was zijn eigen schuld, hij sloeg naast de bal.”
Roeland : “En de scheldwoorden kwamen ook meestal in mijn richting en daar kon ik vroeger heel slecht mee omgaan.”
Karel : “Ik werd zelf ook niet gespaard.”
Luc : “Karel was vroeger een kleine dikkerd en daar werd mee gelachen, hé.”
Wim : “Hij at graag snoepkes vroeger.”
Luc : “Het zijn drie totaal verschillende, vind ik. Wim is de avonturier. Hij is vrij nieuwsgierig van aard en wil de wereld zien.”
Roeland : “Wim kan je overal neerpoten, hij zal overal zijn plan trekken. Ooit belde hij naar huis : ‘Zeg tegen mama en papa dat ik in Parijs zit. ‘ Waarop ik : ‘Ah, dus kom je niet eten ?’ Dat typeert Wim.”
Wim : “Ik heb vrij intensief gesnowboard en in de zomer trek ik graag de bergen in. Rotsklimmen, bungeejumping, kajakken. Het zou kunnen dat ik ooit in een ver land woon, Australië of Canada bijvoorbeeld, maar hier definitief vertrekken, zal ik nooit doen.”
Luc : “Roeland is de handige Harry, op alle gebied. De organisator.”
Karel : “Wat sluwer dan Wim, die het hart op de tong draagt.”
Luc : “Wim is impulsiever, hij handelt meer zonder nadenken. Karel is de stilste. Hij zal niet veel zeggen, maar het doen. Hij ziet het goed en pikt ook zeer snel op. En hij is een doorzetter. Wim ook, maar hij wil sneller resultaat zien.”
Sittard
Luc : “Wim is de snelste, de explosiefste en hij kan goalen maken. Roeland was eerst keeper, hij kreeg met dertien, veertien jaar echt zin in voetballen.”
Wim : “Ik voetbalde bij de A-jeugd van Sittard en bij Genk, maar moest door zware blessures, onder andere een afgescheurde patellapees, afzakken naar Veldwezelt. Ook daar raakte ik geblesseerd. Ik was ondertussen twintig jaar en al aan het werken. Zo is het met mij gegaan. Nu speel ik bij AA Rekem Sport. Ik scoor vlot, ik zit aan vijftien, maar het plezier is aan het weggaan. Omdat ik door mijn werk in een drieploegenstelsel bij een verzinkbedrijf niet altijd kan trainen en omdat er in het leven andere zaken zijn die ik graag doe.”
Karel : “Wim was uitzonderlijk snel en had Tor-instinct. Dat heeft hij nog altijd, alleen de fysiek ontbreekt.”
Luc : “Wim drinkt graag een pintje.”
Karel : “En de ene kan er beter tegen dan de andere. Ik bedoel : hij drinkt wel veel, maar sportief kan zijn lichaam daar niet tegen. Had hij na zijn blessure zoals ik na de mijne de nodige discipline opgebracht en minder gelééfd, dan waren we nu misschien over hem bezig – of over beiden.”
Wim : “Ik ben wie ik ben, en ik leef zoals ik ben. Als er iéts is dat ik Karel benijd, dan is het misschien… een vol stadion kunnen binnenkomen. Roeland maakte dat ook nog effe mee.”
Roeland : “Ik ben twee jaar prof geweest bij Fortuna Sittard. Ik was er rechtsback, maar kende knieproblemen. Dit seizoen ben ik aangesloten bij Rapid Spouwen, maar met nieuwjaar ben ik geopereerd aan beide knieën. Ik hoop binnen twee, drie maanden weer op het veld te staan.”
Wim : “Roeland is een slimme speler en goed in duel. Een fitte Roeland kan op hoger niveau mee. Ik bewonder hem, tijdens zijn revalidatie : zo hard werken !”
Karel : “Ik denk dat hij een beetje karakter van mij overnam.”
Wim : “Bij Karel is het met dertien, veertien jaar…”
Roeland : “… in één keer gebeurd.”
Wim : “Ik voetbalde toen beter dan hij, ik zat in de Limburgse selectie en vertrok naar Fortuna Sittard. Daar heeft hij zich aan opgetrokken. Toen is hij echt intensief beginnen voetballen. De dagen dat er geen training was, ging hij lopen.”
Roeland : “Hij is toen als een pijl de hoogte in gegaan, zo snel boekte hij vooruitgang. Maar dat intrinsieke – dat doorzicht, die steekballen, dat harde schot – heeft er altijd ingezeten. Ik herinner mij nog goed dat hij bij de gewestelijke miniemen van Cercle Maasmechelen werd doorgeschoven naar de kadetten, dat we op een heel seizoen slechts twee keer gelijkspeelden en voor de rest vooral zware nederlagen leden. Twee keer tegen Sint-Truiden en niet toevallig twee keer toen Karel meedeed. Ik weet nog dat hij een vrijschop van drie, vier meter voor de middencirkel binnenknalde. Ongelooflijk. Dat loopvermogen had hij toen ook al, maar hij was minder snel. Een tijdje voor hij naar Genk vertrok, begon hij afgetraind te geraken.”
Wim : “We zijn alledrie wel veel met ons lichaam bezig geweest en nog altijd, zij het minder intensief. Onze buurman, die ooit een goede spits is geweest in tweede, derde klasse, zei mij op een dag dat ik moest beginnen pompen, omdat mijn longen en mijn borstkas groter zouden worden. Ik ben daarmee begonnen en merkte al snel dat ik steviger werd in duels. Later maakte ik op school in mechanica een drukbank en vroeg ik met kerstmis een baar en gewichten. Daar zijn we allemaal wel veel mee bezig geweest, moet ik zeggen.”
Roeland : “Ik heb er veel bewondering voor gehad toen Karel hier op de leeftijd van zestien jaar wegging naar Brugge.”
Karel : “In het begin was dat niet gemakkelijk. Je komt er toe op school en denkt : waar zit ik hiér ergens ? Was ik maar niét gekomen ! Maar na een tijd maak je vrienden en probeer je je daar toch te integreren. Mijn ouders kwamen ook ieder weekend af, mijn broers ook al eens. Was ik vrij in het weekend, dan kwam ik naar hier. En toen ik 18, 19 was, leerde ik er mijn vriendin kennen en veranderde alles er een beetje.”
Roeland : “Wij hebben altijd allemaal geweten dat hij er zou komen. Als je naar een wedstrijd ging kijken, stelde hij heel zelden teleur.”
Wim : “Bij de nationale beloften was hij kapitein en ook daar drukte hij iedere keer zijn stempel op de wedstrijd.”
Roeland : “Altijd goede commentaren gehad ook. Een werkpaard, altijd daar voor de ploeg. Ik weet nog dat destijds na de supercup in Genk Bernd Thys zei dat Brugge de opvolger van Simons, die toen in de belangstelling van Schalke 04 stond, al had lopen.”
Karel : “Ik denk dat ik een jaar te lang in Brugge ben geweest.”
Roeland : “Karel, denk ik, weet al lang van zichzelf dat hij het niveau van een topclub aankan. Daarom is hij altijd blijven doorzetten. Nu komt het er allemaal ineens uit.”
Standard
Karel : “Veel mensen vroegen mij wat ik in Standard ging doen. Speciale club, die transfers en zo, terwijl ik fier was te kunnen melden dat ik voor Standard had getekend. Na heel goede gesprekken met Michel Preud’homme en Pierre François wist ik dat ik in een topclub mijn kans zou krijgen en er mij zou kunnen tonen.”
Luc : “Het belangrijkste was : een club waar hij mocht spelen. Club Brugge was ook een goede club voor Karel, maar het is Standard geworden.”
Wim : “Maar ik denk niet dat hij het zich al beklaagde.”
Karel : “Brugge was ook mooi, zeker naast het voetbal. Stijn Stijnen, Tim Smolders en Hans Cornelis zijn hier onlangs nog geweest voor een verjaardagsfeestje van mijn vriendin. Ik ga in Brugge af en toe nog wel eens in het centrum wandelen. Heel fijn.”
Roeland : “Ik verwachtte wel dat hij zou slagen, maar niet dat hij zoveel voor de goal zou opduiken.”
Wim : “Op het gepaste moment infiltreren, is een kwaliteit van hem en die goals zijn mooi meegenomen, maar het belangrijkste is het verdedigende werk dat hij voor de ploeg verricht.”
Luc : “Je moet de juiste man op het juiste moment tegenkomen. Ik twijfelde er nooit aan dat zijn dag ooit zou komen.”
Roeland : “Als je talent en doorzettingsvermogen hebt, als je na grote tegenslagen nog blijft doorgaan, dan komt ooit je moment.”
Karel : “Niemand kende mij bij Standard, maar misschien was dat wel een voordeel. Ze hadden ook geen hoge verwachtingen in mij. Voor mij was het een andere club, een andere taal en allemaal nieuwe spelers, maar ik ben er gewoon binnengegaan, vriendelijk geweest tegen iedereen en verder gewoon mezelf geweest.”
Luc : “Karel is een rustige jongen, hé.”
Karel : “Er is druk, maar daar denk ik niet aan. Hoe meer druk, hoe beter ik geconcentreerd blijf en hoe meer ik ernaar toeleef. En dan : gewoon het veld op en je amuseren. Ik mocht Europees debuteren en scoren. In de competitie mag ik iedere match meedoen en het loopt het zeer goed. Ik kan samenspelen met De-flandre, Leonard, Conceiçao, Rapaic. Voor een jonge voetballer als ik, is dat een droom. Wat ik zo chic aan Standard vind, is dat het op papier wel veel vedetten telt, maar op het veld…”
Luc : “… staat er een ploeg, hé.”
Karel : “Momenteel een heel goede ploeg. We geven heel weinig weg, spelen erg gevarieerd over de grond, creëren veel kansen. Ik kijk wel uit naar de wedstrijd tegen Club Brugge, eerlijk gezegd. Dat wordt een cupmatch. Brugge is thuis heel sterk en heel moeilijk te pakken, wij zijn heel goed bezig. Beide de punten nodig, vol stadion… Dat zijn de mooiste matchen. Er staat nog veel te gebeuren voor mij.”
Wim : “Er wordt al over de nationale ploeg gepraat, ja, maar hij moet gewoon zo voortdoen. We zien wel wat er komt.”
Karel : “De nationale ploeg is geen doel op zich. Maar de lijn van Standard daar doortrekken, zou ik wel heel graag doen. Omdat ik nog een typisch Belgische speler ben, met de Limburgse mentaliteit.”
Luc : “Dat is zo, hé.”
Roeland : “Een echte ploegspeler.”
Wim : “Een steek oprapen van een ander doet hij zonder problemen.”
Luc : “Hij dwingt op die manier respect af.”
Karel : “Ik voel mij goed in mijn vel, dat is wat telt.”
Moeder
Luc : “Talent hadden ze alledrie, dat zag je meteen.”
Karel : “Maar daar stonden wij niet bij stil. Tot mijn achttiende dacht ik er nooit aan om profvoetballer te worden. Ik was gewoon aan het voetballen.”
Luc : “Dat hield hem ook recht, de liefde voor het spel. Anders houd je dat niet vol met wat hij meemaakte.”
Wim : “Nu nog, buiten het seizoen of zo, belt hij soms : ‘Gaan we ballekes trappen of gaan we lopen ?'”
Luc : “Ze konden hun jeugd zonder druk beleven, maar werden er toch op gewezen dat het niet vanzelf gaat.”
Wim : “We mochten zelf veel uitzoeken, maar kregen ook altijd raad en steun. En wie we in dit verhaal zeker niet mogen vergeten, is onze moeder, die voor ons allemaal zeer belangrijk is geweest. Zij heeft ook heel veel moeten opofferen. De was doen, altijd klaarstaan…”
Roeland : “Veel moeten verdragen. Als we eens geblesseerd zijn, altijd maar klagen. Want je moet je verhaal érgens kwijt kunnen, hé.”
Karel : “Ook mijn vriendin maakte van alles mee. Want tijdens blessures ben ik niet de fijnste man. Slecht gezind, altijd zagen. Tijdens mijn eerste zware blessure, mocht ik acht weken niet steunen. Dus was zij dan dat rolstoeleke aan het duwen. Altijd bij mij, haar vakanties opgeofferd voor mij. Van Brugge meegekomen naar Opgrimbie, moet ze nu drie keer op en af naar Menen, waar ze parttime les geeft. Dat is toch ook niet niks !”
Christian Vandenabeele
‘Niemand kende mij bij Standard, maar misschien was dat wel een voordeel.’ (Karel Geraerts)
‘Karel was vroeger een kleine dikkerd en daar werd mee gelachen.’ (vader Luc)
‘Dat doorzicht, die steekballen, dat harde schot hebben er altijd ingezeten.’ (broer Roeland)
‘We zijn alledrie wel veel met ons lichaam bezig geweest.’ (broer Wim)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier