Millwall FC, de meest beruchte club van Engeland. Dwars en tegendraads, maar authentiek gebleven. Op stap in Zuidoost-Londen, ‘Het Venetië van de riolen’. Met een bang hart.

‘Zéker niet doen. In South Bermondsey heb je ’s avonds niets te zoeken. Gevaarlijk’, waarschuwt een medewerker van het toerismekantoor in London Bridge Station, een van de grootste metrostations in de Borough of Southwark, het district in het zuidoosten van Londen dat tegen de Theems aanschurkt. ‘Wat wil je daar trouwens doen?’ Een blik vol vraagtekens. ‘Een bezoek aan Millwall Football Club? Hmm…’ De volgende klant wacht, de wenkbrauwen gaan nog een keer omhoog.

Buiten lijkt het best mee te vallen. Het matige zonnetje weerkaatst op The Shard (De Scherf), met 310 meter het hoogste gebouw van West-Europa en volledig in glazen panelen opgetrokken. Een kunstje van Renzo Piano, de architect die ook het Centre Pompidou tekende. De journalisten van Al Jazeera betrekken de 16e verdieping, bijna helemaal bovenaan kijken de gasten van het vijfsterrenhotel Shangri-La (545 euro/nacht) op London Bridge neer.

Het uitzicht op de 72e verdieping is buitengewoon. In The City, net over de Theems en het financiële hart van de stad, lijkt de ooit zo trotse St Paul’s Cathedral een veredeld kapelletje. Weggeduwd door The Walkie- Talkie, The Cheesegrater (De Kaasrasp) en The Gherkin (De Augurk), drie skyscrapers die Londen een nieuw gezicht gaven.

180 graden zuidoostwaarts is minder fraais te zien: South Bermondsey. Monotone appartementsgebouwen van drie of vier verdiepingen, een doolhof van smalle straatjes, braakliggend land, hangars met verweerde daken, een voetbalstadion. Ongeveer drie kwartier stappen door herontwikkelingsgebied in het gezelschap van Garry Robson, levenslang Millwallfan en docent stedelijke sociologie aan de University of East London. ‘Welkom in het district waar de tijd heeft stilgestaan. Deze streek wordt al sinds 1800 gemarginaliseerd. Een groot aantal romans van Charles Dickens, onder meer Oliver Twist, speelt zich hier – op Jacob’s Island – af. Het Venetië van de riolen.’

Vandaag is Jacob’s Island een exclusieve buurt, waar oude pakhuizen in exclusieve lofts werden omgetoverd, maar het stereotype beeld is bewaard. ‘Boven de Theems het geciviliseerde noorden, onder de rivier het barbaarse en achterlijke zuiden. Het huis in Old Kent Road, de straat die Southwark in tweeën snijdt, is niet toevallig het goedkoopste op het Monopolybord. Clichés genoeg hoor. In de koffers van auto’s uit het noorden vind je golfclubs, hier baseballknuppels of shotguns. (lacht) Die demonisering stimuleert de verbondenheid, ook bij de voetbalclub.’

MISERIE, MISERIE

Zampa Road, het laatste stukje naar de hoofdingang van The Den, sinds 1993 thuishaven van Millwall FC. We stappen door een smalle tunnel, zelfs op een zonnige namiddag druipt het water langs de muren. Er wordt pas vanavond gevoetbald, tegen Doncaster Rovers godbetert, maar aan het Millwall Cafe zijn de eerste fans al toegestroomd. Nog een uur of zes ales of bitters hijsen… Een sfeerloze hangar, het dak in blauw geverfd, met zware houten banken op het ’terras’.

Kev, een veertiger met stoppelbaard, wil wel praten, maar blijkt nogal kort van stof. ‘It’s a fucking season, maar dit is meer dan een voetbalclub. It’s a way of life.’ Geen goed seizoen, maar dat zijn ze gewend bij het voetbalkneusje van de Engelse hoofdstad, dat tot in 1988 als enige Londense club nooit in de hoogste afdeling voetbalde. Tot John Docherty, een nobody die Brentford FC en Cambridge United had getraind, op The Den langs Cold Blow Lane neerstreek en The Lions voor het eerst in hun geschiedenis naar de First Division (sinds 1992 Premier League) promoveerden.

Geweldige tijden. Tony Cascarino en Teddy Sheringham – op zijn 16e prof geworden bij Millwall – die elk vijftien goals scoorden. De eerste rechtstreekse tv-uitzending begin 1989, meer dan 15.000 toeschouwers die in het aftandse en uitgewoonde stadion op elkaar gepakt zaten, een paar weken trotse leider…

Voorzitter Reg Burr liet plannen tekenen voor The New Den, op anderhalve kilometer van Cold Blow Lane, maar nog voor de eerste steen was gelegd, voetbalde de club opnieuw in tweede klasse. Drie jaar na de bouw zelfs in League One, derde afdeling, waar ze momenteel in de middenmoot ronddobbert. Het laatste hoogtepunt dateert van 2004, toen speler/manager Dennis Wise de tweedeklasser voor de eerste keer naar de finale van de FA Cup leidde, maar Cristiano Ronaldo en Ruud van Nistelrooy (2) tikten Manchester United naar een elfde beker. Bob Peeters, samen met Christophe Kinet de enige Belg die de kleuren van Milwall ooit verdedigde, was er in die finale niet bij.

‘Hier was het one big misery‘, lacht Kev. Gesticht in 1885 als Millwall Rovers, niets gewonnen, een paar keer het faillissement vermeden, steeds weer nieuwe eigenaars, vorig seizoen uit de Sky Bet Championship gedonderd. En toch: een traditie van passie, moed en trots. Een klauwende leeuw, geen logo dat het gevoel van zijn trouwe fans beter omschrijft. In de jaren zeventig en tachtig werden de club en haar supporters gebrandmerkt als verpersoonlijking van voetbalhooliganisme, xenofobie en racisme. Buiten Zuidoost-Londen, eenmaal de docklands uit het zicht verdwenen zijn, is Millwall FC nog altijd het hart van de duisternis.

Kev: ‘They love to hate us, maar we zijn wel authentiek gebleven. Een club van arbeiders, die een hekel hebben aan ‘de nieuwe voetbalsupporter’, hoofdzakelijk in de rijkere middenklasse gerekruteerd. En waar de meeste clubs hooliganisme afzweren, zijn we nog altijd bereid om voor onze grond te vechten.’ En, trots: ‘Bezoekende fans weten dat het niet vanzelfsprekend is om hier na de match veilig weg te raken. Alle straatjes lijken voor hen op elkaar, maar we kennen ons territorium en duiken soms vanuit het niets op. Bam!’ (slaat hard met de rechtervuist op zijn handpalm) We hebben nog een record: ons stadion werd door de voetbalbond al vijf keer gesloten, niemand in de league deed ooit ‘beter’…’

HET MANNENKOOR

‘Voor foto’s moet je toestemming aan de club vragen’, klinkt de securityman aan het grote hek ernstig. Beleefd, maar kordaat, het gezicht uitgestreken. Een telefoontje naar de persverantwoordelijke, die even later in jeans en beduimeld T-shirt komt aangelopen. Voor een korte rondleiding is het te druk (‘Straks match’), enkele foto’s nemen kan wel. Van de blauwe Millwall Routemaster Bus, een oude dubbeldekker waarmee de club jaren geleden door de stad toerde en promotie voor zijn thuiswedstrijden maakte. Op de zijkant staat: Let ‘em all come down to The Den. We moeten vanavond absoluut komen kijken. ‘Het wordt een spectaculaire match in een bijzondere omgeving. Ik regel een kaartje. Tot ziens.’

Millwall FC, voor eeuwig en altijd met geweld en racisme geassocieerd. ‘Een imago waar de club niet van af raakt’, zegt Garry Robson. ‘Veel heeft te maken met de bevolkingssamenstelling van Southwark. 300.000 inwoners, maar in tegenstelling tot andere boroughs vooral een ‘witte buurt’: ruim 63 procent blanke Britten en Ieren, slechts 24 procent inwoners met roots in Afrika en de Caraïben. Indiërs, Pakistanen, Arabieren en Aziaten zijn hier in de minderheid.’

Dat vertaalt zich in de tribunes. ‘De andere Londense clubs rekruteren supporters in het hele land – sommigen zelfs in het buitenland -, this is a local thing. De fans komen bijna allemaal uit Southwark, waar Labour sinds jaar en dag aan de macht is. Tot begin de jaren zestig was dit de enige club waarvan de thuiswedstrijden pas op zaterdag om kwart na drie begonnen – in plaats van om drie uur -, zodat de havenarbeiders eerst hun shift konden afwerken en dan naar The Den afzakken.’

Aan het Millwall Cafe is het ondertussen rustig. ‘De meeste mates zitten nu al in de pubs rond Londen Bridge’, zegt Jeff. De werkloze dokwerker volgt de club sinds jaar en dag en heeft ook dit seizoen nog geen match gemist. Niet vanzelfsprekend, met tripjes naar Blackpool of Fleetwood Town, dik vijf uur rijden (enkele rit). ‘Soms boeken we een hotelletje voor een nacht. Als ze ons binnenlaten.’ (lacht)

Hij vertelt het verhaal van enkele fans die door hun slechte reputatie nergens een hotel meer konden boeken en kamertjes probeerden te versieren als leden van een Londens schaakteam of postzegelverzamelaars. Te doorzichtig, tot ze in Bradford 18 kamers voor de tournee van het ‘prestigieuze’ Bermondsey Male Choir kregen. Een mannenkoor… ‘De hotelmanager wist hij niet wat hij zag toen de mates incheckten.’ (schatert)

DE ‘VOORBEREIDING’

Terug naar London Bridge. Het zonnetje schijnt nog altijd, in Stoney Street staat een vijftigtal voetbalfans in jeans en hoodie voor The Market Porter. Iedereen kent iedereen, het Belgisch bezoek wordt argwanend bekeken. Sommigen willen ‘hun’ verhaal wel vertellen, anderen draaien de rug en gooien er nog een ‘fuck off!’ tegenaan. Niet agressief, maar aandringen hoeft niet.

‘Ik was in Boedapest toen we in 2004 onze eerste Europese uitwedstrijd speelden. Kansloos (1-1 in Londen, 3-1 op Ferencváros, nvdr), maar het was geweldig’, zegt Alan, een kolos: om en bij de 130 kilogram voor 1m90, hoofd rechtstreeks op de schouders gemetseld, indrukwekkende bierbuik. ‘Er kan een bowlingbal in’, schatert de ‘nekloze’, die zijn shirt naar boven trekt en trots op de getatoeëerde klauwende leeuw klopt.

‘Oh ja, Ferencváros… We waren met meer dan 5000, terwijl er dat seizoen gemiddeld 11.000 supporters in The Den zaten. Vijf onvergetelijke dagen. Bier, coke en een paar bokswedstrijdjes. (lacht) We hebben die Ultras alle hoeken van Boedapest laten zien, ook al waren we niet eens op volle sterkte. Want op de luchthaven van Stansted werden sommige lads, die nog openstaande boetes hadden of tegen wie een arrestatiebevel was uitgevaardigd, meteen opgepakt.’

Het groepje lacht en begint te zingen. Een klassieker, op de tonen van Que Sera, waarmee Doris Day de wereld veroverde.

When I was just a little boy

I asked my father what will I be

Will I be Arsenal? Will I be Spurs?

Here’s what he said to me:

Millwall… Millwall… Millwall…

Ook de George Inn, om de hoek, zit volgepakt. Opvallend: stuk voor stuk blanke mannen tussen dertig en veertig. ‘Maar in onze club zijn donkere jongens ook welkom’, benadrukt er eentje. ‘Zoals Jimmy, die we sinds zijn komst in 2008 als een van ons beschouwen.’

Jimmy is de roepnaam van Nadjim Abdou, in januari 2013 de eerste zwarte moslimkapitein. ‘Hij belichaamt de waarden van de club: toegewijd, nooit opgeven, hard werken’, omschrijft hij de 31-jarige international van de… Comoren, een eilandengroep in de Indische Oceaan. En: tweevoudig Speler van het Jaar (2012, 2015) bij The Lions. ‘Neen, racistisch zijn we niet.’

AMERIKAANSE EIGENAAR

De avond is gevallen boven Londen. De cafés rond London Bridge lopen leeg, The Den wacht. Naast de fanshop hangt een indringende geur van gefrituurde uienringen, hamburgers en hotdog. Aan een verkoopstandje hangen sjaals en T-shirts, met de veelzeggende opdruk: NO ONE LIKES US, WE DON’T CARE. Op een ander shirt staan de Amerikaanse cartoonhelden Beavis & Butthead afgebeeld, de broek naar beneden en boven hun harige konten de tekst: West Ham can kiss my arse!

De fans trekken naar de tribunes. Voetballen op een dinsdagavond tegen een matige tegenstander (Doncaster Rovers) in derde afdeling, maar toch zitten ruim 8000 toeschouwers in de tribune. Wanneer de twee teams het veld betreden, weerklinkt het clublied Let ‘em come van Roy Green, een kitscherig marcheernummertje. Voor het laatste lijntje tekst veren de thuissupporters in The Dockers Stand en The Cold Blow Lane Stand massaal recht, de armen wijd open gespreid: Let ‘em all… come down… to The Den!

Na vijf minuten opent Steve Morison de score, geen drie minuten later doet de geboren Londenaar en ex-international van Wales dat nog eens over. 2-0, match gespeeld, wat volgt, is voetbal zoals we het ooit in doffe zwart-witbeelden zagen. Beren van verdedigers, potige duels, ballen die hoog door de lucht worden getrapt, spelers die als blinde kippen van links naar rechts en van voren naar achteren hollen. Maar op The Den smullen ze.

Nog een clubsong, waarmee ze de voetbalwereld tot ver buiten Engeland hebben veroverd.

No one likes us, no one likes us

No one likes us, we don’t care!

We are Millwall, super Millwall

We are Millwall from The Den!

Het blijft 2-0, een bloedeloze wedstrijd. ‘Great game, no?’, zegt de persverantwoordelijke, terwijl hij de Amerikaanse eigenaar John G. Berylson door The Barry Kitchener Stand (zie kaderstukje) loodst. In de hoofdtribune weerklinkt ‘USA, USA, USA…’ ‘De fans houden van onze voorzitter.’

Een specialleke, die sinds zijn komst in 2008 ruim 25 miljoen euro in de club heeft gepompt. Afgestudeerd aan Harvard Business School, Vietnamveteraan en succesvol zakenman, die nog voor George Gillett en Tom Hicks Liverpool FC probeerde te kopen. De geschiedenis van de club schrikte hem niet af, maar de supporters zaten niet meteen op een buitenlandse investeerder te wachten. ‘Er waren geregeld aanvaringen met de fans, maar hij ging geen enkele confrontatie uit de weg’, weet de persverantwoordelijke. ‘Ik herinner me nog een avond waarop hij werd uitgescholden en tegen een paar kerels zei: ‘Kom, we gaan het buiten uitvechten.’ (trots) Daar hadden ze natuurlijk geen zin in.’

Nog een biertje in het Millwall Cafe, een half uur na de wedstrijd bijna verlaten. De uitbater, dik de zestig voorbij, omschrijft het Millwall uit zijn jeugd, toen het nog langs Cold Blow Lane voetbalde. ‘Tussen 1964 en 1967 hebben we 59 matchen na mekaar niet verloren op The Den. Als je rondkeek, dan wist je meteen waarom. De bus van de bezoekende teams moest zich door de smalle straatjes wringen, links en rechts uitgewoonde huizen en fabriekjes. Grijs was de dominante kleur. De kleedkamer voor de bezoekers was klein en donker, een toilet van British Rail had meer charme. (lacht) De grasmat was hobbelig, het veld klein en we ademden bijna in de nek van de spelers. Alleen de dappersten bleven overeind.’ Hij zucht nog een laatste keer. Sluitingstijd. Toch maar de trein nemen. We stappen door de smalle tunnel op Zampa Road, bezaaid met lege bierblikjes. Het ruikt naar pis.

DOOR CHRIS TETAERT IN ENGELAND – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Het huis in Old Kent Road, de straat die Southwark in tweeën snijdt, is niet toevallig het goedkoopste huis op het Monopolybord.’ – GARRY ROBSON

‘They love to hate us, maar we zijn wel authentiek gebleven.’ – SUPPORTER KEV

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content